'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Zijn wij begaan met menselijke noden? We zien hier een vrouw die al achttien jaar ziek was, ze was kromgebogen en kon zich niet oprichten. Deze gebeurtenis vinden we alleen terug in het evangelie naar Lukas. Het sleutelvers van het Lukasevangelie zegt dat: “De Zoon des Mensen is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.” (Luk.19:10), en we zien de Zoon hier in actie komen omdat Hij was begaan met mensen, want de Schrift zegt: “Toen Hij de scharen zag, werd Hij met ontferming over hen bewogen, daar zij voortgejaagd en afgemat waren, als schapen die geen herder hebben.” (Mat.9:36) Mensen helpen in hun nood maakte ook deel uit van Jezus’ bediening, want in Lukas 4 lezen we: “Hij (God) heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.” (Luk.4:18-19).
Verder wil dit Bijbelgedeelte de aandacht vestigen op de ‘onvruchtbaarheid’ van het volk Israël waarop de Heer Jezus zinspeelt in de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom in de voorafgaande verzen (13:6-9). De Wet kon wel een ziekte vaststellen maar niet genezen. In plaats dat we bij de farizeeërs en Schriftgeleerden liefde, gerechtigheid, nederigheid en genade ten opzichte van Gods volk vaststellen, vond hij arrogantie en wetticisme. Ze waren niet alleen in staat deze vrouw te helpen, maar weigerden dat zelfs omdat het op een sabbatdag gebeurde. Al eerder had de Heer Jezus hen verweten dat ze huichelaars waren (Luk.12:56) en ook bij deze gebeurtenis. Een treffend voorbeeld van hun huichelarij vinden we in het evangelie naar Mattheüs, waar de Heer Jezus tot de Farizeeën en de Schriftgeleerden had gezegd: “Waarom overtreden uw discipelen de overlevering der ouden? Immers, zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood eten. Hij antwoordde hun en zeide: Waarom overtreedt ook gij ter wille van uw overlevering (zelfs) het gebod Gods? Want God heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Wie tot zijn vader of zijn moeder zegt: Het is offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, behoeft zijn vader of zijn moeder niet te eren. Zo hebt gij het woord Gods van kracht beroofd ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggende: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.” (Mat.15:1-9).
Bevrijding (13:10-13, 16)
“Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag?”
Het is opmerkelijk dat we deze vrouw in de synagoge vinden. Veel gelovigen die tegenslag hebben verlaten eerder de kerk en God in plaats van God te blijven zoeken in hun nood (vgl. Luk.2:37-38). Vandaar dat we ook worden opgeroepen om ‘onze eigen bijeenkomst niet te verzuimen’ omdat Hij daar aanwezig is, en waar Hij is, is zegen te verwachten! (Heb.10:25). Achttien jaar had ze al een geest van zwakheid! (Andere vertalingen spreken van ziekte) De Heer Jezus zei dat ze gebonden was en losgemaakt moest worden. Er was er maar Eén die dat kon en dat was Jezus. “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.” (1Joh.3:8; Mat.12:24). Het is opmerkelijk dat Jezus haar riep en niet zij Hem. Dat duidt er wellicht op dat de Heer Jezus het er niet alleen om ging haar te genezen van haar gebondenheid, maar ook dat hij de farizeeën en Schriftgeleerden een les in barmhartigheid wilde leren. Hij zag haar, riep haar en zei tot haar: ‘Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid en legde haar de handen op. Alle activiteit gaat van de Heer uit want ‘Christus is, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen gestorven (Rom.5:6).
Tegenstand (13:14-15)
‘Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dan om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag?’
Bij eerdere gelegenheden had de Heer Jezus er al op gewezen dat de ‘sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat’ en dat ‘de Zoon des mensen Heer is, ook over de sabbat’ (Luk.6:1-11). De Heer Jezus heeft zeven wonderen op een sabbatdag verricht (Mark.1:21-28; 1:29-31; 3:1-6; Luk.13:10-17, 14:1-6; Joh.5:1-18). De overste van de synagoge richtte zijn klacht aan de menigte, niet aan de Heer Jezus. Ze hadden meer liefde voor hun os of ezel dan voor deze vrouw! Jezus noemt ze huichelaars. Huichelaars of hypocrieten zijn mensen die voordoen bepaalde waarden te huldigen, maar zich er zelf niet aan houden. In Jezus’ beroemde rede tegen de farizeeën en Schriftgeleerden vinden we van hun huichelarij talloze voorbeelden (Mat.23). De overste van de synagoge zei: ‘kom maar gedurende de week, maar niet op de sabbat’. Zou hij, of de eventuele andere aanwezige Farizeeën of Schriftgeleerden, ze hebben kunnen genezen? En als hij de macht had mensen te genezen, waarom had hij hen dan niet eerder genezen? In het volgende hoofdstuk vinden we een gelijke kwestie (Luk.14:1-6). De Heer Jezus geeft twee voorbeelden uit de praktijk van het dagelijkse leven om aan te tonen dat het geoorloofd was goed te doen op sabbatdag en om de farizeeën en Schriftgeleerden op hun hypocriete houding te wijzen. Hier antwoordde de Here hun en zei: “Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken?” En in hoofdstuk 14:5: “Als een zoon of een os van iemand van u in een put valt, wie zal hem er dan niet terstond uittrekken (ook) op de sabbatdag?”
Reacties (13:17)
‘En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden’
We vinden drie reacties op de genezing van deze vrouw. Ten eerste zijzelf: het was er een van dank en verheerlijking van God. Het gaat niet om de genezing van deze vrouw, het gaat erom dat God wordt grootgemaakt. “Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.” (Mat.5:16). De omstanders verheugden zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden. Bij de genezing van de verlamde in ditzelfde evangelie lezen we dat: “ontzetting allen beving en zij verheerlijkten God, en werden met vrees vervuld, zeggende: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien.” (Luk.5:26). De tegenstanders werden beschaamd, wellicht om het feit dat Jezus hen de les had gespeld!
“Wee u, Schriftgeleerden en farizeeën, gij huichelaars, want gij geeft tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw.” (Mat.23 :23).