Diverse Onderwerpen – Gemeente en Diaconaat

5 augustus, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Gemeente en Diaconaat

‘Alles nu wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook aldus:  want dit is de wet en de profeten’ (Mat.7:12)

Inleiding

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik mij met het onderwerp ‘Gemeente en Diaconaat’ nooit serieus heb beziggehouden. Dat wil niet zeggen dat ik nooit iets van dien aard heb gedaan. Als voorzitter van een vzw. zijn onder mijn verantwoordelijkheid tientallen transporten met hulpgoederen richting Roemenië gegaan. Waarom dan nu wel? Vanuit mijn Gemeente kwam de vraag om daarover iets op papier te zetten met de onderliggende vraag: ‘of de Gemeente een taak heeft in het diaconaat of dat het moet worden overgelaten aan individuele gelovigen binnen de plaatselijke Gemeente of aan instellingen van de wereldse overheden? Diaconie in de Kerk was mij niet vreemd; ik ben daarmee opgegroeid in het Protestants en Evangelisch Nederland. Ik ben geboren in het jaar 1947 toen deze taak in die tijd door alle Kerken werd uitgevoerd. OCMW of soortgelijke instellingen bestonden, voor zover ik weet, niet in die tijd, noch in Nederland noch in België. Ik kan mij nog herinneren dat mijn vader vaak zei: ‘Toen de sociale instellingen ontstonden, heeft de Gemeente de link met de maatschappij verloren’. Niet dat alle diaconie in de praktijk op een juiste wijze werd uitgevoerd. De verhalen over allerlei misstanden daaromtrent zijn legio en het heeft er vaak toe geleid dat velen de Kerk de rug hebben toegekeerd, toen hulp vanuit die instantie niet meer nodig bleek. Dat wil echter niet zeggen dat de Gemeente en/of de christenen ontheven zijn van deze taak. De vraag is of het de taak van de Gemeente is om de zorg aan de armen op zich te nemen, daarover gaat dit artikel.

De dienst van de gemeente

De eerste vraag die we moeten stellen en beantwoorden is: ‘Waaruit bestaat de dienst van de Kerk en/of van de gelovigen?’. Ik kom er tot vier:

1e. De dienst van de gelovigen voor God

Hiermee doel ik op de samenkomsten die gelovigen als Gemeente uitoefenen. We denken dan hoofdzakelijk aan de dienst op de eerste dag van de week, het breken van het brood en de bidstonden. ‘Laten wij dan door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die Zijn Naam belijden’ (Heb.13:20). ‘U wordt ook zelf, als levende stenen gebouwd, als een geestelijk huis, tot een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden te offeren, die voor  God aangenaam zijn door Jezus Christus’ (1Petr.2:5). ‘Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’ (Mat.18:20). ‘Ik vermaan dan allereerst dat smekingen, gebeden, voorbiddingen en dankzeggingen gedaan worden voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een rustig en stil leven leiden, in alle godsvrucht en eerbaarheid’ (1Tim.2:1).

2e. De dienst van de gelovigen jegens elkaar

Dat is wat we de ‘onderlinge gemeenschap’ noemen, zoals we ook een ‘eigen bijeenkomst’ hebben die we niet moeten verzuimen (Heb.10:25). De verticale gemeenschap die we met God hebben, zet zich voort in een horizontale gemeenschap van de gelovigen onderling. Die gemeenschap is ten diepste de gemeenschap met de drie-enige God. ‘Opdat ook u met ons gemeenschap hebt. En onze gemeenschap nu is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus’ (1Joh.1:3).

‘Zij nu bleven volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in de breking van het brood en in de gebeden’ (Hand.2:42). ‘De drinkbeker der zegening, die wij met zegenen, is die niet de gemeenschap van het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap van het lichaam van Christus?’ (1Kor.10:16).

