Diverse Onderwerpen – Het Koninkrijk van God – Kingdom Now – Deel 1

5 augustus, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Het Koninkrijk van God

Deel 1

Voorwoord

Dit artikel wil een korte inleiding zijn op een veelomvattend en moeilijk onderwerp dat het onderwijs van de gehele Bijbel bestrijkt, namelijk het Koninkrijk van God. Omdat er christenen zijn die geloven dat het Koninkrijk van God al is aangebroken en geestelijk verstaan moet worden en zich in onze tijd manifesteert is een bezinning op het onderwerp ‘het Koninkrijk van God’ zeker op zijn plaats. Met andere woorden de Kingdom-Now leer, ook bekend onder de naam ‘New Apostolic Reformation’, waar ik op doel en die gevolgd en gepropageerd wordt door de Emerging Church en veel ingang vindt in de evangelische en pinkster kerken, vraagt om een duidelijk antwoord met betrekking tot het onderwerp ‘het Koninkrijk van God’. Het onderwijs van de Kingdom-Now leer is verwarrend, mede, omdat ze een toekomstig Koninkrijk van God uitsluiten. Ook de overtuiging dat het volk Israël geen toekomst meer heeft en dat de Heer Jezus het Koninkrijk van God niet, of pas nadat de Gemeente dat gerealiseerd zal hebben, zal oprichten en vestigen, zorgen ervoor dat veel gelovigen in onzekerheid verkeren. Het substitutionalisme, of de vervangingstheologie, de leer dat de Kerk het ‘geestelijk Israël’ is en daarmee in Gods heilswegen de plaats van Israël heeft ingenomen, heeft zijn ‘kop’ weer opgestoken, en maakt deel uit van de Kingdom-Now leer. Het is daarom niet overbodig eens na te gaan wat het Koninkrijk van God dan eigenlijk wel is. Daarover gaat artikel, dat geen bestrijding wil zijn van de Kingdom-Now leer, daarvoor kunt u op het internet wel terecht. Toch lijkt het mij wel nuttig om na te gaan welke de beginselen zijn van deze beweging, voordat we ons gaan bezig houden met het eigenlijke onderwerp van dit artikel ‘het Koninkrijk van God’.

Kingdom-Now in het kort

Kingdom-Now is een leer binnen de charismatische beweging, vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Nederland. Kingdom-Now voorstanders geloven dat God de controle over de hele wereld heeft verloren aan satan, toen Adam en Eva zondigden. God zou nu op zoek zijn naar mensen die hem zullen helpen de heerschappij terug te nemen. Degenen die zich overgeven aan de autoriteit van Gods apostelen en profeten besturen de koninkrijken van deze wereld. In de Kingdom-Now leer wordt het duizendjarig rijk vergeestelijkt. Het duizendjarig rijk staat volgens hen voor de gehele christelijke bedeling, vanaf de hemelvaart van Christus tot zijn wederkomst. Het gevolg van deze overtuiging is dat men denkt nu al in het duizendjarig rijk te leven. Volgens de Kingdom-Now leer is satan gebonden en heeft geen recht meer op de heerschappij over onze steden, streken, volken. Niet de satan maar wij, als gemeente, horen op de troon te zitten. We moeten als gemeente het heft in handen nemen. We moeten door geestelijk oorlog te voeren de macht van satan over onze steden en landen breken en in Jezus’ naam de macht overnemen. God heeft, volgens deze leer, geprobeerd om de controle over de wereld te herstellen door te zoeken naar een speciale groep van gelovigen (bekend als ‘verbondsvolk’, ‘overwinnaars’ of ‘Joel’s leger’). Door middel van deze mensen zouden alle sociale instellingen, ook overheden en wetten, onder het gezag van God worden gebracht. Men gelooft dat een niet-christelijke samenleving nooit zal slagen. Vandaar dat Kingdom-Now zich verzet tegen een scheiding van kerk en staat. De overtuiging is vanuit deze leer dat, omdat de Heilige Geest in ons woont, wij alle macht in de hemel en op de aarde hebben. Onze woorden hebben kracht en hiermee kunnen we dingen in beweging zetten. Volgens de Kingdom-Now leer zal onder leiding van de profeten en apostelen, het leger van gezalfde christenen de eindopdracht van het lichaam van Christus op zich nemen. De eindopdracht is het voor God innemen en veroveren van de gehele aarde, het winnen van alle mensen en de gehele wereld voor de volledige heerschappij van Christus. Als de gemeente met behulp van de elite van gezalfde christenen, onder leiding van de nieuwe profeten en apostelen, de wereld voor Christus heeft veroverd, dan zal volgens deze leer, Christus terugkomen. Voorstanders van Kingdom-Now geloven niet in de opname, die wordt uitgelegd als een gevoel van blijdschap of opwinding wanneer de Heer terugkeert wanneer Hij volgens deze leer het koninkrijk zal ontvangen van uit onze handen. Men leert ook dat alle profetieën met betrekking tot de toekomst van Israël, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament van toepassing zijn geworden op de kerk. Het idee dat de kerk Israël heeft vervangen en dat de vervulling van de profetieën aan Israël betrekking hebben op de kerk staat bekend als de Vervangingstheologie, en is on-Bijbels.

