Gelijkenissen – Drie gelijkenissen – Twee zonen, landlieden, bruiloft – Mat.21-22:14

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Matteüs

Gelijkenissen

Drie gelijkenissen

Mattheüs 21 – 22:1-14

Voorwoord

God had veel voor het volk Israël gedaan. Jesaja zegt: ‘Wat was er aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb’ (Jes.5:4). De verwachting was dat het volk vrucht zou voortbrengen, maar omdat ze weigerde God te gehoorzamen, bleef die vrucht uit. ‘Hij verwachtte dat hij goede druiven zou voortbrengen, maar hij bracht stinkende druiven voort (Jes.5:2). God zond daarom profeten en dienaren, om het volk terug tot Hem te brengen, maar dezen werden mishandeld en gedood (Mat.21:34-35). Tenslotte nu zond God zijn Zoon, en… ze doodden Hem! Ze wierpen Hem zelfs buiten de wijngaard (Mat.21:39; Hebr.13:11-13). Daardoor spraken de Joden het oordeel over zichzelf uit (vs.41) en God deed wat ze zeiden. Hij ontnam hen hun wijngaard, verwoestte Jeruzalem, en gaf de wijngaard aan een volk dat de vrucht ervan zou opbrengen. We behandelen in dit artikel drie gelijkenissen omdat ze alle drie betrekking hebben op het volk Israël.

Inleiding

We kunnen het evangelie naar Mattheüs indelen als volgt: (1) De openbaring van de Koning (Hfdst.1-10), (2) de tegenstand van de Koning (Hfdst.11-13), (3) de terugtrekking van de Koning (Hfdst.14-20), (4) de verwerping van de Koning (Hfdst.21-27) en (5) de opstanding van de Koning (Hfdst.28). Het evangelie naar Mattheüs is bij uitstek het evangelie waarin de Heer Jezus wordt voorgesteld als de Koning. Het evangelie begint dan ook met het geslachtsregister dat teruggaat op koning David (1:1). De wijzen uit het oosten vroegen: ‘Waar is de koning der Joden die geboren is?’ (2:2). Jeruzalem wordt in dit evangelie ‘de stad van de grote Koning’ genoemd (5:35). Bij Jezus’ intocht in Jeruzalem wordt verwezen naar een tekst uit Zacharia, waar staat: ‘Zie, uw Koning komt tot u’ (Zach.9:9). De Heer Jezus werd ‘met een scharlaken mantel om, een kroon van dorens op zijn hoofd en onder de woorden van de soldaten: ‘Gegroet, koning der Joden’ naar het kruis geleid (27:27-31). Ze plaatsten boven zijn hoofd de beschuldiging: ‘Deze is Jezus, de koning der Joden’ (27:38). Het gedeelte dat we nu voor ons hebben is het begin van deel 4 dat de hoofdstukken 21-27 omvat, waarin de verwerping van de Koning centraal staat.

De tempelreiniging (21:12-17)

In hoofdstuk 21:23 tot 23:39 zien we de Heer Jezus in de tempel en onderhoud Hij zich met de geestelijke leiders van het volk. Ze hadden van de tempel een rovershol gemaakt van wat een ‘huis van gebed’ had moeten zijn. Jezus genas enkele zieken, ‘maar toen nu de overpriesters en de schriftgeleerden de wonderen zagen die Hij deed en de kinderen die in de tempel de woorden riepen: ‘Hosanna voor de zoon van David’, namen zij Hem dat zeer kwalijk. Waarop de Heer Jezus repliceert door een tekst uit het boek van de Psalmen aan te halen, waar staat: ‘Uit de mond van kleine en zuigelingen hebt U Zich lof bereid’. Daarna vertrekt de Heer Jezus naar Bethanië en overnachtte daar.