3e. De dienst van de gelovigen jegens de wereld

Hiermee bedoel ik het getuige zijn van Jezus Christus in Woord en daad met het doel mensen met God in aanraking te brengen. ‘Terwijl ik (Paulus) zowel aan Joden als Grieken de bekering tot God en het geloof in onze Heer Jezus Christus betuigde’ (Hand.20:21). ‘U zult mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judéa en Samaria en tot aan het einde van de aarde’ (Hand.1:8). ‘Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden’ (Mat.28:19). Deze dienst aan de wereld is niet zonder risico en velen ‘die voor zijn naam zijn uitgegaan’ (3Joh.7) hebben dat met de dood moeten bekopen.

4e. De dienst van de gelovigen jegens elkaar én jegens de wereld

Hiermee doel ik op de diaconie; de dienst aan elkaar en aan de ongelovigen. De dienst aan de wereld bestaat niet alleen uit woorden (de verkondiging van het Evangelie), maar ook uit daden, goeddoen. Dat ‘goeddoen’ hoeft en mag niet met bijbedoelingen gebeuren, bv. opdat iemand tot geloof zou komen, hoewel dat natuurlijk een mooie ‘bijkomstigheid’ zou zijn. ‘Goeddoen’ kan vele vormen aan nemen, ik noem er enkele: hulp aan naakten, hongerigen, dorstigen zieken, gevangenen, vluchtelingen in deze wereld. ‘Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij opgenomen, naakt en u hebt Mij gekleed; Ik was ziek en u hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en u bent bij Mij gekomen’ (Mat.25:35-36). Verder denken ik aan ontwikkelingshulp, gezondheidszorg en christelijk onderwijs enz. Goeddoen beperkt zich niet tot behoeftigen in eigen kring, maar ook daarbuiten.

Wat is diaconie?

De kortste definitie die ik heb gevonden luidt: ‘Diaconie is dienst aan mensen, door christenen verricht uit liefde tot God’. Andere omschrijvingen zijn: (1) Armbestuur van een kerkgenootschap (2) Armbestuur van protestanten (3) Armenschool (4) Armenzorg (5) Kerkelijk armbestuur (6) Kerkelijke armenzorg. Je ziet het verschil, de eerste omschrijving is vrij breed opgesteld ‘dienst aan mensen’ de tweede omschrijving richt zich heel expliciet naar de ‘armen’ echter zonder te vermelden waaruit die ‘armoede’ bestaat. Waarschijnlijk bedoelt men materiële armoede. Wie die ‘mensen’ en/of ‘armen’ zijn wordt in beide gevallen in het midden gelaten.

Bijbelteksten

Hieronder een aantal Bijbelteksten die betrekking hebben op de dienst aan ongelovigen:

‘Laten wij dus, wanneer wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten van het geloof’ (Gal.6:10).

‘Hij nu zei ook tot degene die Hem had uitgenodigd: Wanneer u een middag- of avondmaal aanricht, roep dan niet uw vrienden, uw broers, uw bloedverwanten of rijke buren, opdat niet misschien ook zij u niet terug nodigen en het u vergolden wordt. Maar wanneer u een maaltijd aanricht, nodig armen, verminkten, kreupelen en blinden; en u zult gelukkig zijn, omdat zij u niet kunnen vergelden; want het zal u worden vergolden in de opstanding van de rechtvaardigen’ (Luk.14:12-14).

‘Reine en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is dit: wezen en weduwen te bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren’ (Jak:1:27).

‘Is dit niet het vasten dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken? Is het niet, dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed? Dan zal uw licht doorbreken als de dageraad en uw wond zich spoedig sluiten; uw heil zal voor u uit gaan, de heerlijkheid des Heren zal uw achterhoede zijn’ (Jes.58:6-8).