Een oude dwaalleer

Uit de kerkgeschiedenis is bekend dat de eerste christenen geloofden in een terugkeer van de Heer Jezus vóór het 1000-jarig Vrederijk. Daarbij werd een toekomstig herstel van Israël niet uitgesloten. Deze situatie veranderde, zowel maatschappelijk, maar ook theologisch in de derde en vierde eeuw, en wel door de komst van de keizer Constantijn de Grote (273-337), en twee kerkvaders, Origenes (ca. 185-253/254) en Augustinus (354-430). Met Origenes veranderde de methode van Bijbeluitleg in de allegorische, een alles vergeestelijkende uitleg van de Bijbeltekst, met miskenning van de letterlijke betekenis. Met Augustinus kwam het amillenialisme de kerk binnen. Amillennialisme is een benaming voor het geloof dat er geen letterlijke 1000-jarige regeringstijd van Christus zal komen, maar ook geen toekomstig herstel van Israël. Men geloofde dat het 1000-jarig Rijk symbool stond voor de tijd tussen de eerste en de tweede komst van Christus. Eigenlijk geloofden de aanhangers van deze leer dat we nu in het Vrederijk leven. Aanhangers van de vervangingsleer geloven dat de Joden niet langer Gods uitverkoren volk zijn, en dat God verder geen specifieke toekomstplannen heeft voor het volk van Israël. Zoals gezegd nam deze leer een dominerende plaats in de kerk in en wordt tot op vandaag de dag aangehangen, ook in Protestantse kerken. De laatste decennia is in Evangelische middens de mening, dat het Koninkrijk van God gelijk te stellen is met het tijdperk van de Gemeente, sterk toegenomen, of op zijn minst dan toch in een geestelijke vorm. Met hoort dan ook spreken van ‘Bouwen aan de vooruitgang van het Koninkrijk van God’, of iets van dien aard. Een duidelijk theologische uitleg ligt aan deze visie echter niet ten grondslag, de uitweg is dan dat men alles gaat vergeestelijken. Tot een duidelijk inzicht te komen wat het Koninkrijk van God wel is, is mogelijk maar dan op een consequente letterlijke methode. Als we dat doen dan is het Koninkrijk van God, niet iets geestelijks maar een concrete periode in de geschiedenis van deze wereld. Het Koninkrijk van God is, zoals gezegd, een toekomstige periode in de geschiedenis van de mensheid, wanneer de Here Jezus Christus, de laatste Adam, zegevierend op de aarde zal terugkeren, nadat Hij deze wereld geoordeeld heeft, zijn Koninkrijk vestigt, waarin Gods gerechtigheid de norm zal zijn op elk levensgebied.

