Nieuw Testament – De brief van Jakobus – Drie soorten geloof – Jakobus 2:14-26

5 augustus, 2023

Bijbelboeken: Jakobus

Diverse Onderwerpen

Drie soorten geloof in de brief van Jakobus

Jakobus 2:14-16

Voorwoord

Wat is geloof? Wat is bijbels geloof? In Galaten 5:6 beschrijft de apostel Paulus het leven van een christen als: ‘Geloof dat door liefde werkt’. Deze twee aspecten van geloof worden besproken in het tweede hoofdstuk van de brief van Jakobus. Het basisidee is dat echt bijbels geloof niet ‘dood’ is, het toont zich door liefde (vs.1-13) en in werken (vs.14-22). Te veel mensen hebben een intellectueel geloof in Christus, maar geloven niet met het hart. Ze mogen dan wel geloven in de historische feiten van het christelijk geloof, maar bezitten niet het persoonlijk reddend geloof in Christus. Maar ook al bezit men dat ‘reddend’ geloof in Christus dan dient dat ook, door daden, zichtbaar worden gemaakt in het dagelijks leven. Echt geloof is niet een ‘ik hoop het’ geloof in God dat de ziel redt; het is een beslissende toewijding aan de Zoon van God, Jezus Christus.

Inleiding

Geloof is een basisleer in het christelijk onderwijs. De zondaar wordt gered door geloof (Ef.2:8-9) en de gelovige moet wandelen door geloof (2Kor.5:7). Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen (Heb.11:6); en alles wat we doen zonder geloof is zonde (Rom.14:23). Iemand heeft eens gezegd dat geloven niet is ‘geloven ondanks bewijzen, maar gehoorzamen ondanks consequenties’. Als je Hebreeën 11 leest, ontmoet je mannen en vrouwen die naar Gods Woord handelden, welke prijs ze ook moesten betalen. Geloof is niet een of ander vaag gevoel dat we opwekken; geloof is het vertrouwen dat Gods woord waar is, en de overtuiging dat handelen naar dat woord Zijn zegen zal brengen.

In Jakobus 2 bespreekt Jakobus de relatie tussen geloof en werken. Dit is een belangrijke discussie, want als we het bij het verkeerde eind hebben in deze kwestie, brengen we onze eeuwige redding in gevaar. Wat voor soort geloof redt iemand echt? Is het nodig om goede werken te doen om gered te worden? Hoe kan een persoon weten of hij al dan niet een waar reddend geloof uitoefent? Jacobus beantwoordt deze vragen door ons uit te leggen dat er drie soorten geloof zijn, maar slechts één is het ware reddende geloof.

Dood geloof (Jak.2:14-17)

 ‘Zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, op zichzelf dood’ (Jak.2:17)

 U kent ze wellicht ook wel, christenen waarmee u samen in de kerk zit, en van wie u moet vaststellen dat ze een dood geloof hebben. Waarschijnlijk zijn ze wel regelmatige bezoekers van de samenkomsten, zijn gedoopt en op de hoogte van de hoofdzaken van het christelijk geloof, maar de praktijk ervan ontbreekt. De theorie is aanwezig maar de praktijk ontbreekt!

Om duidelijk te maken wat echt geloof betekent neemt Jakobus ons mee naar de synagoge of samenkomst, waar op dat moment twee personen binnenkomen een arme en een rijke. En let op de reactie van de broeders c.q. de gemeente! In het handelen met deze bezoekers krijgen we een inkijk in de geestelijke toestand van de aanwezigen van de gemeente. De rijke krijgt een voorkeursbehandeling en de arme wordt min of meer gediscrimineerd door hem een plaatsje te geven onderaan de voetenbank. Ik denk aan de behandeling die Ghandi te beurt is gevallen toen hij een kerk in Zuid-Afrika bezocht. In zijn zoektocht naar de waarheid kwam Mahatma Gandhi ook in aanraking met christelijke mensen. Voor hen die onbekend zijn met Gandhi geef ik hier een kort overzicht. Mohandas Karamchand Gandhi, is geboren in India op 2 oktober 1869 – New Delhi en overleden in 30 januari 1948. Hij werd vaak Mahatma Gandhi genoemd en was een Indiaas politicus. Na een rechtenstudie in Engeland vertrok Gandhi naar Zuid-Afrika, waar hij zich voor de Indiase bevolkingsgroep inzette. In Zuid-Afrika, ontmoette hij gelovige christenen, met wie hij in gesprek ging. Op een zekere zondag bezocht hij een Protestantse kerk maar hij werd niet toegelaten. ‘Only white!’ was het welkomstwoord. Voor Gandhi voldoende om het christelijk geloof te laten voor wat het was. Veelzeggend is zijn uitspraak: ‘Ik hou van uw Christus. Ik hou niet van jullie christenen. Jullie christenen zijn zo anders dan jullie Christus.’ Het is te hopen dat het in mij en uw kerk of gemeente anders toegaat! Het hier aangehaald voorbeeld laat ons zien wat er kan gebeuren wanneer je mensen ontmoet die beweren een volgeling van Christus te zijn maar door hun werken verloochenen ze Hem! Dat is een dood geloof! ‘Niet ieder die tot Mij zegt: heer, Heer, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan’ (Mat.7:21).