‘Wanneer nu iemand rechtvaardig is en naar recht en gerechtigheid handelt, 6op de bergen geen offermaaltijd houdt en zijn ogen niet opslaat naar de afgoden van het huis Israëls, de vrouw van zijn naaste niet onteert en geen gemeenschap heeft met een vrouw die haar maandelijkse onreinheid heeft, niemand onderdrukt, de schuldenaar zijn pand teruggeeft, geen roof pleegt, zijn brood aan de hongerige geeft en de naakte met kleding dekt, niet tegen rente uitleent noch woekerwinst neemt, zich van onrecht onthoudt, eerlijk bij geschillen de rechtvaardigheid betracht, naar mijn inzettingen wandelt en mijn verordeningen in acht neemt door trouw te betonen – zo iemand is rechtvaardig; hij zal voorzeker leven, luidt het woord van de Here Here’ (Ez.18:5-9).

Diaconie tijdens het Romeinse rijk

Adolf von Harnack (1851-1930) een Duitse theoloog en kerkhistoricus heeft uitvoerig behandeld waardoor de vroege christenen zo goed bekend stonden. (Die Mission Und Ausbreitung Des Christentums in Den Ersten Drei Jahrhunderten – 1902) Zij gaven aalmoezen aan de armen en financiële ondersteuning aan voorgangers en zendelingen. Zij zorgden voor weduwen, wezen, zieken, zwakken, arbeidsondergeschikten, gevangenen, dwangarbeiders en slaven, rondtrekkende broeders (gastvrijheid) en arme en bedreigde gemeenten. Zij verleenden zorg bij sterfgevallen en bij grote calamiteiten, enzovoorts.

De afvallige keizer Julianus (330-363) stelde een Romeins filantropisch systeem in als tegenwicht tegen de christenen, die zorg en liefdadigheid bewezen aan alle mensen om hen heen: ‘Deze goddeloze Galileeërs (lees: christenen) voeden niet alleen hun eigen armen, maar de onze even eens, en verwelkomen hen aan hun liefdemalen, zij trekken hen aan met koeken, zoals kinderen worden aangetrokken.’ En nog: ‘Terwijl de heidense priesters de armen verwaarlozen, wijden de gehate Galileeërs zich aan werken van liefdadigheid. Zie hun liefdesfeesten, en hun tafels, gedekt voor de behoeftigen. Zulke praktijk is gewoon onder hen en veroorzaakt verachting van onze goden’, en wel doordat de mensen zich van de heidense afgoden afwenden om de God van de christenen te gaan dienen.

 Diaconie in de Middeleeuwen

De zorg voor de zwakken en zieken, armen, ouderen en reizigers, is in de Middeleeuwen begonnen als christelijk liefdeswerk. De oudste ‘gods-‘ en ‘gasthuizen’ werden gebouwd door de kerk, bijvoorbeeld bij kloosters, of gesticht door een bisschop. Het ging hier wel vaak allereerst om het zielenheil van de patiënt en minder om diens genezing, maar dat was ook omdat men daarvoor nog weinig middelen had. Het Concilie van Nicea (325 n.C.) had al bepaald dat elke stad een plek voor de armen en zieken moest hebben. Ook waren er diaconessen, die de zieken thuis opzochten om hen te verplegen, met hen te bidden en hun bijbelonderricht te geven. Keizer Karel de Grote bepaalde dat iedere bisschop bij zijn kathedraal een gasthuis (Hospitaal) moest hebben voor armen, zieken, en vreemdelingen. Het gebruik om verpleegkundigen ‘broeders en zusters’ te noemen stamt uit deze tijd.

Diaconaat in de negentiende eeuw

Na de Napoleontische oorlogen verkeerde heel Europa is grote verwarring en wanorde, ook op geestelijke gebied. De 19e. eeuw zou de eeuw worden van de grote opwekkingen. Op sociaal gebied leidde die opwekkingen ertoe dat de mensen de ernstige misstanden van hun dagen onder ogen zagen met de vaste overtuiging dat zij hieraan iets moesten doen. Dat leidde bijvoorbeeld tot de afschaffing van de slavenhandel en tot verbetering van het gevangeniswezen. Deze maatschappelijke hervormingen kwamen als logisch uitvloeisel voort uit tal van werken der barmhartigheid, die ook wel bekend staan als ‘inwendige zending’. Een definitie daarvan is: ‘Het vrije liefde werk van het heil-vervulde volk tot verwerkelijking van de christelijke en sociale wedergeboorte van het heilloze volk’.