Het Koninkrijk van God: Twee vormen

Hoe komt het dat er christenen zijn die geloven dat het Messiaanse Rijk al begonnen is? Is er een Bijbelse basis om dit te kunnen onderbouwen? Ten eerste moeten we onderscheid maken tussen het universele rijk van God en het theocratische rijk, d.w.z. het rijk, dat God door mensen of volken laat besturen. Het verschil ligt daarin, dat sommige Schriftplaatsen Gods koninkrijk voorstellen als een voortdurende aanwezigheid (Ps.93:1-2), terwijl andere Schriftplaatsen aangeven dat het bij het koninkrijk van God om een toekomstige aangelegenheid gaat (Dan.2:44-45). Ten tweede laten ons andere Schriftplaatsen zien, dat het koninkrijk direct door God wordt bestuurd (Dan.4:17, 25-26, 32), terwijl andere plaatsen ons laten zien dat het koninkrijk van God door mensen of wereldmachten wordt bestuurd (Ps.2:6-9). Ten derde tonen sommige verzen het rijk van God aan als iets wat er altijd was en is (Ps.93:1-2), terwijl andere Schriftplaatsen aangeven dat de komst van het rijk een menselijk antwoord als voorwaarde stelt (Ex.19:5; Mat.3:2, 11:14; 23:37-39). We stellen vast dat het universele rijk van God eeuwig is, alles omvattend, en onder direct bestuur van God staat. Daartegenover staat dat het theocratisch koninkrijk van God, aards is, onder Gods directe heerschappij staat en aan bepaalde voorwaarden gebonden is. Het ‘koninkrijk der hemelen’ is niet een koninkrijk in de hemel; het is een hemels koninkrijk op aarde en synoniem met het ‘koninkrijk van God’. Bijbelonderzoekers hebben altijd al deze twee vormen, het universele en het theocratische Koninkrijk van God waargenomen. Over het eerste spreekt de Schrift van een oneindig rijk, namelijk de soevereine heerschappij van de Allerhoogste God over alle domeinen. Schriftplaatsen zoals Daniël 4:31-32 en 34-35 vestigen de aandacht op dit aspect van het Koninkrijk van God. De Heer Jezus kon daarom tegen Pilatus zeggen: ‘U zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven was gegeven’ (Joh.19:1). De heersers van deze wereld regeren onder Gods heerschappij (Spr.21:1). Het koninkrijk der hemelen wil zeggen dat de God des hemel regeert, de heerschappij heeft (Dan.2:18; 4:26).

Deze heerschappij van God over alles wat Hij geschapen heeft is universeel, volmaakt en eeuwig. Maar de Schrift spreekt ook over een beperkt rijk, dat in omvang en tijd beperkt is, dat dus noch eeuwig of universeel is. Deze twee aspecten van het rijk van God moeten we duidelijk onderscheiden. Dit tweede aspect van het koninkrijk van God kan men het dispensationeel aspect noemen: Het is plaatselijk en in de tijd begrenst. Dat is het rijk van God op aarde, waarin zijn heerschappij zich openlijk openbaart en aan de menselijke verantwoordelijkheid wordt overgelaten. Met een dispensatie c.q. bedeling is bedoeld een periode binnen de heilsgeschiedenis die zich van andere onderscheidt door een eigensoortige relatie tussen God en de mens. Zoals gezegd, in de theologie zijn de meesten het er wel over eens dat Gods universeel rijk een tijdloze werkelijkheid is, die tot op heden bestaat. Verdeeldheid binnen de theologie gaat niet daarover, maar over de openbaring van het theocratische koninkrijk van God, dat aards is en begrenst in tijd, en of die geestelijk verstaan moet worden, of als een werkelijke toekomstige realiteit.

Het theocratisch koninkrijk van God – De wetgeving op de Sinaï

De Bijbelse geschiedenis van het rijk van God begint als een theocratie in Eden. Daar gaf God aan Adam en Eva gezag over zijn schepping (Gen.1:26-28). Dat God aan Adam opdracht gaf om de dieren namen te geven, maakt duidelijk dat God hem de autoriteit gegeven had om de schepping te besturen. We weten dat al gauw daarna de mens zijn gezag heeft verloren aan de satan (Gen.3). De satan claimt zijn gezag op het moment dat hij tegen de Heer Jezus tijdens de verzoeking in de woestijn zegt: ‘U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze’ (Luk.4:6).

We kunnen ons afvragen waarom is een toekomstig aards koninkrijk van God eigenlijk noodzakelijk? De reden is dat de Heer Jezus daar, op de aarde, de overwinning gaat claimen, waar hij ogenschijnlijk de nederlaag had geleden. Omdat Jezus’ verwerping, door de duivel, de heerser van deze wereld, ook op aarde had plaatsgevonden, moet daar ook zijn verhoging plaatsvinden! Dat is ook de reden dat de Heer Jezus terugkomt om de wereld in gerechtigheid te richten. Dat maakt ook duidelijk waarom God, noodzakelijkerwijs een verbond met Abraham aanging, omdat daaruit het volk Israël zou voortkomen, waaruit de Verlosser zou komen (Gen.3:15; 12:3; 49:10). Die onvoorwaardelijke belofte en de latere verbonden met Abraham gesloten letterlijk te nemen, maar zijn nog nooit helemaal in vervulling gegaan. De uiteindelijke vervulling zal in het toekomstig theocratisch rijk van God plaatsvinden.

