Diverse Onderwerpen – Dodenrijk of Hel? – Lukas 16

5 augustus, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Dodenrijk of Hel?

Lukas 16

Inleiding

In de ‘gelijkenis’ van de rijke man en de arme Lazarus (Luk.16:19-31) lezen we over het gebed van de rijke man dat niet opgemerkt werd kwam, doordat hij bad in de verkeerde plaats en hij was te laat met zijn verzoek. Want zegt Lukas 16:23 – ‘In het dodenrijk sloeg hij zijn ogen op’ en daarover – het dodenrijk – gaat dit artikel.

Vijf woorden

Abussos wordt vertaald met ‘afgrond’. ‘Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond; in het Hebreeuws is zijn naam Abaddon; en in het Grieks heeft hij de naam Apollyon’ (Op.9:11; Ef.2:2). Abaddon en Apollyon hebben beide de betekenis van ‘verderf’ of ‘verderver’. Het zelfstandig naamwoord abussos heeft de betekenis van bodemloos, onbegrensd, de afgrond, de diepte. De onpeilbare diepte van Orcus, een diep ravijn in de onderste delen van de aarde, verzamelplaats van de doden, maar vooral de woonplaats van de demonen; de engelen die hun oorsprong (oorspronkelijke staat) niet bewaard hebben’ (Judas vs.6).

Tartarus (tartaroõ) wordt slechts één keer in het Nieuwe testament vermeld en wel in 2 Petrus 2:4 waar het vertaald is met ‘afgrond’. De Tartaros (Oudgrieks: Τάρταρος) of Tartarus (gelatiniseerd) is de hel in de Griekse mythologie. Het is het onaangename deel van de onderwereld, en wel het grote, treurige rijk onder de aarde, ‘even ver verwijderd van de aarde als de aarde verwijderd is van de hemel’. Tartarus is een ander woord voor afgrond – Grieks abyssos. Het gaat om de bewaarplaats van de ongehoorzame engelen uit de tijd van de vloed. We moeten hier ruwweg denken aan zoiets als de bewaarplaats van de onrechtvaardige menselijke doden (vgl. ‘de rijke’ uit Luk.16:19-31) waar die bepaalde afvallige engelen (afzonderlijk) bewaard worden tot aan hun oordeel.

Sjeool is een Hebreeuwse woord en komt vijfenzestig keer voor in het Oude Testament en wordt op verschillende manieren vertaald, onder andere als ‘het graf’, ‘hel’ en ‘put’.

Hades wordt vaak gezien als een verblijfplaats van de zielen van de gestorvenen (Hand.2:27, 31) waar het de Griekse vertaling is van ‘sjeool’ o.a. in Psalm 16:10. In Lukas 16:23-26 waar de doden in de onderwereld verblijven, wordt het woord ‘hades’ alleen gebruikt voor de plaats waar de ongelovigen verblijven. Hades wordt in het NT gebruikt als verwijzing naar de onderwereld. Het geeft de tussentoestand weer van de dood en de toekomstige opstanding. Van de elf keer dat het woord gebruikt wordt in het NT, is het in veel vertalingen onterecht vertaald met ‘hel’. In het OT ging men na de dood in het graf en het lichaam verteerde er, en de zielen werden geacht in de sjeool te zijn, het dodenrijk. Hierover wordt in het OT niet veel geopenbaard, alles is nog vaag, maar er is al wel sprake van schimmen in de sjeool, wat de NBG correct weergeeft, en ook de HSV geeft een aanvaardbare vertaling, in Jes.14:9; 26:14,19 en Ps.88:11.

Gehenna (Grieks: geenna) is de eeuwige verblijfplaats van de ongelovigen. Zoals de hades de tussentijdse toestand is, is de gehenna de eeuwige hel. Het woord wordt achtmaal gebruikt in het NT, en is altijd de aanduiding voor de plaats van eeuwige verdoemenis. De hel wordt in de Evangeliën omschreven als ‘een onuitblusbaar vuur’ (Mat.3:12; 5:22; 18:9), ‘hel’ (Mat.23:33), ‘vuuroven’ (Mat.13:42, 50), ‘de donkerheid van de duisternis’ (Jud.13), ‘de poel die van vuur en zwavel brandt’ (Op.21:8). De hel is een plaats van eeuwig vuur dat bereid is voor de duivel en zijn engelen (Mat.25:41).

