Gelijkenissen – Drie gelijkenissen: Schat, parel, sleepnet – Mattheüs 13:44-52

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Matteüs

Gelijkenissen

Gelijkenissen van de schat, parel en sleepnet

Mattheüs 13:44-52

Voorwoord

In de voleinding van de eeuw kunnen we drie soorten mensen onderscheiden: de Joden (de schat in de akker), hen die deel uitmaken van de Gemeente (de parel van grote waarde) en de gelovigen die uit de grote verdrukking komen en het koninkrijk zullen binnengaan (het sleepnet). Dat er drie categorieën van mensen zijn, sedert het ontstaan van de Gemeente, wordt bevestigd door de apostel Paulus die in de eerste brief aan de Korinthiërs schrijft: ‘Weest geen struikelblok voor Joden en voor Grieken en voor de gemeente van God’ (1Kor.10:32).

Inleiding

Aan het einde van deze reeks van zeven gelijkenissen is het goed nog eens een paar zaken te herhalen en te verduidelijken; bijvoorbeeld wat is de betekenis en toepassing van het begrip ‘koninkrijk der hemelen’? En de gelijkenissen die wij nu behandelen worden vaak toegepast op de zondaar die Jezus gevonden heeft. De vraag is of die visie juist is.

Om maar met het eerste te beginnen, dan kunnen we zeggen dat we het ‘koninkrijk der hemelen’ en de parallelle uitdrukking ‘koninkrijk van God’ wil zeggen dat beide aan elkaar gelijk zijn wat hun betekenis betreft. Het ‘koninkrijk der hemelen is zeker geen koninkrijk in de hemel, maar een koninkrijk waarin de hemel (God) over hemel en aarde regeert. Het koninkrijk der hemelen of God, had in de dagen van Jezus een andere gestalte dan na Jezus’ opstanding en hemelvaart en zal na zijn zichtbare wederkomst weer een andere gestalte hebben. Vandaag kunnen we het christendom, maar nog liever de Gemeente als gestalte van het koninkrijk der hemelen beschouwen, maar dan wel in een verborgen vorm. Ik bedoel daarmee dat er geen zichtbare Koning is, geen zichtbaar rijk en geen zichtbare onderdanen van dat rijk.

De tweede opmerking betreft de uitleg van de gelijkenis van de ‘schat in de aarde’ die vaak wordt toegepast op de zondaar die Jezus (de schat) gevonden heeft, alles opgeeft wat hij of zij heeft en zo gered wordt. Deze uitleg roept alleen maar vragen op, zoals: is de Heer Jezus de schat die verborgen is? Hij is eerder de meest bekende persoon in de wereld, ook al in zijn tijd. In de tweede plaats kan de zondaar Jezus vinden, er is immers niemand die God zoekt? (Rom.310vv). Is het niet eerder andersom dat Jezus de zondaar zoekt en vindt? (Luk.19:10). En kan een zondaar zijn redding zelf verwerven? Trouwens de mens in de gelijkenis kocht niet alleen de schat maar de hele akker! En de akker representeert de hele wereld (Mat.13:38). Moet de zondaar de hele wereld kopen om Christus te winnen?

Gelijkenis van de schat in de akker

Het Oude Testament komt ons te hulp in de uitleg en interpretatie van de gelijkenis. De schat is Israël (Ex.19:5; Ps.135:4). Het volk Israël was geroepen om God te verheerlijken, maar faalde daarin. Het werd een verborgen natie, omdat het geen vrucht voor God had voortgebracht (Luk.20:10; Mat.21:18vv). Jezus Christus gaf alles om de wereld en het volk te redden (Joh.11:50-52). Op het kruis stierf de Heer Jezus voor de hele wereld, maar op een bijzondere wijze, Hij stierf voor Israël (Jes.53:8). Het oordeel over het volk Israël voor hun ongehoorzaamheid bleef niet uit, maar dat hield geen ‘vernietiging’ in maar een terzijdestelling voor een bepaalde tijd. Vanuit Gods zicht is het ‘verborgen’ en zal op zijn tijd weer worden aangenomen. Er is een toekomst voor Israël en zal haar toekomstige heerlijkheid niet groter zijn dan haar vroegere? (Hag.2:10).