De wetgeving op Sinaï

We laten Abraham achter ons, omdat ik slechts de grote lijn van dit onderwerp wil aangeven. Het volgende onderwerp is de sluiting van het verbond met Mozes. De belangrijkste plaats, die spreekt van de werkelijkheid van een toekomstig Messiaans rijk, heeft te maken met de Wet die God op de berg Sinaï aan het volk Israël heeft gegeven. ‘Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt, Israël zijn inzettingen en zijn verordeningen. Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, en zijn verordeningen kennen zij niet’ (Ps.147:19-20). Na de zondeval heeft het theocratisch Rijk opgehouden te bestaan, maar met Mozes en de wetgeving op de Sinaï keerde deze terug. Een aanwijzing daarvoor vinden we in het boek Exodus: ‘Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult’ (Ex.19:5-6). We kennen de geschiedenis van het volk Israël: hun uittocht uit Egypte, de wetgeving op de Sinaï, de aankomst in het land, de periode van de Richters en de roeping van Saul als eerste koning van Israël. ‘Wanneer gij gekomen zijt in het land dat de Here, uw God, u geven zal, dit in bezit genomen hebt en daarin woont, en gij dan zoudt zeggen: Ik wil een koning over mij aanstellen, zoals alle volken rondom mij hebben, dan zult gij over u de koning aanstellen, die de Here, uw God, verkiezen zal; uit het midden van uw broeders zult gij een koning over u aanstellen; geen buitenlander, die uw broeder niet is, zult gij over u mogen aanstellen’ (Deut.17:14-15). Het theocratisch koninkrijk, dat met Adam begonnen was, werd voortgezet door Mozes, Jozua, de verschillende Richters en daarna, door de drie koningen Saul, David en Salomo. Na de tweedeling van het rijk in Juda en Israël, onder Jerobeam en Rehabeam (1Kon.12) ging het snel bergafwaarts met het rijk, zeker in moreel opzicht. Het zuidelijk rijk Juda bleef van 722 v.Chr. tot aan de wegvoering in ballingschap in 586 v.Chr. als theocratisch rijk bestaan, hoewel in alle zwakheid. De tuchtiging van het volk door God haalde weinig uit, en uiteindelijk werd het volk in ballingschap gevoerd. ‘De Here, de God hunner vaderen, zond wel zijn boden tot hen, vroeg en laat, want Hij ontfermde Zich over zijn volk en zijn woning, maar zij bespotten de boden Gods, verachtten zijn woorden en hoonden zijn profeten, totdat de gramschap des Heren zich zozeer tegen zijn volk verhief, dat geen herstel meer mogelijk was’ (2Kron.36:15-16).

De tijden der heidenen

Met de val van Jeruzalem en de wegvoering in ballingschap van het Joodse volk in 586 v.Chr. is de periode aangebroken, die bekend staat als ‘de tijden van de volken’. Dat is de tijd dat niet langer Jeruzalem het centrum van de wereld is, maar het volkerenhoofd (het hoofd van de opeenvolgende wereldrijken) het middelpunt van de wereld vormt. Een overzicht van die wereldmachten wordt gegeven in het boek Daniël, door het zgn. beeld van Nebukadnezar. Deze periode, de tijden der volken’ duurt tot aan de wederkomst van Christus. Dit was wat Daniël tot de koning Nebukadnezar over zijn droom zei: ‘Gij, o koning, koning der koningen, aan wie de God des hemels het koningschap, macht, sterkte en eer geschonken heeft, ja, in wiens hand Hij de mensenkinderen, waar zij ook wonen, de dieren des velds en het gevogelte des hemels heeft gegeven, en die Hij tot heerser over die alle heeft gemaakt – gij zijt dat gouden hoofd. Doch na u zal een ander koninkrijk ontstaan, geringer dan het uwe; en, weer een ander, een derde koninkrijk, van koper, dat heersen zal over de gehele aarde; en een vierde koninkrijk zal hard zijn als ijzer; juist zoals ijzer alles verbrijzelt en vermorzelt; en gelijk ijzer, dat vergruizelt, zal dit die allen verbrijzelen en vergruizelen… Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken’ (Dan.2:37-40, 44). De ‘tijden van de volken’ worden door drie zaken gekenmerkt: (1) Er is geen Davidische koning meer op de troon, (2) De ‘sjechina’, het teken van Gods aanwezigheid woont niet meer in de tempel te Jeruzalem en (3) Er is geen openlijke erkenning van Gods kant meer dat Israël Gods volk is. Het is Lo-Ammi, ‘Niet-Mijn-Volk’ (Hos.1:9; 2:22). De profeet Hosea zegt: ‘Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil – in de dagen der toekomst’ (Hos.3:4-5).

