'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
‘Hij nu sprak een gelijkenis tot hen, met het oog daarop dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden’ (Luk.18:1)
Voorwoord
Wanneer we vragen of de Heer ons iets wil leren, dan worden we als het ware verplaatst naar de schoolbanken. Het leren is niet alleen van toepassing op het gebed, er zijn nog heel wat meer ‘terreinen’ in het leven van een gelovige waar we moeten leren hoe te handelen. Bijvoorbeeld: De apostel Paulus schrijft aan de gelovigen te Filippi: ‘Ik heb geleerd tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik ben’. En dat schreef Paulus toen hij in de gevangenis was! Het leven van een gelovige is een proces, een opgroeien in de genade en kennis van de Heer Jezus (2Petr.3:18). Het Woord van God waardoor we zijn wedergeboren, is er ook voor om ons te doen opgroeien (1Petr.1:23; 2:2). En bij die groei van een gelovige neemt het gebed een belangrijke plaats in, want als we niet bidden ontvangen we niet! (Jak.4:2). De meesten van ons zullen liever iets anders doen dan bidden. Maar we beseffen het, en anders zullen we het in de praktijk van het leven wel ervaren, dat werken zonder gebed niets opleverd. Wat een verschil zou het brengen in ons persoonlijke leven, in onze gezinnen, onze kerken, en onze wereld als wij werkelijk leerden om en hoe te bidden! Als u in de gelegenheid zou zijn om de Heer om één speciale zegening te vragen, zou u dan vragen, ‘Heer, leer mij bidden?’ Sommigen zouden misschien vragen, ‘Heer, leer mij om goed te spreken!’ of ‘Heer, leer mij om te evangeliseren!’. Op zich niet verkeerd, maar ‘leer mij bidden’ is het meest verstandige dat je kunt vragen. Elke andere zegen in het leven van een christen is er op één of andere manier mee verbonden, en van afhankelijk. Aan de hand van de gelijkenis van de onrechtvaardige rechters (Luk.18:1-8) willen we ingaan op het onderwerp ‘gebed’, maar we maken ook gebruik van het bijbelgedeelte over ‘het bidden’ in Lukas 11:1-13.
Inleiding
‘De Heer Jezus heeft zijn discipelen nooit geleerd te preken, maar wel hoe te bidden!
Voor veel gelovigen is het gebed, los van ware aanbidding, een onderwerp dat eerder vragen oproept dan geeft. Gebed schept, gewild of ongewild, een verwachting; het verlangt een antwoord. Maar het antwoord op ons gebed of verlangen komt vaak niet overeen met onze verwachting. We kunnen verkeerd bidden en daarom dienen we het onderwerp van ons gebed te overwegen in het licht van Gods Woord alvorens het bij God bekend te maken (Jak.4:3). Gebed is niet dat onze wil in de hemel geschiedt, maar Gods wil op aarde, dus dienen we te zoeken naar zijn wil. Veel gelovigen raken teleurgesteld in het gebed, vaak omdat ze het onderwerp eenzijdig benaderen, of ervan uitgaan ‘dat alles wat we de Vader bidden in Jezus’ naam, zullen ontvangen’ (Joh.15:17), zonder daarbij rekening te houden met andere bijbelgedeelten die over gebed gaan. Gebed is een serieuze bezigheid omdat we daardoor in de nabijheid komen van de Schepper van hemel en aarde. Bij een bezoek aan een of andere belangrijke koning of staatshoofd zullen we ons zeker terdege voorbereiden, hoeveel temeer op een ontmoeting met de Koning der koningen! Gebed is niet alleen maar een serieuze bezigheid het is ook een kostbaar voorrecht om in te gaan in het heiligdom via de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen (Heb.10:19-22). Het voorhangsel was geopend omdat de Heer Jezus zijn bloed heeft gestort op het kruis van Golgotha. Hij heeft de prijs betaald en wij kunnen binnengaan om voor God te verschijnen.
Verschillen/overeenkomsten tussen Lukas 11 en 18
In Lukas 11 gaat het over ‘iets nodig hebben’ ‘de Vader geeft wat nodig is ‘de bidder vraagt om een lening’ in dat geval om een brood (Luk.11:6). In Lukas 18 gaat het om ‘recht krijgen’ en daar ligt de nadruk op ‘volharding’ en ‘het gelovig gebed’ (Mat.21:22).