De vijgenboom vervloekt (21:18-22)

Toen de Heer Jezus de volgende dag weer naar Jeruzalem vertrok zag Hij een vijgenboom die Hij vervloekte (Mark.11:21). Dit is voor zover ik weet het enige wonder dat de Heer Jezus heeft verricht met een negatieve uitkomst. De reden daarvoor was dat Hij er niets anders vond dan bladeren en geen vruchten. De vijgenboom symboliseert het volk Israël (Jer.8:13; Hos.9:10, 16; Luk.13:6-9). Hieruit kunnen we twee lessen leren. Ten eerste, God wil dat ook wij, gelijk aan het volk Israël, vrucht dragen in ons leven. In gelijkenis van de vijgenboom in Lukas 13:6-9 kreeg de wijngaardenier nog een jaar extra tijd opdat hij vrucht zou voortbrengen…, zo niet, dan moest het omgehakt worden. Een beeld dat overeenkwam met de situatie van het volk Israël, ze hadden voldoende tijd gehad om vrucht voort te brengen, en van buiten scheen alles mooi en goed, veel uiterlijk vertoon, maar er was een grote geestelijk leegte, er was geen vrucht. Een aantal jaren later, na de verwerping van het getuigenis van de Heilige Geest, bij monde van Stéfanus, werd het in het jaar 70 ‘omgehakt’! (Hand.7:51).

Vraag over het gezag van Jezus (21:18-22)

Natuurlijk, hadden de geestelijke leiders van het volk, die de bewakers waren van het geestelijk eigendom van het volk, naar Jezus’ gezag gevraagd. Hij verwees ze echter naar Johannes de Doper. Waarom? Omdat zij wisten dat Johannes de Doper de waarheid had verkondigd en toch hadden ze hem verworpen. God openbaard geen nieuwe waarheden als de voorafgaande openbaring niet gehoorzaamd wordt. Omdat ze Johannes hadden verworpen, kregen ze van de Heer geen antwoord. De Here Jezus vertelde daarvoor in de plaats drie gelijkenissen die op het volk Israël betrekking hadden.

De twee zonen (21:28-32)Verwerping van God de Vader

‘Wat was er nog aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? (Jesaja 5:4)

Deze gelijkenis heeft weinig toelichting nodig geloof ik. De tollenaars en hoeren werden veracht, maar de Heer laat zien, dat deze gepolijste, godsdienstige priesters en oudsten boos waren, en veel eerder te verwerpen. De tollenaars en hoeren worden voorgesteld door de zoon, die zei dat hij niet wilde gaan doch berouw kreeg en wél ging. De tweede, die zei dat hij wilde gaan, het niet deed en geen berouw kreeg, was een beeld van de trotse, godsdienstige Farizeeën, hogepriester en de oudsten van het volk. Op deze wijze stelde de rechtvaardige Rechter hen in al hun naaktheid ten toon. Als eigengerechtigden hadden zij geen berouw. Het sanhedrin stond misdadig en veroordeeld in de tegenwoordigheid van de Koning. Hier zien we Israël als een zoon die ongehoorzaam aan zijn vader is. De wijngaard spreekt van Israël (Jes.5:1-7; Ps.80:8-16). Door Johannes de doper te verwerpen, waren de Joden ongehoorzaam aan God die hem had gezonden. De zondaars echter namen Johannes’ boodschap ter harte en gingen het koninkrijk binnen. Twee groepen mensen: hen die geen bekering nodig hadden en hen die zeiden: ‘Wees mij de zondaar genadig!’ (Luk.18:9-14). In plaats van oordeel, zond God, in genade, zijn Zoon zoals we dat zien in de volgende gelijkenis.

Gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden (21:33-46) – Verwerping van de Zoon

‘Hoe dikwijls heb Ik u willen bijeenvergaderen… maar u hebt niet gewild! (Mattheüs 23:37)