Een groot voorbeeld uit die periode zijn de weeshuizen die George Müller oprichtte in Engeland. De in 1805 in Pruisen geboren George Müller begint in het Engelse Bristol in 1832 een geweldig geloofswerk: het opzetten van weeshuizen. Hij neemt zich voor alle noden en behoeften niet aan mensen bekend te maken, maar in gebed bij God te brengen. Aanvankelijk heeft hij slechts een paar shilling tot zijn beschikking, maar in antwoord op het gebed vertrouwt God hem in al die jaren meer dan £1.500.000 toe! Zeker voor die tijd een astronomisch bedrag. Tienduizend weeskinderen vinden uiteindelijk bij hem een thuis. Voedsel en geld arriveren vaak pas enkele uren of zelfs minuten voordat het nodig is. Müllers geloof wordt dikwijls zwaar op de proef gesteld, maar God stelt niet teleur en voorziet op Zijn tijd. George Müller sterft in 1898 op 93-jarige leeftijd.

In Nederland is de naam van Otto Heldring te vermelden, verbonden aan tehuizen voor ‘gevallen’ meisjes, in Zetten. Dit initiatief werd door tal van anderen gevolgd, waarmee de Christenen de wereldse overheid ver vooruit waren in hun zorg voor wat tegenwoordig heet de ‘kansarmen’ in de samenleving. In hen werd openbaar dat de liefde Gods in de harten was uitgestort: niet alleen jegens hen die voor eeuwig verloren zijn, maar ook jegens hen die zich om geen heil bekommeren omdat zij hun leven nú al als een hel ervaren.

Diaconaat nu

Onze tijd en onze cultuur in Europa is niet te vergelijken met die van de antieke wereld, die van de Middeleeuwen of van de negentiende eeuw. De Eerste Wereldoorlog speelt een belangrijke rol in de hulpverlening aan armen. Iedereen kreeg immers te kampen met grote werkloosheid, armoede en gebrek aan voedsel, deels door de Amerikaanse hulp opgelost. Na 1918 moet België heropgebouwd worden. Om de nodige werknemers daartoe te motiveren, en onder druk van de syndicale beweging komt er vrij snel een sociale wetgeving tot stand. In 1925 komt er daarom een Wet op de Commissie voor Openbare Onderstand. Op 8 juli 1976 komt er een Wet op het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. De OCMW’s zijn in 1976 ingesteld toen ook een reeks fusies van gemeenten zijn doorgevoerd. Het belangrijkste doel blijft de bestrijding van de armoede. Door het oprichten van deze instelling werden de kerken min of meer ‘ontlast’ van deze taak. Door de secularisatie – de overtuiging dat religie en geloof geen invloed mogen uitoefenen op de maatschappij – en door de ‘leegloop’ van de kerken is de uitoefening van het diaconaat op de achtergrond geraakt. Daardoor komt de vraag naar de maatschappelijke relevantie van de Kerk regelmatig aan de orde in de politiek. De kerk (lees: christenen) hebben hun relatie met de ‘wereld’ verloren en zijn daardoor niet meer of veel minder in staat deze te helpen.

Gevaren met betrekking tot de diaconie

Ik noem een paar gevaren verbonden aan het diaconaat.

-Het meewerken in een organisatie, bijvoorbeeld het Rode Kruis, die het getuigen van je geloof    verbiedt. Enkele jaren geleden werd er opgeroepen voor ‘buddies’ in een psychiatrisch centrum, waarbij de voorwaarde werd gesteld om niet te getuigen van je geloofsovertuiging.