‘Lo-Ammi’, niet meer ‘Mijn volk’, geen koning en Sjechina meer in Israël (Ez.10:4, 18-19, 11:23), dat was de situatie van het volk Israël. Onder Kores kreeg Ezra toestemming om terug te keren naar Jeruzalem en iets meer dan tweeënveertigduizend Joden volgden hem (Ezr.1:1; 2:64). Wat later voegde ook Nehemia zich bij hen. De nakomelingen van deze Joden ontmoeten we in de verslagen van de vier Evangelisten. De idee van het theocratisch koninkrijk van God verdween echter niet uit de belangstelling en een groot aantal profeten zagen het komen in de toekomst (Jes.2:2-4; 11:6-9; 65:17-25). Zij beschreven het als (1) een eeuwig, maar aards rijk waar gerechtigheid en vrede het kenmerk zouden zijn, (2) onder het gezag en de heerschappij van de Messias, een nakomeling van het huis David, (3) waar het beloofde land in zijn totaliteit in bezit zou komen door het toekomstig volk Israël, (4) en waar een nieuwe tempel zou worden gebouwd, enz.

We slaan de ‘vierhonderd stille jaren’ over, jaren die tussen het Oude en het Nieuwe Testament liggen en gaan verder met ons onderwerp in het Nieuwe Testament.

Het Koninkrijk wordt aangeboden aan het volk Israël

Alle evangelisten zijn eensluidend in hun identificatie van de Heer Jezus als zijnde de beloofde Messias. (Mat.21:38, 45). Bij uitstek in het evangelie naar Mattheüs, het evangelie dat ons de Heer Jezus als de Koning van Israël beschrijft (bv. Mat.1:1; 2:2; 2:5; 4:5; 5:35 enz.). De aankondiging van het koninkrijk was de taak van Johannes de Doper, die in de geest en de kracht van Elia (Mat.11:14; Luk.1:17) voor de Heer Jezus uitging. Een roepende in de woestijn, die de mensen opriep zich te bekeren omdat ‘het koninkrijk der hemelen nabijgekomen was’ (Mat.3:2). Later werd dezelfde oproep gedaan door de twaalf apostelen (Mat.10:5-7) en de ‘zeventig’ (Luk.10:1, 9). Het werd ‘het koninkrijk der hemelen’ genoemd omdat het koninkrijk door de ‘God des hemels’ uitgeroepen was. We vinden die uitdrukking terug in Daniël 2:44, waar staat: ‘Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid’. Het rijk dat Johannes aankondigde was bestemd voor het volk Israël, zoals blijkt uit de opdracht die de twaalf apostelen kregen van de Heer Jezus. ‘Deze twaalf zond Jezus uit en Hij beval hun aldus: Gaat niet heen op de weg van de volken en gaat geen stad van de Samaritanen binnen; maar gaat veeleer naar de verloren schapen van het huis Israëls’ (Mat.10:5-6; 15:24). De Koning was er, en de tekenen van de Messias werden verricht (Mat.11:2-6; Luk.4:18-19). De Schriften, voor wat betreft het komen van de Heer Jezus in deze wereld, werden in en door Hem vervuld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Jezus geboorte uit een maagd (Jes.7:14) en zijn geboorte te Bethlehem (Mi.5:1). Had het volk Israël de Heer Jezus als de beloofde Messias aanvaard, dan was het aardse rijk van God werkelijkheid geworden, en waren de tijden van de volken beëindigd. Helaas heeft het volk Israël haar Messias afgewezen. Het keerpunt was toen de farizeeën, een duidelijk wonder die de Heer Jezus verrichtte niet konden verklaren, en zeiden: ‘Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de overste van de demonen’ (Mat.12:24). Het koninkrijk werd van het volk Israël afgenomen, zoals blijkt uit de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden, waar de Heer Jezus zegt: ‘Hebt u nooit gelezen in de Schriften: ‘De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die is geworden tot een hoeksteen van de Heer; van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen’. Daarom zeg Ik u, dat het koninkrijk van God van u zal worden weggenomen en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan opbrengt’ (Mat.21:42-43). Het volk dat de vruchten zal opbrengen is mijns inziens het toekomstig hersteld volk van Israël. En daarmee zijn we aangekomen bij de periode van de Gemeente. Het aanbod van het koninkrijk voor Israël is uitgesteld, niet beëindigd, zoals mag blijken uit hoofdstuk 24 van het evangelie naar Mattheüs (24:14-21, 30).