Samengevat: De Statenvertaling (SV, voornamelijk tot versie 1977) en de King James-vertaling (KJV) geven soms een onjuiste vertaling van de grondwoorden voor het dodenrijk van overleden mensen, en van de bewaarplaats van opstandige engelen. Deze grondwoorden worden dikwijls met hel vertaald, terwijl er een verschil in betekenis is. Het woord hel in het Oude Testament van de KJV slaat altijd op het Hebreeuwse grondwoord sjeool. Maar sjeool is niet de plaats van eeuwige bestraffing, dat is de hel. Sjeool betekent dodenrijk of ook wel graf. Het Griekse equivalent van sjeool in het Nieuwe Testament is hades, wat dan eveneens dodenrijk betekent

Lukas 16

In sommige Bijbelvertalingen wordt dit woord ‘hades’, als ‘hel’ vertaald met in plaats van dodenrijk. In het Hebreeuws is het woord voor dodenrijk ‘sjeool’ en is daar gebruikt als een tijdelijke plaats waar ongelovigen en gelovigen heengaan na hun dood. Enkele andere vertalingen van het Nieuwe Testament geven het woord hades in het Nieuwe Testament dan ook weer met ‘dodenrijk’ dat dichter bij de bedoeling ligt. Die plaats, het dodenrijk, bestaat uit twee gedeelten, zoals we kunnen lezen in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Luk.16:19:31). We zien dat er twee afdelingen zijn in de wereld van de afgestorvenen, in het dodenrijk: één voor Lazarus (of rechtvaardige doden) en één voor de rijke (of onrechtvaardige doden). De éne in vrede (‘schoot van Abraham’) maar de andere in een plaats van pijniging (‘want ik lijd smarten in deze vlam’ – vs. 24). Voor deze laatste categorie is het dodenrijk als het ware een plaats van voorarrest (tot de opstanding VAN de doden in Op.20:12, waarna het ultieme ‘proces’ volgt voor de Grote Witte Troon – Op.20:11-15). Deze plaats is gescheiden van de plaats van de goede doden door een ‘grote kloof’. Later, toen de Heer de kruisdood stierf noemde hij de plaats voor de rechtvaardige doden het paradijs (Luk.23:43), waar de rechtvaardigen verblijven in afwachting van de opstanding (UIT de doden – Mark.9:9; Luk.20:35; Hand.4:2; Fil.3:11). Dat Jezus naar dat paradijs is gegaan, in de tijd dat Zijn lichaam in het graf lag (vóór Zijn opstanding), bewijst Lukas 23:43: ‘HEDEN zult u met Mij in het paradijs zijn’.

De hel (gehenna, tartarus) daarentegen is de definitieve eindbestemming voor de ongelovigen. Op de oordeelsdag worden zowel de levenden als de doden, die Christus verworpen hebben, voor eeuwig in de hel geworpen, de poel van vuur (Op.20:11-15). ‘…het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid’ (Mat.25:41). Dat de hades (dodenrijk) en gehenna (hel) twee verschillende plaatsen zijn wordt duidelijk wanneer we Openbaring 20 opslaan waar we lezen dat op de oordeelsdag de dood en het dodenrijk geworpen zullen worden in de poel van vuur, dat is de hel. (Op.19:20; 20:13-14).  De ware hel, waar de eeuwige straf plaatsvindt, werd in het Oude Testament niet geopenbaard. De hel is de gehenna en de poel van vuur (zie Op 19:20; 20:10,14,15; 21:8). Ze zal pas bestaan wanneer de verdoemden, na hun ‘uiteindelijke proces’ (voor de grote Witte Troon – Op 20) naar die poel zullen verwezen worden. De gehenna, het onuitblusselijke vuur, de poel van vuur is de plaats van eeuwige pijniging en dus de hel. Niet hades, noch sjeool is de hel. Voor hel (hell – KJV) staat hier het grondwoord gehenna. De hel is hier terecht de eeuwige straf, het onuitblusselijke vuur. Daar zal men ‘gepijnigd worden dag en nacht in alle eeuwigheid’.