Gelijkenis van de parel van grote waarde

Ook in de uitleg van deze gelijkenis, dat de parel Jezus Christus zou zijn, lopen we tegen dezelfde problemen aan als in de gelijkenis van de schat in de akker. De zondaar kan Christus niet vinden, Christus vinsd de zondaar! Geen enkele zondaar kan voor zijn redding betalen, daarvoor is immers de prijs te hoog! Nee, Christus die rijk was is om ons arm geworden, om ons rijk te maken! (2Kor.8:9).

De parel representeert de Gemeente. Zoals in het voorwoord als gesteld de Bijbel maakt een onderscheid tussen Joden, heidenen en de Gemeente (1Kor.10:32). Vandaag bestaat de Gemeente, het Lichaam van Christus, uit gelovigen uit de Joden en heidenen (Ef.2:11vv.). Anders bij andere edelstenen is de parel een eenheid en kan niet gespleten worden zoals een diamant. De Gemeente is een eenheid (Ef.4:4-6), ook al is die eenheid niet zichtbaar door verdeeldheid! Zoals een parel, is ook de Gemeente het product van lijden. Christus heeft zijn leven gegeven voor de Gemeente (Ef.5:25) en dat lijden op het kruis maakte haar ‘geboorte’ mogelijk. Een parel groeit geleidelijk, zoals ook de Gemeente. Niemand kan de groei van een parel waarnemen, want het is verborgen door de schelp. Niemand kan de werkelijke groei van de Gemeente waarnemen die verborgen is in deze wereld, hoogstens de uiterlijke groei, het Christendom. Maar de ware aard van de Gemeente is dat ze bestaat uit wedergeboren gelovigen en dat is heel wat anders dat Christendom. De Gemeente is verborgen in deze wereld maar er komt een dag dat het openbaar zal worden, namelijk ’wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd te worden in alleen die hebben geloofd’ (2Thes.1:10).

Gelijkenis van het visnet

De Bijbel leert niet dat aan het ‘einde van de eeuw’ de wereld christelijk zal zijn, eerder het tegendeel. Alles wat aan de verantwoordelijkheid van de mens is overgelaten zal uiteindelijk falen. Denken we maar aan de schepping en de zondeval, het volk Israël in ballingschap vanwege het falen in hun gehoorzaamheid aan God, het koningschap dat goed begon en fout eindigde, en zo kunnen we doorgaan, en ook het Christendom ontkomt daar niet aan. De zeven gemeenten in het boek Openbaring, die een profetische beschrijving zijn van de geschiedenis van het Christendom, geven daarvan getuigenis. Laodicéa eindigt in het Babylon van de eindtijd! Christenen die anders denken, namelijk dat het christelijk geloof een glorierijk einde zal inhouden, moeten wel teleurgesteld zijn of worden als ze om zich heen kijken. De gelijkenis van het visnet is een bevestiging wat in andere gelijkenis ook al naar voren is gekomen, namelijk er in de voleinding van de eeuw een scheiding zal komen tussen het goede en het verkeerde. De gelijkenis van de dolik onder de tarwe, dat samen opgroeit tot de oogst, wordt de dolik (het verkeerde) in bossen gebonden om te verbranden en de tarwe (het goede) wordt in de schuur gebracht (Mat.13:24vv.). Hetzelfde gebeuren zien we beschreven in de gelijkenis van de schapen en de bokken, een scheiden van de goeden van de kwaden (Mat.25:31vv.). Zo ook in de gelijkenis van het sleepnet, dat in de zee werd geworpen en van allerlei soort bijeenbracht; toen het vol was, trokken zij het op het strand, en zij gingen zitten en verzamelden het goede in vaten, meer het bedorvene wierpen zij weg.