De plicht om te bidden (Luk.11:1)
God wil gebeden zijn! Een voorbeeld daarvan vinden bij de genezing van een blindgeborene, die door de Heer Jezus genezen werd. Op de vraag van de Heer: ‘Wat wilt u dat Ik u doe?’, antwoorde blinde: ‘Heer, dat ik weer kan zien’ (Luk.18:40). Uiteraard wist de Heer Jezus dat deze man, die voor Hem stond, blind was, maar toch dwingt Hij hem om zijn nood bekend te maken. Er is in de Bijbel niet vermeld wie het geweest is die de Heer Jezus de vraag stelde; ‘Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen heeft geleerd’ (Luk.11:1), in elk geval moet de vraagsteller de belangrijkheid ervan ingezien hebben. Het antwoord dat de Heer Jezus gaf, is: ‘dat zij altijd moesten bidden en niet moedeloos worden’ (Luk.18:1). Gebed moet een noodzakelijk deel van ons geestelijk leven uitmaken, want hoelang kunnen we leven zonder te ademen? Als de Heer Jezus bad en Johannes de doper, hoeveel te meer wij! Wij mogen al onze verlangen bekend maken bij God; er is altijd wel iets waarvoor we kunnen bidden! (Fil.4:6). En in een wereld die meer en meer in opstand is tegen het gezag, zou het ons als christenen niet misstaan te bidden voor die overheid in plaats van te demonsteren en ons ongenoegen te uiten over genomen maatregelen zoals wat we in de achter ons liggende coronatijd hebben gezien. Dat is een opdracht! (1Tim.21-2).
Richtlijnen voor gebed (Mat.6:5)
We dienen te bidden naar Gods wil en zo begint ook het onderwijs met betrekking tot het gebed in Mattheüs 6:5vv. – ‘het zogenaamde Onze Vader’ – met de woorden ‘moge uw wil gebeuren’. Zoals gezegd: ‘Bidden niet is dat onze wil in de hemel geschied, maar dat Gods wil op aarde geschied!’, vandaar ook de vraag van de discipelen: ‘Heer, leer ons bidden!’ Uiteraard kunnen er momenten in ons leven zijn dat ‘wij naar behoren niet weten wat wij zullen bidden en mogelijk ook niet hoe, op welke manier, maar dan komt de Heilige Geest ons te hulp, want de Geest bidt in overeenstemming met God (Rom.8:26-27). In het leven van een gelovige kunnen er situaties ontstaan waarmee we geen raad weten en het ons aan wijsheid ontbreekt (Jak.1:5). In zulke situatie komt de Heilige Geest ons te hulp. Maar het kan ook voorkomen dat we verkeerd bidden, dat is waar Jakobus ons op wijst: ‘U bidt en ontvangt niet, omdat gij verkeerd bidt, om het in uw hartstochten te verkwisten’ (Jak.4:3). Dus het kennen en het op de hoogte zijn van Gods wil, is een basisvoorwaarde voor het gebed. Paulus roept ons daarom ook op, om te beproeven wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is (Rom.12:2; Ef.5:10, 17).
Volharden in gebed (1Sam.12:23)
‘Volhardt in het gebed, weest daarbij waakzaam en dankt’ (Kol.4:2; Rom.12:12; 1Thes.5:17). En mooi voorbeeld van volhardend gebed zien we bij de weduwe die de ‘onrechtvaardige rechter’, door haar volharding, ertoe probeert te bewegen haar recht te verschaffen (Luk.18:3-5). Wil ‘volharden in het gebed‘ dan zeggen dat we tot in den treuren voor een of andere zaak moeten blijven bidden? De apostel Paulus spreekt ervan dat hij de Heer driemaal gebeden heeft voor zijn ‘doorn in het vlees’, en Gods antwoord was: ‘Mijn genade is u genoeg; want de kracht wordt in zwakheid volbracht’ (2Kor.12:8-9). We moeten volharden in de gebeden’ wil m.i. niet zeggen dat we altijd voor een of andere zaak moeten blijven bidden, maar dat we het ook moeten leren los te laten, over te geven. Doen we dat niet dan krijgen we eindeloze gebedslijstjes. Dat we onze bekommernissen op Hem mogen werpen wil zeggen dat we erop mogen vertrouwen dat God ons dat zal geven wat goed voor ons is. Hij is een hoorder en verhoorder van het gebed, alleen op zijn tijd en manier.