Daaruit blijkt dat het dodenrijk en de hel niet hetzelfde zijn. Het woord ‘dood’ verwijst naar de graven. Terwijl het graf recht doet gelden op het lichaam bij de dood, gaat het bij het dodenrijk om de ziel en/of de geest van de dode (Mat.10:28). Bij het uiteindelijke oordeel zal het lichaam van de ongelovige nog eenmaal verenigd worden om daarna geworpen te worden in de hel, de poel van vuur. We zien dat de duivel pas in Op.20:10 in de plaats van de eeuwige straf wordt geworpen, en de onrechtvaardigen komen er in Op.20:15 bij. Dit betekent dat dan pas de hel effectief bestaat. De duivel is nog steeds niet in de hel! Er is op dit ogenblik nog steeds niemand in de hel; echter wel in het dodenrijk en haar verschillende afdelingen.

Geen vagevuur

Bovenstaande heeft niets te maken met de Rooms-katholieke leer betreffende het zogenaamde ‘vagevuur’. Het vagevuur, ook wel purgatorium of louteringsberg is volgens het Rooms-Katholicisme een toestand waarin de zielen van personen die gestorven zijn in vriendschap met God, zonder dat ze volledig zuiver waren, gereinigd worden. Het is een tussentoestand waarin de zielen bestaan totdat ze de hemel kunnen binnengaan. Dat is een visie die niet door de Bijbel ondersteund wordt en dient derhalve te worden afgewezen.

Geen Annihilationisme

Annihilationisme is de leer die zegt dat de goddelozen uiteindelijk vernietigd worden, en niet eeuwig zullen lijden in de hel of de poel van vuur. Deze zienswijze wordt door een minderheid van de christenen aangehangen. De gedachte erachter is dat het eeuwige leven voorwaardelijk is, en alleen bestemd is voor diegene die het ontvangen. God zal alle zondaren vernietigen waardoor alleen de rechtvaardigen eeuwig leven zullen ontvangen. Sommige annihilationisten geloven dat zondaren eerst gestraft worden in de hel en daarna vernietigd worden. Andere geloven dat de hel een valse leer is, met een heidense oorsprong. Denominaties die het annihilationisme aanhangen zijn de zevendedags adventisten, de Jehova’s getuigeen en de Broeders in Christus (Christadelphians).

Waar bevinden zich Sjeool/Hades en Gehenna?