De overpriesters en oudsten hadden geen antwoord op de gelijkenis van de twee zonen en er volgde een tweede gelijkenis, die van de onrechtvaardige landlieden, dat een overzicht geeft van de geschiedenis van het volk en dat hun tevens het aanstaand oordeel aankondigt. Opnieuw stelt de Heer Jezus hen een gelijkenis voor en later blijkt dat zij begrepen wat Hij met deze gelijkenis had proberen duidelijk te maken. Toen de Heer over de wijngaard sprak, de omheining, de persbak, de toren, de landlieden en van de vrucht die van de wijngaard verwacht werd, moeten zij begrepen hebben dat het over Israël ging, aan wie het Koninkrijk was aangeboden. Wanneer de gelijkenis spreekt van ‘een heer des huizes’ mogen we denken aan God. De wijngaard is een oudtestamentisch beeld voor Israël. De Koning, de Heer Jezus, had ongetwijfeld de profetie van Jesaja voor de aandacht, toen Hij deze gelijkenis uitsprak (Jes.5:1-7, Jer.2:21, Ps.80:9). De ‘omheining’ doet ons denken aan de Wet waardoor het volk afgezonderd was van de andere volken. Een ‘persbak’ doet denken aan de vruchten (druiven) die geperst moesten worden. De ‘toren’ spreekt van een getuigenis naar de andere volken. Ondanks dat, had de wijngaard helaas geen vrucht voortgebracht. De naar de wijngaard gezonden dienstknechten zijn Gods profeten, die door hen verworpen en kwalijk behandeld werden (Mat.23:34v.). Tenslotte nu zond de landman zijn zoon; de Heer Jezus werd door de Vader gezonden. Profeet na profeet was gekomen en had in de naam van God gesproken, maar nu kwam tenslotte zijn zoon. Wat zullen zij met de zoon doen? De verwachting was: ‘Zij zullen mijn zoon ontzien’ (21:37). Zullen zij zijn boodschap aanvaarden, zich buigen voor zijn gezag? Neen! Het tegendeel bleek waar, zij zeiden onder elkaar: ‘Deze is de erfgenaam, komt laten wij hem doden en zijn erfenis in bezit brengen’. Het is duidelijk dat zoon in deze gelijkenis de Heer Jezus is, de Zoon van God. Op de vraag van de Heer Jezus: ‘Wanneer dan de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die landlieden doen? Antwoorden ze: ‘Die kwaden zal hij een kwade dood laten sterven en de wijngaard aan andere landlieden verhuren, die hem de vruchten op hun tijd zullen afgeven’ (21:40-41). Door deze vraag te beantwoorden, gaven ze hun eigen veroordeling weer. Vreselijke voorzegging van de komende gebeurtenissen, waarvan de werkelijkheid nog verborgen was! De Heer wist wat dat voor Hemzelf betekende; buitengeworpen en gedood te worden. Het hoogtepunt van hun zondig en boosaardig handelen wordt hier geopenbaard.

Dan haalt de Heer een uitspraak aan uit Psalm 118. Jezus zei tot hen: ‘Hebt u nooit gelezen in de Schriften: ‘De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die is geworden tot een hoeksteen; van de Heer is dit gebeurd en het is wonderlijk in onze ogen?’ (vs.42). De verworpen steen is de Messias en door Zijn verwerping werd Hij de hoeksteen (Hand.4:11; Ef.2:20; 1Petr.2:7). De leiders van het volk zijn de bouwlieden. ‘Daarom zeg Ik u, dat het koninkrijk van God van u zal worden weggenomen en aan een volk zal gegeven dat de vruchten ervan opbrengt’ (vs. 43). Zij hadden niet alleen het Koninkrijk maar ook de Koning verworpen; de Zoon zou spoedig uitgeworpen worden en daarom werd het Koninkrijk van hen weggenomen. De mensen, die daar stonden, het geslacht dat zich verenigde in en deel uitmaakte van de verwerping van het Koninkrijk en de Koning, zou het Koninkrijk niet zien.

De vraag die zich stelt is: Wie is het volk aan wie het koninkrijk van God gegeven zal worden, en dat de vruchten ervan opbrengt? De meningen daarover zijn tweeërlei. De een denkt aan de Gemeente, de ander aan het gelovige overblijfsel van Israël dat er in de toekomst weer zal zijn. Maar de Gemeente wordt het lichaam van Christus, de bruid van Christus, de woonplaats van God in de Geest, de vrouw van het Lam, genoemd, maar niet volk. Het volk is nog altijd Israël, maar hier (en daar gaat mijn voorkeur naar uit) wordt het gelovig overblijfsel bedoeld, dat op aarde zal leven als de Heer komt. ‘En toen de overpriesters en de farizeeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen zij dat Hij van hen sprak. En terwijl zij Hem trachten te grijpen, waren zij bang voor de menigten, daar die Hem voor een profeet hielden’ (vs.45-46). Hiermee eindigt dit merkwaardig hoofdstuk. De geestelijke leiders kenden Hem en wisten wat Hij bedoelde. Zij wensten Hem te vangen; zó groot was hun haat, maar ze vreesden de mensen, niet God. Ze hielden Hem slechts voor een profeet, niet voor hun Messias. Als zij geweten zouden hebben Wie Hij was, zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben (1Kor.2:8).