Antwoord op gebed (Jak.4:21)
Zoals hiervoor gezegd dienen we met de kennis van Gods wil vervuld worden’ (Ko1:9). Als het gebed in overeenstemming is met Gods wil en gehoord wordt, wil dat nog niet zeggen dat het beantwoord wordt op de wijze zoals wij denken dat het zou moeten gebeuren. Ik denk daarbij aan het verlangen en gebed van de apostel Paulus om de gelovigen in Rome te bezoeken. Het verlangen werd werkelijkheid, het gebed werd verhoord, maar de wijze waarop Paulus in Rome kwam, had hij zich, denk ik, wel heel wat anders voorgesteld. Hij ging namelijk als gevangene! Er zijn heel wat voorbeelden in de Bijbel te vinden waarin de gebeden niet beantwoord worden zoals wij ze verwoorden of wensen. We mogen alles in het gebed brengen, waarbij we ons wel dienen af te vragen, wordt God erdoor verheerlijkt en gediend? Leest u eens rustig die gedeelten die ons spreken over het gebedsleven van de apostel Paulus (Fil.1:9-11; Ef.1:15-23; 3:14-21). Misschien is het niet altijd nodig om te bidden voor iets wat je graag wenst of denkt nodig te hebben, maar wat je wilt zijn.
Met mijn verstand bidden (Mat.22:37)
Regelmatig hoor ik van gelovigen die bidden voor een opwekking en dat vaak al vele jaren doen en dat zonder enig gevolg. Nu hoop ik, met alle rechtgeaarde gelovigen samen, dat er een opwekking zou komen en dat veel ongelovigen Christus zouden mogen vinden als hun Redder. Maar is dat realistisch, vraag ik mij tegelijkertijd af? Paulus schrijft toch ook dat we bij ons bidden ons verstand niet vruchteloos mogen laten. Zo zegt hij: ‘Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden’ (1Kor.14:15). De werkelijkheid om mij heen toont ons het beeld van kerken die gesloten worden, gemeenten die verouderen omdat er geen nieuwe mensen meer tot bekering komen en ga zo maar door. De Schrift leert ons toch dat we de Here zouden liefhebben met geheel ons hart en met geheel onze ziel en met geheel ons verstand (Mat.22:37). Met gebruik makend van ons verstand zullen we toch moeten leren verstaan wat de wil van God is (Ef.5:17). De Schrift leert mij dat wij die in een eindtijd leven, en ik meen toch dat we daar mee te maken hebben, geen opwekkingen meer mogen verwachten, maar juist het tegenovergestelde een steeds verdergaand verval. Leert ons dat ook de ‘kerkgeschiedenis’ niet, zoals we die vinden in de zeven gemeenten (Op.2 en 3). Die geschiedenis eindigt met Laodicéa waarin het verval duidelijk aanwezig is en de heer buiten staat. Ik weet dat is geen aantrekkelijk vooruitzicht, maar beter met de realiteit te leven, dan van de ene teleurstelling in de andere terechtkomen!
Zal Ik nog het geloof vinden op aarde? (Luk.18:8)
Aansluitend aan het voorafgaande nog een opmerking over Lukas 18:8 waar staat: ‘Als evenwel de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?’. Vaak wordt deze tekst gebruikt om te duiden of er in de eindtijd, vlak voor Jezus’ komst het bijbels geloof nog wel aanwezig zal zijn. Maar als we rekening houding met de context waarin deze vraag staat denk ik dat we aan iets anders moeten denken dan dat. Lukas 18:8 kunnen koppelen aan Lukas 17:22-37. De eindtijd zal geen periode zijn van groot geloof. Acht zielen werden gered in Noach’s tijd en vier uit Sodom, waarvan nog één omkwam tijdens de vlucht uit Sodom. Schriftgedeelten zoals 1 Timotheüs 4 en 2 Timotheüs 3 schetsen een heel ander beeld van de tijd voor Jezus’ komst! Vinden we nog geloof vlak voor de komst van de Heer Jezus? Ik geloof van wel, maar hoe sterk is dat geloof, is zo volhardend als dat van de weduwe in de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter? Daar mogen we zelf het antwoord op geven!