Daar wordt veel over gespeculeerd, maar het is niet goed dat te doen. In het OT ging men naar beneden, in het graf die als het ware de ‘ingangspoort’ is van het dodenrijk. Daar eindigde het zichtbare leven. Verder was er in het OT nog niet veel geopenbaard over het eeuwige leven. Dat was iets voor het Nieuwe Testament waar ‘leven en onvergankelijkheid aan het licht werd gebracht’ (2Tim.1:10). Wij moeten niet blijven stilstaan bij de schaduwen van het OT en de uitroeptekens van het NT negeren! In het NT wordt in Luk.16 meer duidelijkheid gegeven over het dodenrijk en de grote kloof tussen de verblijfplaats van rechtvaardige en onrechtvaardige doden. Maar dit betekent niet dat wij een materiële plaatsbepaling kunnen doen voor het dodenrijk. Als Mark.9 zegt dat de Zoon des Mensen in het ‘hart der aarde’ zal zijn, dan moeten we ons het dodenrijk niet in het middelpunt van de aarde voorstellen. Dit is een Hebreeuwse wijze van spreken. Zo wordt van Tyrus gezegd dat ze ‘midden in de zee’ ligt (Ez.27:4). Zo’n aardse voorstelling is wel erg simplistisch voor iets wat een aangelegenheid is van niet-aardse geestelijke wezens die zielen en geesten nu eenmaal zijn. Bedenk dat in Luk.16 de opstanding nog niet heeft plaatsgevonden en we dus niet van lichamen kunnen spreken. Na de opstanding der ‘doden’ (Op.20:12) wordt het dodenrijk opgedoekt (Op.20:14) en gaan de onrechtvaardigen met hun opstandingslichamen naar de ‘poel van vuur’ (Op.20:15), de hel. Wij kúnnen ons gewoonweg niet voorstellen hoe het dodenrijk eruit ziet (en evenzo de hel en de hemel). Wij moeten daar geen geometrische plaatsbepalingen voor zoeken. De Bijbel gebruikt de taal van de mens in zijn eenvoud en daaruit moeten wij geen antropomorfe conclusies trekken. De Bijbel zegt voldoende om ons het nodige te laten weten, door alle tijden en graden van ontwikkeling heen. Wij moeten uit die eenvoudige omschrijvingen niet opmaken dat de Bijbel leert dat het dodenrijk letterlijk ‘in de aarde’ zit, of de hemel zich letterlijk in ‘het noorden’ bevindt. Die geografische plaatsen en dimensies gaan niet letterlijk op voor geestelijke dingen, waarvan de vlees-en-bloed-gebonden mens geen begrip kan hebben. Tijd en ruimte zijn bepaald over de aarde, maar van de hemelse of onzienlijke dingen (Kol.1:16) begrijpen wij niets – deze bevinden zich achter onze waarnemings- en begripshorizon. Wie begrijpt iets van ‘oneindigheid’, ‘tijdloosheid’, en van het ‘opstandingslichaam’ van de Heer Jezus waarmee Hij plots kon ‘verschijnen’ en ‘verdwijnen’, enz.? Laat hij die een materiële (in die zin letterlijke) voorstelling van geestelijke dingen heeft die behouden, maar laat de wijzen overeenkomstig denken. Daarmee is niet gezegd dat wij de beelden in de Schrift mogen vergeestelijken, alsof deze niet zouden staan voor werkelijkheden (en in die zin niet letterlijk zouden zijn), maar deze werkelijkheden zijn niet van onze natuur. Zo is de hel een werkelijk bestaande plaats, met echte pijnervaring, waar men echt voor altijd verstoken is van Goddelijke gemeenschap – de gebruikte beelden zoals vuur, duisternis, enz. zijn duidelijk genoeg – maar wij kunnen ons daar geen materiële voorstelling bij maken. Zo ook is de Tartarus ergens een plaats, die echt bestaat, waar de opstandige geesten inderdaad verblijven, maar geen mens kan precies weten, of bevatten, hoe die eruit ziet. Als wij later bij de Heer zullen zijn, dan pas zullen wij ‘zien’. Zij die zich graag manifesteren met simpele uitleggingen, zoeken hun teksten dan ook voornamelijk in het OT, daar waar slechts de schaduwen zijn van de werkelijkheid. Maar niemand heeft daar behoefte aan – de voorstellingen in de Bijbel zijn duidelijk genoeg. Iedereen verstaat dat vuur pijn doet, en dat ‘de schoot van Abraham’ en ‘het paradijs’ de zalige plaats is van de rechtvaardige doden, en dat die ‘kloof’ in Luk.16 een voorstelling is van de onoverbrugbaarheid van twee posities, enz. Meer informatie hebben wij niet nodig, en zo heeft de Heer het goed gedacht.

Het Vaderhuis

Het paradijs is daar waar de Heer Jezus is, vandaar dat Paulus kan zeggen ‘Ik verlang er naar en heen te gaan en met Christus te zijn’ (Fp.1:23) en elders ‘wij willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen’ (2Kor.5:6-8). Maar de eindbestemming voor de gelovigen is het huis van de vader (Joh.14:1-3), voor de ongelovigen is dat de hel. De Heer Jezus zei tot de boosdoener aan het kruis: ‘Voorwaar, Ik zeg u: vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn’ en niet ‘met Mij in het Vaderhuis’ (Luk.23:43). We kunnen, met inachtneming van het bovenstaande, dan ook beter begrijpen wat Paulus bedoeld met ‘…dat wij, de levenden die overblijven tot de komst van de Heer, de ontslapenen geenszins zullen vóórgaan. Want bij de komst van de Heer zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen, de Heer tegemoet in de lucht’ (1Thes.4:15-17). Het dodenrijk, het paradijs is dus een tijdelijke verblijfplaats van zowel gelovigen als ongelovigen in afwachting van hun eeuwige bestemming; voor de gelovige: het huis van de Vader.

_______________________________________________________________________________