Enkele voorbeelden waaruit blijkt dat Israël de spil is waarom, naar de raad en de verkiezing van God, heel de wereldgeschiedenis draait. Er zijn wel meer grote rijken geweest, denk maar aan China, de Azteken en de Inca’s, maar alle hieronder genoemde rijken staan in relatie met het volk Israël. Er zullen wel meer oorlogen gevoerd zijn in de tijd van Abraham, maar alleen de oorlog van Abraham tegen Amrafel en andere koningen is in de Bijbel vermeld (Gen.14). Ook het optreden van de Perzische koning Kores staat in dat teken: ‘Ter wille van mijn knecht Jacob’ zegt Jesaja 45:3. Het boek Esther speelt zich af ten tijde dat de koning Xerxes of Ahasveros zijn expeditie ondernam tegen Griekenland en hen overwon. Maar eigenaardig genoeg wordt deze overwinning in het boek Ester juist overgeslagen, terwijl er uitsluitend aandacht wordt besteedt aan de gebeurtenis met de Joden. Dat was in het verleden zo, maar ook in onze tijd zien we dat ‘Jeruzalem, de steen is die elke natie zal moeten heffen, en allen zullen zich deerlijk verwonden’ (Zach.12:3). De hele wereldgeschiedenis draait zich om Gods volk, Israël! Dit is ook de reden dat andere landen en continenten nauwelijks in de Bijbel worden vermeld, omdat ze niet in enige relatie tot het volk Israël staan.
De onzichtbare machten
Achter de zichtbare manten (landen of rijken) gaan onzichtbare geestelijke machten schuil. (1) De ‘vorst van het koninkrijk der Perzen’ (of: de vorst der Perzen; Dan.10:3, 20). (2) De ‘vorst van Griekenland’ (Dan.10:20). (3) ‘Michaël, een der voornaamste vorsten’ oftewel ‘uw vorst Michaël’, d.w.z. de vorst van Israël (Dan.10:21; 12:1).
De zeven wereldrijken
In Openbaring 17:7-9 wordt gesproken over het ‘beest’ een wereldmacht die bij de komst van Christus vernietigd zal worden. In Openbaring 17:10 staat dat de zeven koppen, zeven koningen of koninkrijken zijn, die hieronder vermeld zijn. Wat nu voor ons van belang is, dat zijn de twee laatste koningen of koninkrijken: de Romeinen en het Rijk van Christus.
(1) Egypte – Farao De uittocht – Exodus
(2) Assyrië – Sanherib (2Kon.18 e.v.)
(3) Babel – Nebukadnezar
Koning van de ballingschap en tijdgenoot van Daniël.
De laatste vier koninkrijken verschijnen ná de terzijdestelling van Israël (Hos.1:6-12). Deze periode wordt met de uitdrukking ‘de tijden der volkeren’ vermeld in Lukas 21:24; (zie ook: Dan.2:36-38, 12:7; Op.11:2). De ‘tijden der volkeren’ is de tijd dat niet langer Jeruzalem het centrum van de wereld is, maar het volkerenhoofd van de opeenvolgende rijken, het middelpunt van de wereld vormt. Dat Jeruzalem niet meer het centrum is houdt in (1) dat er geen Davidische koning meer op de troon zit (Hos.3:4-5), (2) de Sjechina niet meer woont in de tempel (Ez.10:18), en (3) dat er geen openlijke erkenning meer is van God; Lo-Ammi – Niet-Mijn-Volk (Hos.1:9; 2:22).
De laatste vier rijken vinden we terug in het beeld van Nebukadnezar (Dan.2) en in de vier dieren, maar dan in omgekeerde volgorde (Dan.7).
(4) Medo-Perzië – Kores de koning die de terugkeer van een gedeelte van de Joden naar Jeruzalem toestond onder Ezra en Nehemia.
(5) Griekenland – Alexander de Grote – (323 – 313 v.Chr.).
(6.A) Romeinen – De eerste heerser Augustus (63 v.Chr. – 14 n.Chr.)uitgebeeld in het beeld van Nebukadnezar door twee benen: het Oost- en West Romeinse rijk.
Hierna zou het rijk van Christus gekomen moeten zijn, maar deze is uitgesteld omdat de Joden Jezus verworpen hebben. ‘Wij willen niet dat deze over ons regeert’ (Luk.19:14; Joh.19:16).
(6.B) Romeinen – De laatste heerser het ‘beest’ uitgebeeld door tien tenen (koningen). Volgens veel uitleggers zou dat de Europese Unie kunnen zijn.
(7) Rijk van Christus.