-Het creëren van zogenaamde ‘rijst-christenen’, die voor het ontvangen van hulp de christelijke weg behandelen maar niet echt betrokken zijn.

-Misbruik van de goedgelovigheid van christenen die betrokken zijn in het diaconaat.

-‘Niet van de wereld, wel in de wereld’ (Joh.1711,14,15,18) Het niet van de wereld zijn heeft te maken met de afgezonderde positie van de kerk en haar leden. Het in de wereld heeft te maken met haar missionaire en diaconale karakter. Aan beide kanten kun je verkeerd gaan door het een of de ander teveel te benadrukken.

De barmhartige Samaritaan

Een korte bespreking van deze gelijkenis mag in het kader van ‘barmhartigheid bewijzen’ natuurlijk niet ontbreken. We merken op dat de Samaritaan niet verantwoordelijk was voor de toestand van de gewonde man, daarom was zijn hulp niet gebaseerd op eventuele schuldgevoelens. Dat de Samaritaan door niemand verplicht of gedrongen was om te helpen. Dat de Samaritaan niet werd gedreven door volkssolidariteit, want de gewonde man behoorde tot een andere, zelfs vijandige natie. Dat de daad van de Samaritaan hoge kosten met zich mee bracht aan tijd, inspanning, geld en risico’s. Dat de Samaritaan geen beloning zocht en er ook geen kreeg. De les van deze gelijkenis is duidelijk en wordt verwoord door de laatste verzen: ‘Wie van deze drie denkt u dat de naaste geweest is van hem die in handen van de rovers gevallen was? En hij zei: Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft. Jezus zei tegen hem: Ga heen en doet u evenzo’ (Luk.10:36-37).

Conclusie

Is diaconaat een taak van de Gemeente of Kerk? Ja en nee. De Gemeente is het Lichaam van Christus en Die bestaat uit leden. De Gemeente sticht geen christelijke scholen, bedrijven, verenigingen en partijen, zij beoefent geen kunst of wetenschap, zij bedrijft geen politiek, zij pleegt geen rechtspraak enz. Strikt genomen evangeliseert de Gemeente zelfs niet; steeds gaat het om individuele gelovigen, die óf persoonlijk dit soort werk doen, óf zich in christelijke verbanden (schoolbesturen, ondernemingen enz.) organiseren om christelijk werk te doen. Denken we maar aan het Leger des Heils. Voor Nederland denken we dan aan Tot Heil des volks, Het Scharlaken Koord, Youth for Christ enzovoorts. Niet ‘de Gemeente’ (als zodanig) breidt het koninkrijk Gods in deze wereld uit, maar individuele gelovigen doen dat, persoonlijk of (meestal) collectief (evangelisatieverenigingen, zendingsorganisaties). Concreter: individuele christenen doen dit niet in hun hoedanigheid van leden van Christus’ lichaam dat is de (plaatselijke) Gemeente, maar in die van discipelen in het koninkrijk Gods. Dus niet namens een of andere kerk, RK, Gereformeerd, Baptist of ECV/EKB. De Gemeente is een (onder-) deel van het koninkrijk van God die op haar beurt de totale werkingssfeer van het christelijk geloof omvat. Hen die zich door de Heer tot een dienst geroepen weten, waar en welke dat ook is, mits het gedragen wordt vanuit een Bijbelse overtuiging, kunnen door de Gemeente uiteraard erkent en ondersteund worden, zowel door gebed als financieel. In die hoedanigheid is de Gemeente toch ook min of meer betrokken in het diaconaat of andere activiteiten door haar leden uitgeoefend, hoewel op de achtergrond.

Natuurlijk is er nog veel meer te zeggen maar in het kader van dit artikel wil ik het (voorlopig) hierbij laten.

______________________________________________________________________________________________________________________________