Gelijkenis van de bruiloft (Mat.22:1-14) – Verwerping van de Heilige Geest

‘Hardnekkigen en onbesnedenen van harten en oren, u weerstaat altijd de Heilige Geest’ (Hand.7:51)

Weer ontmoeten we de Vader en de Zoon maar nu met een bruid. De Zoon is in leven, ondanks wat de pachters hadden gedaan (Hfdst.21:33-45). De suggestie is dat hier de Heer Jezus en de gemeente in beeld komt (Ef.5:22-23). De periode die in deze gelijkenis wordt beschreven is na de opstanding en hemelvaart en de komst van de Heilige Geest. De Vader nodigt het volk van Israël uit om te komen, ongeacht wat ze de Zoon hadden aangedaan. Als we de eerste zeven hoofdstukken van het boek Handelingen bestuderen, zien we dat de boodschap van het evangelie in eerste instantie alleen naar de Joden uitgaat (Hand.2:5, 10, 14, 22, 36; 3:25; 6:7). ‘Eerst de Jood’ was Gods plan (Hand.3:26; Rom.1:16). Dat aanbod was mogelijk omdat de Heer Jezus gebeden had: ‘Vader, vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen’ (Luk.23:34). Wat was het antwoord van de Joodse leiders op de uitnodiging gedaan door de apostelen? Ze verwierpen de oproep en vervolgden de Gemeente. Dezelfde geestelijke leiders die toestonden dat Johannes de Doper werd vermoord, en vroegen om de dood van Jezus, doodden ook Stéfanus! Hoe handelde de koning als antwoord op wijze waarop de mensen zijn dienstknechten behandelden? Hij werd boos en stuurde zijn legers om hen en hun stad te vernietigen. Hij wendde zich daarna naar andere mensen en nodigde hen uit om op het feest te komen. Dit is een beeld van Gods handelen met het volk Israël. Ze verwierpen de Vader toen zij Johannes de Doper zijn prediking niet gehoorzaamden. Daarna verwierp het volk de Zoon en liet Hem arresteren en doden. In zijn genade en geduld, zond God andere getuigen. De Heilige Geest kwam op de eerste gelovigen en zij gaven met grote kracht getuigenis dat Jezus leefde en dat het volk gered kon worden (Hand.2:32-36; 3:19-26). De wonderen die zij deden waren het bewijs dat God in en door hen werkte. Maar Israël verwierp ook de Heilige Geest! Dit was Stéfanus’ aanklacht tot het volk: ‘U weerstaat altijd de Heilige Geest; zoals uw vaderen, zo ook u’ (Hand.7:51). Met de steniging van Stéfanus, was het met Israël als getuigenis van God op aarde gedaan. Het oordeel liet nog wel veertig jaar op zich wachten, maar in het jaar 70 werd Jeruzalem door Titus verwoest. In Handelingen 8 lezen we dat de uitnodiging tot de Samaritanen ging, en in Handelingen 10 lezen we over de volkeren ging. Daarmee had Israël de ‘maat van hun zonden vol gemaakt’ (1Thes.2:16). Toen zij Johannes de Doper verwierpen, verwierpen zij de Vader die hem gezonden had; maar toen bleef de dienst van de Zoon nog over. Toen zij de Zoon verwierpen, ontvingen zij vergeving vanwege hun onwetendheid (Luk.23:34; Hand.3:17), en de dienst van de Heilige Geest bleef over. De Geest kwam en de Gemeente ontstond, en de apostelen deden grote tekenen en wonderen (Hand.2:43; Heb.2:1-4). De leiders verwierpen echter ook het getuigenis van de Heilige Geest, en brachten het uiteindelijke oordeel over zichzelf. Ze hadden de Vader, Zoon en Heilige Geest verworpen en daarmee was hun lot bezegeld, echter niet voor altijd!

Tenslotte

Deze drie gelijkenissen tonen ons de geestelijke geschiedenis van het volk Israël. Het volk was door God geroepen om vrucht voort te brengen (de vervloeking van de vijgenboom) maar ze faalde in haar opdracht. Ze was ongehoorzaam aan de Vader (gelijkenis van de twee zonen), ze kruisigden de Zoon (gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden), en weerstonden de Heilige Geest (de gelijkenis van de bruiloft). Momenteel is Israël terzijde gesteld, en Gods en de Gemeente is het getuigenis van God op aarde totdat de volheid van de volken ingaat. Daarna zal de Gemeente zal worden opgenomen (1Thes.4:13vv.), en Israël zal weer worden aangenomen, ‘want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk’ (Rom.11:25vv.).

______________________________________________________________________________________________________________________________