Het beeld van Nebukadnezar (Dan.2:30-47)
‘(30) Mij nu (Daniël), is deze verborgenheid geopenbaard, niet door een wijsheid, die ik zou bezitten boven alle levenden, maar opdat de uitleg de koning bekend zou worden gemaakt, en dat gij de gedachten van uw hart zoudt kennen. (31) Gij, o koning, had een gezicht, en zie, er was een groot beeld. Dit beeld was hoog, en de glans ervan was buitengewoon; het stond vóór u, en de aanblik ervan was schrikwekkend. (32) Het hoofd van dat beeld was van gedegen goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en lendenen van koper, (33) zijn benen van ijzer, zijn voeten deels van ijzer deels van leem. (34) Terwijl gij bleeft toezien, raakte, zonder toedoen van mensenhanden, een steen los, die het beeld trof aan de voeten van ijzer en leem en deze verbrijzelde. (35) Toen werden tegelijkertijd het ijzer, het leem, het koper, het zilver en het goud verbrijzeld, en zij werden gelijk kaf op een dorsvloer in de zomer, en de wind voerde ze mee, zodat er geen spoor meer van te vinden was; maar de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg, die de gehele aarde vervulde. (36) Dit is de droom, en de uitlegging daarvan zullen wij de koning zeggen: (37) Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, (38) ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt – gij zijt dat gouden hoofd. (39) Doch na u zal een ander koninkrijk ontstaan, geringer dan het uwe; en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; (40) en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die allen verbrijzelen en vergruizelen. (41) En dat gij de voeten en de tenen gezien hebt deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent, dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem, (42) en de tenen der voeten deels van ijzer en deels van leem; ten dele zal dat koninkrijk hard zijn, en ten dele zal het broos zijn. (43) Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem. (44) Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid, (45) juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensenhanden een steen van de berg losraakte en het ijzer, het koper, het leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning bekendgemaakt wat na dezen zal geschieden; de droom is waarachtig en zijn uitlegging betrouwbaar. (46) Toen wierp koning Nebukadnezar zich op zijn aangezicht, en aanbad Daniël; ook beval hij een offer en reukwerk aan hem op te dragen. (47) De koning gaf Daniël ten antwoord: In waarheid, uw God is de God der goden en de Heer der koningen, en Hij openbaart verborgenheden: daarom hebt gij deze verborgenheid kunnen openbaren’
De uitleg van het beeld
Vers 28 zegt dat wat in de toekomst zal gebeuren, ‘de toekomende dagen’. Elk soort metaal vertegenwoordigd een bepaald koninkrijk: Babylon was het hoofd (vs.38), het zou opgevolgd worden door het koninkrijk van de Meden en Perzen, de borst en armen zijn dan van zilver. Daarna komt Griekenland (Macedonië) met de buik van brons. Rome volgt het door de twee ijzeren benen (het Romeinse rijk is verdeeld in het Oost- en West Romeinse rijk). De voeten van ijzer en leem presenteert het Romeinse rijk zoals het er in de eindtijd zal uitzien, een voortzetting van het Romeinse rijk verdeeld in tien koninkrijken of tien koningen (de tien tenen). Natuurlijk zal het laatste ‘menselijk koninkrijk’ op aarde het ‘rijk’ van het Hoofd van het Romeinse rijk zijn tijdens de Grote Verdrukking. Het eerste ‘beest’ van Openbaring 13. Hoe eindigt dit alles? Christus, de Steen (Mat.21:44), zal plotseling verschijnen en de koninkrijken vernietigen, om zijn koninkrijk van vrede en gerechtigheid op te richten.
Dit beeld is een overzicht van de wereldgeschiedenis. We merken op de waarde van de genoemde materialen in sterkte afneemt (van goud tot klei), waardoor het beeld ‘topzwaar’ is en gemakkelijk omver te werpen. Men denkt weleens dat de menselijk civilisatie sterk is en niet gemakkelijk instort, maar in werkelijkheid staat het op twee voeten van een mix van ijzer en klei. Ook de waarde van de materialen vermindert; van goud naar zilver, koper en tenslotte ijzer en klein. Gaat het in de wereld steeds beter en beter? Nee, de menselijke samenleven wordt steeds goedkoper en zwakker. Er is ook een achteruitgang in grootsheid en macht (goud is zeker veel mooier dan ijzer gemengd met klei), en er is een vermindering in kracht, van (goud naar klei) als we het einde van de menselijke geschiedenis dichterbij komt. Elk van deze opeenvolgende koninkrijken heeft zijn eigen sterkte natuurlijk, en Rome toonde een enorme militaire macht, maar de geschiedenis laat ons zien dat de civilisatie zwakker en zwakker wordt. Dat geeft de mogelijkheid dat er in de eindtijd een dictator zal kunnen opkomen. De civilisatie zal er zelfs om vragen!
Elk van de rijken hadden een verschillende regeringsvorm. Babel werd geregeerd door een absolute monarch, een dictator (zie: 5:19). Het rijk van de Meden en Perzen hadden een koning, maar regeerde door afgevaardigden en wetten (zie: 6:13 en denk aan de ‘wet van de Meden en Perzen’ in Ester 1:19). Griekenland regeerde door een koning (Alexander de Grote) en een leger, en Rome werd geacht een republiek te zijn, en heerste door militaire macht en wetten. Wanneer we eindigen bij ijzer en leem, zien we een beeld van onze huidige wereld. Het ijzer presenteert het wettelijk gezag en recht, het leem, de mensen houden dat bijeen, en representeren de democratie. Wat is de sterkte van een democratie? De wet. Wat is haar zwakte? De mens. Vandaag de dag kunnen we waarnemen dat er steeds meer wetteloosheid komt en Gods beginselen voor de mens steeds meer in de verdrukking komt.
Dit overzicht geeft ons geen optimistisch beeld van de menselijke geschiedenis. Nebukadnezar heeft ervaren dat zijn koninkrijk is gevallen en werd overgenomen door de Meden en de Perzen. Dat gebeurde in 538 v.Chr. (Dan.5:30-31). De Meden en Perzen werden overwonnen door de Grieken ongeveer 330 v.Chr.; en Griekenland op zijn beurt ging over in het Romeinse rijk. Het Romeinse rijk is uiterlijk verdwenen, maar zijn wetten, filosofie en instituties bleven tot in onze tijd, en dat brengt ons bij ‘de voeten van leem’. De enige hoop voor de wereld is de terugkeer van Christus. Als Hij naar deze aarde komt, zal hij de volken overwinnen (Op.16:11vv.) en zijn heerlijk koninkrijk vestigen.