Het tijdperk van de Gemeente – Een verborgen Koninkrijk?

De Gemeente wordt in de evangeliën niet vermeld, dan alleen als aankondiging van iets toekomstigs. ‘En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen’ (Mat.16:13-20; 18:15-20). De visie dat het koninkrijk van God in een verborgen vorm gestalte zou hebben gekregen door de Gemeente, vindt geen steun in de Schrift. Vaak worden, als ‘bewijs’ daarvoor de acht gelijkenissen vermeld in Mattheüs 13 aangehaald. Die gelijkenissen geven ons echter eerder een beeld van de geestelijke realiteit die in de periode, die tussen Jezus’ eerste komst en tweede komst ligt. Deze gelijkenissen geven aan dat in onze tijd ‘goeden en kwaden’ naast elkaar zullen bestaan, en we zien dat ook God, maar ook de duivel aan het werk is! Niet bepaald een rijk waar God regeert! Daarom moeten we dan ook niet, ook al werkt God in onze tijd door zijn Geest in deze wereld, het rijk van God, zoals geopenbaard in het Oude Testament niet verwisselen voor een zogenaamd ‘verborgen rijk’. De Gemeente is niet het koninkrijk van God en ook niet het geestelijk Israël. In de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden (Mat.21:33-46), wordt in vers 43 gesproken dat het Koninkrijk van God gegeven zal worden aan een ‘volk’ dat de vruchten ervan opbrengt’. Dat volk is, m.i., niet de Gemeente, maar het toekomstig volk Israël dat een nieuw verbond zal sluiten (Jer.31:31), op grond waarvan het Joodse volk het Koninkrijk van God voor de tweede keer krijgt aangeboden. Vandaar dat de discipelen, nadat ze veertig dagen onderwijs hadden ontvangen van de Heer Jezus, betreffende het koninkrijk van God, de vraag stelden: ‘Heer, zult u in deze tijd het koninkrijk voor Israël herstellen?’ (Hand.1:3, 6).

Komende gebeurtenissen: De Opname van de Gemeente en het herstel van Israël

Allerlei gebeurtenissen van de laatste decennia bevestigen de overtuiging dat we in de eindtijd leven, in de periode vlak voor de komst van de Heer Jezus voor de Gemeente, Israël en de volken. Eén van die gebeurtenissen, die uitermate van belang is in verband met ons onderwerp, is uiteraard het ontstaan van de staat Israël in 1948. Er zal een volk Israël moeten zijn willen de profetieën betreffende het Messiaans rijk in vervulling kunnen gaan. Maar daarvoor zal in de eerste plaats de Gemeente haar plaats moeten ‘inruilen’ voor het volk Israël. Het ‘vertrek’ van de Gemeente, is de zogenaamde Opname (1Thes.4:15-18; 1Kor.15:51v.; Joh.14:1-3). Daarna zal God de draad weer opnemen met het volk Israël, Lo-Ammi zal weer Ammi en/of Ruchama zijn (Hos.1:8-12). De profetie van Ezechiël maakt dit duidelijk: ‘Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren’ (Ez.37:11-14). Wat er in 1948 is gebeurd, het ontstaan van de staat Israël, is de aanloop tot de verdere vervulling van Ezechiëls profetie. Ná de Opname zal de laatste jaarweek van Daniels zeventig jaarweken aanbreken. In die periode zal het volk Israël gelouterd worden, de benauwdheid van Jakob zal dan aangebroken zijn (Jer.30:7). Israëls verstrooiing was al vroeg in de geschiedenis van het volk Israël aangekondigd (Deut.4:27; 28:63-65), en is voltrokken in 70 n.Chr. De ballingschap naar Babel was daarvan niet de vervulling want de duur daarvan was beperkt en ook werden ze naar één bepaald gebied gebracht, en onder Ezra en Nehemia keerde een gedeelte van de Joden terug naar Jeruzalem. De verstrooiing in het jaar 70 n.Chr. was wereldwijd, ‘onder alle volken’ (Luk.21:24). Niet alleen de verstrooiing was voorzegt, ook het herstel en de terugkeer van het volk Israël. De eerste terugkeer was, zoals gezegd, onder Ezra en Nehemia, de tweede terugkeer ligt in de (nabije) toekomst (Ez.20:33-38). Jesaja spreekt zelfs van een ‘tweede’ terugkeer, ‘wederom’: ‘En het zal te dien dage geschieden, dat de Here wederom zijn hand opheffen zal om los te kopen de rest van zijn volk, die overblijft in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, Elam, Sinear, Hamat en in de kustlanden der zee. En Hij zal een banier opheffen voor de volken, en de verdrevenen van Israël verzamelen en de verstrooide dochters van Juda vergaderen van de vier einden der aarde’ (Jes.11:11-12). Israëls bekering tot God zal plaatsvinden in de Grote Verdrukking (Mat.24:29-31; Zach.14:1vv.).