Demonisch geloof (Jak.2:18-19)

‘U gelooft dat God één is? Daar doet u goed aan; de demonen geloven dat ook en zij sidderen’ (Jak.2:19)

Tijdens zijn dienst op aarde werd de Heer Jezus regelmatig geconfronteerd met demonen. Denken we maar aan de ontmoeting die de Heer had met de bezetene uit Gadera (Mat.8:29). Demonen zijn engelen die hun oorsprong niet bewaard en hun eigen woonplaats verlaten hebben (Jud.:6). Ze hebben als koning over zich Abaddon of Apollyon, de engel van de afgrond (Op.9:11). Het zijn, samen met de duivel, de machten van de duisternis waarover de Heer Jezus heeft getriomfeerd, en die Hij ontwapend en openlijk tentoongesteld heeft door het kruis (Kol.2:15). Demonen geloven ook, zoals Jakobus ons leert: ‘U gelooft dat God één? Daar doet u goed aan; de demonen geloven dat ook en zij sidderen. Maar dat is geen geloof dat tot het eeuwige leven leidt! Ze geloofden ook in de godheid van de Heer Jezus, zoals we zien bij de genezingen die Jezus deed in Galilea. Waarvan we lezen: ‘En als de onreine geesten Hem zagen vielen zij voor Hem neer en schreeuwden de woorden: U bent de Zoon van God!’ (Mark.3:11). Zij wisten dat Hij de Christus was (Luk.4:41). Maar die kennis bracht geen verandering in hen teweeg; vooropgesteld dat dat gekund zou hebben. Voor de duivel en zijn engelen (lees: demonen) is het eeuwige vuur bereid (Mat.25:41). Om nogmaals Judas aan te halen, God heeft hen tot het oordeel van de grote dag met eeuwige boeien onder duisternis bewaard (vs.6; Op.20:20). Hun eindbestemming staat vast, daartoe is vast besloten. En van dat toekomstig oordeel hebben zijn ze op de hoogte. Daarom schreeuwden zij ook: ‘Wat hebben wij met U te maken, Zoon van God? Bent U hier gekomen om ons vóór de tijd te pijnigen?’ (Mat.8:29). ‘En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou gebieden in de afgrond te gaan!’ (Luk.8:31); de afgrond zoals we die zijn tegenkomen in Openbaring 9:11. Neen demonen hebben geloof, maar wel een demonisch geloof! Tegen de duivel en de machten van de duisternis worden de gelovigen opgeroepen te strijden en daarvoor de geestelijke wapenrusting aan te doen om stand te houden (Ef.6:10-20)

Dynamisch geloof (Jak.2:20-26)

‘U ziet dat het geloof samenwerkte met zijn werken en het geloof uit de werken volmaakt werd’ (Jak.5:22)

Een levend geloof is gebaseerd op het Woord van God; betreft de gehele mens en leid tot activiteit (1Joh.4:20). Dit geloof vinden we bij Abraham en Rachab, twee oudtestamentische personen die Jakobus als voorbeelden aanhaalt. Echt geloof heeft als basis het Woord van God waardoor we tot wedergeboorte gebracht worden (Jak.1:18), we ontvangen het ingeplante woord dat onze zielen behoudt. Petrus vat het als volgt samen: ‘Daar u uw zielen hebt gereinigd door de gehoorzaamheid aan de waarheid, tot ongeveinsde broederliefde, hebt elkaar vurig lief uit een rein hart, u die wedergeboren bent, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord’ (1Petr.1:22-23). Dat woord moet verkondigd worden, want het geloof is uit de prediking (Rom.10:17). Abraham en Rachab hebben beiden het woord van God gehoord en de boodschap ontvangen. God sprak en ze gehoorzaamden. Echt geloof is gehoorzaamheid aan Gods woord, ongeacht de omstandigheden rondom ons, de gevoelens in ons en de consequenties voor ons. Zo’n geloof leidt tot actie! Dat betekende voor Abraham dat hij gevraagd werd zijn enige zoon te offeren. ‘En Hij zeide: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak, en ga naar het land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen die Ik u noemen zal’ (Gen22:2). Voor Rachab betekende het dat zij de verspieders op het dak had doen klimmen en hen verborg onder de vlasstengels, die zij uitgespreid had liggen op het dak. Hun beider geloof werd op de proef gesteld ze gehoorzaamden de Here. Voor Abraham was het resultaat dat ‘hij geloofde in de Here, en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid’ (Gen.15:6) Voor Rachab wilde dat zeggen de behoudenis van haar en haar huis: ‘Doch de stad en al wat erin is, zal door de ban de Here gewijd zijn; alleen de hoer Rachab zal in leven blijven, zij en allen die met haar in het huis zijn, omdat zij de boden die wij uitgezonden hadden, heeft verborgen’ (Joz.6:17).

Tenslotte

Jakobus benadrukt dat de volwassen christen de waarheid beoefent. Hij houdt niet alleen vast aan theoretische leerstellingen, maar die principes maken deel van zijn dagelijks leven uit. Zijn geloof is niet het dode geloof van de intellectuelen, of het demonische geloof van de gevallen geesten. Het is het dynamische geloof van mannen als Abraham en vrouwen als Rachab, geloof dat een leven verandert en voor God gaat werken.

___________________________________________________________________________________________________