Toepassing

Op dezelfde wijze zal het in de eindtijd zijn, in de oogsttijd of in de voleinding van de eeuw, zoals u wilt: ‘de engelen zullen uitgaan en de bozen uit het midden van de rechtvaardigen afscheiden en hen in de vuuroven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Wat mogen we daar onder verstaan, ‘het geween en het tandengeknars’? Elders wordt er gesproken over: ‘het onuitblusbaar vuur’ en ‘de hel, waar hun worm niet sterft en het vuur niet wordt uitgeblust’ (Mark.9:43-48). Paulus, op zijn beurt spreekt dan weer over ‘het eeuwig verderf, verwijderd van het aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte’ (2Thes.1:9). Het Bijbelboek Openbaring spreekt dan weer over ‘dat de dood en de hades (d.i. het dodenrijk) werden geworpen in de poel van vuur, dat is de tweede dood. De Heer Jezus waarschuwt de mensen om rekening te houden met de dood en het hiernamaals wanneer hij zegt: En weest niet bang voor hen die het lichaam doden, maar weest veeleer bang voor Hem die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel’ (Mat.10:28). We kunnen ons moeilijk een beeld maken wat de toekomst is voor de ongelovigen, maar laten de mens de waarschuwende woorden van de Heer Jezus maar ernstig nemen en zich bekeren! Vandaar dat de apostel Paulus zijn toehoorders in Athene oproept zich te bekeren, omdat God een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen! (Hand.17:31). Vreselijk is het vallen in de handen van de levenden God, immers onze God is een verterend vuur! (Heb.10:31;12:29).

De opdracht

Op de vraag van de Heer Jezus: ‘Hebt u dit alles verstaan?’ antwoordden de discipelen bevestigend, maar of ze het werkelijk begrepen hebben? De vraag die wij onszelf kunnen stellen is: ‘Hebben wij het begrepen? En zo ja, wat doen wij met de ons opgedane kennis van Gods woord? Dat we niet mogen zwijgen blijkt ook uit de geschiedenis van Elisa tijdens het beleg van Samaria zoals we kunnen lezen. ‘Er waren vier melaatse mannen buiten voor de poort; zij zeiden tot elkander: Waarom blijven wij hier, totdat wij sterven? Indien wij zeggen: Wij zullen de stad binnengaan, in de stad is hongersnood, zodat wij daar zullen sterven; en indien wij hier blijven, dan zullen wij ook sterven. Welaan dan, laten wij overlopen naar de legerplaats der Arameeërs. Indien zij ons in leven laten, zullen wij leven; en indien zij ons doden, zullen wij sterven. In de avondschemering stonden zij op om naar de legerplaats der Arameeërs te gaan. Maar toen zij bij de buitenrand van de legerplaats der Arameeërs kwamen, zie, daar was niemand. Want de Here had het leger der Arameeërs een geluid doen horen van wagens en paarden, het geluid van een grote legermacht, zodat zij tot elkander zeiden: Zie, de koning van Israël heeft tegen ons de koningen der Hethieten en van Misraïm gehuurd om ons te overvallen. Daarom waren zij opgesprongen en in de avondschemering gevlucht en hadden hun tenten achtergelaten, ook hun paarden, hun ezels, de hele legerplaats zoals die was; zij waren gevlucht om hun leven te redden. Toen deze melaatsen aan de buitenrand van de legerplaats gekomen waren, gingen zij een tent binnen, aten en dronken, namen zilver, goud en klederen eruit weg, en gingen heen en verborgen het. Daarna gingen zij weer een andere tent binnen, namen er [allerlei] uit weg, gingen heen en verborgen het. Toen zeiden zij tot elkander: Wij doen niet goed; deze dag is een dag van blijde boodschap, en wij houden ons stil. Indien wij wachten tot het morgenlicht, dan zal ons straf treffen. Welaan dan, laten wij heengaan en het in het koninklijk paleis melden’ (2Kon.7).

______________________________________________________________________________________________________________________________