De eindvervulling van Het Koninkrijk van God – het Messiaanse Rijk

Wanneer het volk Israël, gelouterd door de ‘benauwdheid van Jakob’, teruggekeerd is tot hun God, en de Messias is gekomen kan het koninkrijk wordt opgericht. Tijdens dit duizendjarig rijk zullen alle beloften van het verbond met Abraham en Mozes in vervulling gaan, wanneer Jezus Christus in Jeruzalem de stad van de grote Koning (Mat.5:35), zal zitten op de troon van David. ‘En de Here zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige’ (Zach.14:9). Deze periode in Gods geschiedenis met deze wereld laat ons zien dat het koninkrijk van God dat in Eden verloren ging, teruggebracht en onder gezag geplaatst is van de ‘laatste Adam’, die de wereld in naam van zijn Vader zal besturen. De tijd van de heidenen zal beëindigd zijn, en Israël zal weer het ‘hoofd van de volken zijn’ (Deut.28:13; Jes.14:1-2, 60:10, 12, 14, 16).

Samenvatting

Ik wil afsluiten met een kort overzicht te geven. Lang niet alles is gezegd, maar ik hoop hiermee de grote lijn van het onderwerp ‘het koninkrijk van God’ te hebben weergegeven. Het aards koninkrijk van God komt tot uitdrukking in een theocratie waarin de verantwoordelijkheid in handen van mensen wordt gelegd. Helaas is dat in Eden verloren gegaan doordat de ‘eerste Adam’ faalde. In de verbonden met Abraham en Mozes en de profetieën van de oudtestamentische profeten bleef de gedachte aan deze theocratie bestaan, en kwam weer tot leven door de koningen van Israël, en kwam tot een eind door de ballinschap van Israël en de invoering van de ‘tijden der heidenen’. Er zat geen nazaat van David meer op de troon en Israël werd beheerst door anderen wereldmachten. In deze tijd verscheen de Heer Jezus, de rechtmatige erfgenaam van de troon van David. Had Israël de Heer Jezus toen aanvaard als de Messias, dan zou het aardse koninkrijk van God gekomen zijn. Maar helaas verwierp het volk Israël, eerst de heraut, Johannes de Doper en daarna ook de ‘Koning van Israël’, de Heer Jezus (Mat.12) wat leidde tot een uitstel van het rijk van God. Vanwege dat uitstel verklaart de Heer Jezus de geestelijke situatie die er zal zijn tot aan zijn tweede komst in de gelijkenissen van Mattheüs 13. Ook kondigde de Heer Jezus de komst van de Gemeente aan (Mat.16 en 18). Wanneer de Gemeente zal zijn weggenomen van deze aarde, zal Israël getuchtigd worden in de Grote Verdrukking en het overblijfsel zal ingaan in het Vrederijk. De heerschappij van God over zijn schepping door zijn Zoon, zal voor eeuwig duren in de nieuwe hemel en aarde. De apostel Johannes vat het zo samen: ‘En zij zullen regeren tot in alle eeuwigheid ‘(Op.22:5). Gods Koninkrijk zal zich verderzetten in het eeuwige rijk van God (Op.21-22).

______________________________________________________________________________________________________________________________