Gelijkenissen – Onrechtvaardige Rentmeester – Lukas 16

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Lukas

Gelijkenissen

Gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester

Lukas 16:1-13

Voorwoord

We moeten voorzichtig zijn te zeggen dat bovenvermeld Bijbelgedeelte een gelijkenis is. Ik geloof dat het ook een werkelijke gebeurtenis geweest kan zijn. Wanneer de Heer Jezus een gelijkenis gebruikt om een geestelijke waarheid te verduidelijken, lezen we vaak: ‘Hij nu sprak tot hen deze gelijkenis en zei…’ of soortgelijke woorden. (Luk.15:3 Mat.13:18 e.a.). In de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester ontbreken deze woorden.

In hoofdstuk 16 ligt de nadruk op geld, het verspillen ervan, de zucht ernaar en het misbruik dat ervan gemaakt kan worden. Maar ook in het voorgaande hoofdstuk 15, in de gelijkenis van de verloren zoon, gaat het over geld (Luk.15:11-32). In de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester wordt de aandacht gevestigd op een rentmeester die de bezittingen van zijn meester niet goed beheerd (vs.1-13), in het daaropvolgende gedeelte (vs.13-17) gaat het over de zucht naar geld zoals de farizeeën geldzuchtig waren en in de gelijkenis die volgt, de rijke man en de arme Lazarus gaat het over het misbruik maken van geld. De les van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester is, dat je van de geboden gelegenheid het beste moet maken en zorgen om ‘vrienden te maken met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u ontvangt in de eeuwige tenten’ (Luk.16:9).

Inleiding

Ik heb me laten vertellen dat, wanneer een kind geboren wordt de handjes heeft toegeknepen, en wanneer een mens sterft het geopende handen geeft. Dat doet mij denken aan wat de apostel Paulus heeft geschreven: ‘Wij hebben niets in de wereld ingebracht, omdat wij er ook niets uit kunnen wegdragen’ en vervolgt hij: ’Wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en in een strik en in vele onverstandige en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te streven zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord’ (1Tim.6:7,9). Iemand heeft eens het volgende in verband met geld gezegd: ‘Met geld gaan alle deuren open behalve die van de hemel’ en ‘Met geld kan je bijna alles kopen behalve geluk’ en nog: ‘Je kunt met geld veel dingen kopen, maar je dient ervoor te zorgen dat je de dingen die je niet met geld kunt kopen niet kwijtraakt’. In de gelijkenis van de verloren zoon, in hoofdstuk 15, kwam het onderwerp geld al aan bod, en in hoofdstuk 16 gaat de Heer Jezus daarop door. De Joden dachten dat het bezit van rijkdom een teken was dat ze door God gezegend werden (Deut.28:1-14; Mark.10:17-27), maar één ding ontbrak hen.

De farizeeën (16:13-18)

Het waren niet alleen de discipelen die deze gelijkenis te horen kregen (16:1) maar ook de farizeeën luisterden mee (16:14). In de evangeliën worden de Farizeeën ons voorgesteld als een toonbeeld van vroomheid, maar innerlijk waren ze geldzuchtig. ‘Wee u, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult u een des te zwaarder oordeel ontvangen’ (Mat.23:14 HSV). Ze geloofden dat rijkdom een teken was van Gods zegen en goedkeuring en ze lachten dan ook om wat de Heer Jezus zei en leerde. Ze waren niets anders dan de ‘succes predikers’ in onze tijd, die geluk en heiligheid gelijkstellen met bezit. Zij probeerden twee meester te dienen – God en de Mammon, het geld – maar dat is niet mogelijk. Of we dienen het geld of we dienen God; er kan geen compromis zijn dan alleen: God dienen mét de onrechtvaardige Mammon! (Mat.6:24). Materiele voordeel, macht en aanzien dat rijkdom kan bieden en wordt door de mensen begeerd, maar Gods ziet het als een gruwel. Schatten, door goddeloosheid verkregen, doen geen nut, maar gerechtigheid redt van de dood’ (Spr.10:2). Het is geen zonde rijk te zijn, mannen als Job, Salomo en Abraham waren rijk, het is ook geen zonde dat iemand van zijn welvaart geniet, maar het is zonde om een wereldse houding te hebben met betrekking tot rijkdom en daarmee God niet te eren. ‘Beveel de rijken in de tegenwoordige eeuw niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet gevestigd te hebben op de onzekerheid van de rijkdom, maar op God, Die ons alles in rijkelijk geeft om te genieten, om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en mededeelzaam, om voor zichzelf een goed fundament weg te leggen voor de toekomst, opdat zij het werkelijke leven verkrijgen’ (1Tim.6:17-19). Zoals iemand heeft gezegd: ‘Je kunt je geld niet meenemen, maar wel vooruitsturen!’. De moeilijkheid met de Farizeeën was dat ze met mensen meegingen en niet probeerden met geweld – door geloof – het koninkrijk van God binnen te dringen. (Vs.16; Mat.11-13). Ze waren niet bereid de prijs te betalen, hun geldzucht of rijkdom op te geven en de Heer Jezus te volgen. In hun verlangen om de letter van de Wet te houden, ontkenden ze eigenlijke betekenis van de Wet zoals dat door de Heer Jezus werd geleerd.

