Dogmatiek – Het Geweten

10 januari, 2024

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

Het Geweten

Inleiding

Als aangeboren vermogen van ieder mens is het geweten zeer moeilijk te begrijpen en wordt het maar al te vaak geheel verwaarloosd in werken over antropologie en psychologie. Toen Immanuel Kant de aloude drievoudige verdeling van het immateriële deel van de mens als intellect, zondigheid en wil presenteerde, verzuimde hij het geweten op te nemen, hoe essentieel het ook is in het menselijk bestaan.

Het onderwerp is op zijn best in mysterie gehuld. Persoonlijkheid lijkt zijn volledige reikwijdte en alomvattendheid uit te drukken wanneer hij zijn doel en wil uitvoert, geleid door het intellect en het gevoel; niettemin, naast deze manifestatie van persoonlijkheid, oordeelt het geweten of de handeling goed of slecht is.

De veronderstelling dat het geweten geen deelheeft aan datgene wat anders het hele wezen bezighoudt is het toch intuïtief bewust van elke handeling in die mate dat het een oordeel over de daden uitspreekt; Dat suggereert het eigenaardige en ongrijpbare karakter van dit vermogen.

Er bestaat een breed scala aan meningen voor het geweten. Aan het ene uiterste ligt de bewering dat het geweten een aangeleerde geesteshouding is, louter een gewoonte gevormd door de discipline van vroegere opvoeding, die de waarden van goed en kwaad accentueerde. De test van deze mening wordt enigszins aan het licht gebracht door ongelovige mensen die geen morele idealen voor ogen hadden. Aangezien het geweten verzwakt en dichtgeschroeid kan worden, zou men kunnen verwachten dat, wat ook zijn aangeboren kracht mag zijn geweest in de vroege kinderjaren tee midden van heidense volken, het met het verstrijken van de jaren zo goed als vernietigd zou zijn.

Aan het andere uiterste ligt de overtuiging dat het geweten de stem van God is die rechtstreeks in de menselijke ziel spreekt. Een test voor de juistheid van deze theorie zou het duidelijke feit zijn dat het geweten verzwakt of volledig verslagen kan worden – neigingen die niet gemakkelijk in verband worden gebracht met de werkelijke stem van God.

De Bijbel gaat uit van de aanwezigheid van het geweten in de mens als een aangeboren factor van zijn wezen en predikt zulke beperkingen ervan dat het een feilbaar menselijk kenmerk wordt. Hoewel onderhevig aan verzwakking door misbruik, wordt het geweten in de Schrift gepresenteerd als een monitor die toezicht houdt op menselijk handelen. Het lijkt eerder iets aangeboren en universeels te zijn dan een verworven vermogen, en eerder een stem van menselijke oorsprong dan de stem van God.

Wanneer onderzoek wordt gemaakt van de hele Schrift met betrekking tot het geweten, zullen de betrouwbare feiten die deze menselijke bekwaamheid vertegenwoordigen, worden onthuld. Het woord komt dertig keer voor in het Nieuwe Testament.

De volgende algemene indeling van het onderwerp kan worden voorgesteld in vier delen: (1) Het geweten handelt gerechtelijk, beschuldigend of verontschuldigend (Rom.2:15). (2) Het geweten handelt bestraffend en veroorzaakt wroeging en zelfbestraffing. (3) Het geweten anticipeert op toekomstige oordelen en handelt dan door middel van voorspelling. (4) Het geweten handelt sociaal in het beoordelen van anderen (Rom.14:4; 1Kor.8:13).

De waarheid met betrekking tot het menselijk geweten is zelfs nog complexer in het geval van een gelovige. Inwoning van de Heilige Geest en daarom onderworpen aan de Geest en de stem van de Geest, kan de vraag worden opgeworpen of een christen überhaupt leeft met de beperkte indrukken die een geweten teweegbrengt. De Heilige Geest wordt de nieuwe monitor, en het kind van God bedroeft de Heilige Geest of niet. Daarom staat er geschreven: ‘En bedroeft niet de Heilige Geest van God, door Wie u verzegeld bent tot de dag der verlossing’ (Ef.4:30).

Het is mogelijk dat de Heilige Geest in en door het menselijk geweten werkt wanneer Hij Zijn reacties op de gedachten en gedragingen van de gelovige registreert. De apostel getuigde aldus van zichzelf: ‘Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet, terwijl mijn geweten mee getuigt door de Heilige Geest, dat ik grote droefheid heb en een onophoudelijke smart in mijn hart’ (Rom.9:1)

____________________________________________________________________________________________________