Verspillen van geld (16:1-12)

Dat gezegd zijnde komen we aan bij de overdenking van de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester. Evenals de verloren (verspillende) zoon, verspilde ook deze rentmeester de goederen van zijn meester, zoals veel mensen vandaag ook doen, denk maar aan het beheer over de schepping. Alles wat we hebben komt van God en dient gebruikt te worden voor het welzijn van de naaste en tot eer van God. We zijn geen eigenaars; we zijn rentmeesters, beheerders van Gods bezittingen, en ooit zullen we rekenschap moeten afleggen wat we hebben gedaan met datgene wat Hij ons heeft toevertrouwd. De Heer Jezus prijst de rentmeester niet dat hij zijn meester bedriegt, maar voor het goed gebruik maken van de gelegenheid. De mensen van deze wereld zijn vaak inventiever in het ontdekken van mogelijkheden en het benutten ervan dan de kinderen van God. (Ef.5:15-17). Tijdens dit korte leven, hebben we gelegenheid door middel van onze rijkdom vrienden te maken voor God, vrienden die we later in de hemel zullen ontmoeten! De sleutel is trouw (vs.10-12). De onrechtvaardige Mammon (geld) is het ‘minste’, maar de eeuwige rijkdommen ‘het meeste.’ Als we Gods rijkdom gebruiken zoals Hij het wil, dan zal Hij ons echte rijkdom geven die van ons zelf zullen zijn. De Heer Jezus zag geen grote ‘kloof’ tussen materiele en geestelijke zaken, want een van de meeste geestelijke dingen die we kunnen doen is door gebruik te maken van de materiële dingen in het winnen van zielen voor de eer van God.

Rekenschap afleggen

We kunnen niet zeggen dat de heer in de gelijkenis een hard mens was, een geslepen zakenman. Toen hem ter ore kwam dat de rentmeester hem bedroog, riep hij hem onmiddellijk ter verantwoording: ‘Leg de boeken maar eens op tafel!’. Hij had de rentmeester in de gevangenis kunnen laten gooien, maar hij gaf hem zijn ontslag. Omdat hij schijnbaar tot niets anders in staat was, nam hij de toevlucht tot zijn schuldeisers. Daardoor wilde hij zich indekken tegen toekomstige situaties, maar hij liet ook zien dat hij een vooruitziende blik had. Hij had vergeten dat het rentmeesterschap niet alleen maar verantwoordelijkheid inhield en voorrechten, maar ook dat hij ook verantwoording diende af te leggen. Hij had zijn zakken goed gevuld, maar de dag van afrekening was aanstaande!

Gelovigen hebben ook de neiging de dag van afrekening, de dag ze zullen verschijnen voor de rechterstoel van Christus, te vergeten. Maar voor ons geldt hetzelfde als voor de rentmeester in de gelijkenis. Veel gelovigen hebben schrik als je ze daarover aanspreekt, maar dat heeft, achteraf, vaak te maken met een verkeerd idee over wat die verantwoording betekent. De Bijbel is duidelijk dat een gelovige niet geoordeeld zal worden voor hun zonden, daarvoor is betaald op Golgotha. Aan hun zonden zal niet meer gedacht worden (Heb.10:17), en ze zullen daar nooit meer over aangesproken worden (Joh.5:24; Rom.8:1). Maar het zijn onze werken die beoordeeld, en wel of niet beloont zullen worden. Zo zegt de Schrift: ‘Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed, hetzij kwaad’ (2Kor.5:10; Rom.14:12). We verkeren in dezelfde positie als de rentmeester in de gelijkenis, want ook wij zijn’ dienaren van God en rentmeesters van de verborgenheden van God. Verder wordt hier van de rentmeesters vereist, dat men trouw wordt bevonden’ (1Kor.4:1-2). Dus geen angst daarvoor, eerder een uitzien naar die dag, dat moment wanneer u en ik voor Jezus zullen staan!

Onze les leren

De bedoeling van een gelijkenis is dat we de les leren die erin verborgen ligt en dat is hier, dat we met overleg dienen om te gaan, met het oog op de toekomst. Dat is waar de rentmeester voor geprezen wordt, dat hij met overleg heeft gehandeld. ‘Ik loop daarom zo, niet als in onzekerheid; zo boks ik, niet alsof ik in de lucht sla; maar ik kastijd mijn lichaam en breng het tot slavernij, om niet, nadat ik anderen heb gepredikt, zelf verwerpelijk te worden’ (1Kor.9:26-27). Aldus de apostel Paulus die ook met overleg handelde ten opzichte van de Jood en niet-Jood om allen voor zich te winnen (1Kor.9:20-23).

Vandaar de oproep: ‘Maakt u vrienden met de onrechtvaardige Mammon (geld, rijkdom), opdat wanneer die u ontvalt men u ontvangt in de eeuwige tenten’ (16:9). Wij, gelovigen, hebben niet alleen aardse bezittingen maar ook, en veel belangrijker nog, geestelijke bezittingen, zegeningen. Wanneer wij onze materiele bezittingen in de dienst van de Heer stellen, zullen we meer van genieten, en zullen we onze ‘investeringen’ in andere mensen mogelijk terugvinden in de hemel. We kunnen ons geld niet meenemen in het hiernamaals, maar we kunnen het wel vooruit sturen door het te investeren in Gods koninkrijk. Wij zijn als gelovigen niet alleen maar gezegend, maar ook geroepen om die zegen uit te breiden. De gelijkenis sluit af met de woorden: ‘Geen huisknecht kan twee heren dienen, want hij zal òf de één haten en de andere liefhebben, òf zich aan de één hechten en de ander verachten. U kunt niet God dienen en de Mammon’ (vs.13). Wat we wel kunnen is God dienen met de Mammon, en laten we dat doen zolang we hier nog in deze wereld zijn!

______________________________________________________________________________________________________________________________