Kerkgeschiedenis – Gebroeders Wesley – Personen

12 augustus, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis – Personen

Gebroeders Wesley en de Methodisten

 

 

 

Inleiding

Evenals in Duitsland was ook de situatie in de Engelse Kerk van de achttiende eeuw weinig verheffend. In de hogere klassen was het mode geworden om niet meer aan godsdienst te doen, en van hoog tot laag verwilderden de zeden, want men wilde niet de geboden houden van Iemand die niet bestaat. De “geestelijkheid” van de officiële kerk was – enkele uitzonderingen daargelaten – weinig beter dan het volk als geheel en dat maakte dat degenen die als pelgrims op “de smalle weg” bleven wandelen met hoon en spot werden bejegend. In die situatie verwekte God iets nieuws door een tweetal instrumenten die Hij zich verkoos, de gebroeders Wesley. Hun invloed op Engeland zou zó groot worden, dat thans algemeen wordt erkend dat het slechts aan hun arbeid te danken is dat Engeland niet ten prooi is gevallen aan de geest der Revolutie die aan het einde van de achttiende eeuw over Frankrijk en Europa raasde. John Wesley was een man die zijn eigen behoud zocht te verdienen door veel religieuze oefeningen, maar dat bracht hem alleen maar verder van huis. Op een schip naar Amerika maakte hij kennis met het eenvoudige geloof en geestelijk leven van een groep Herrnhutters die als team van zendelingen naar de Nieuwe Wereld overstaken; bij hen vergeleken voelde John zich een buitenstaander. Dat leven met God was precies waarnaar hij verlangde, maar waar hij zelf, zoon van een stoere Anglicaanse predikant, buiten stond. Hierdoor raakte hij in een geloofscrisis, wat ertoe leidde dat hij tenslotte de begeerde vrede met God vond. John en Charles Wesley hadden een godvruchtige moeder, Susanna Wesley, die negentien kinderen gebaard had waarvan er acht als baby waren gestorven. Zij had de gewoonte haar kinderen en dienaren geregeld bijeen te roepen om met hen de Schrift te lezen en te bidden. Dat werd ook naar buiten bekend, waarop anderen werden aangetrokken, totdat er tenslotte zóvelen kwamen dat het huis te klein werd en de mensen moesten worden weggezonden. Maar toch kenden John en Charles in hun jeugd nog niet de persoonlijke omgang met God zoals hun moeder hun voorleefde en die John herkende in de Herrnhutters op het schip. Beide broeders onderscheidden zich in hun studie en werden benoemd tot predikant in de Anglicaanse Kerk. A1 op de universiteit richtte Charles een club op die “nuttige boeken” las en religieuze oefeningen deed zoals vasten en regelmatige communie. Maar zelfs daarmee konden zij hun ziel niet redden, ook al dreven anderen de spot met hen door hun namen te geven als “Heilige Club” en “Methodisten”. In 1735 werden John en Charles als zendelingen uitgezonden naar Georgia, V.S., en hun geschiedenis tot dan toe is typerend voor veel predikanten en zendelingen die wél ijverig zijn voor de Kerk en ook het goede zoeken en God willen behagen, maar die nooit de wedergeboorte en het nieuwe leven ervaren en gekend hebben. De zending werd een volslagen fiasco en beiden keerden gedesillusioneerd naar Engeland terug. Daar ontmoetten zij weer een Herrnhutter, Peter Boehler geheten, die hun de weg tot behoud duidelijk uitlegde: een zondaar kan vergeving en redding ontvangen door simpel geloof in het volbrachte werk van Christus. Binnen enkele dagen vonden zowel Charles als John, door een diepe zielennood heen, de zo begeerde vrede met God die John zo treffend beschrijft: Ik voelde op een wonderlijke wijze mijn hart warm worden. Ik merkte dat ik echt mijn vertrouwen op Christus mocht stellen en dat Hij ook mijn Heiland was; er kwam een zekerheid in mij dat Hij ook mijn zonden weggenomen en mij gered had van de wet der zonde en des doods. Zoals gezegd was de situatie in Engeland verre van rooskleurig. De oorlogen en strijd van vorige eeuwen hadden een nasleep van goddeloosheid en verwildering van zeden. De wijze waarop de wet gehandhaafd werd was barbaars, de situatie in de gevangenissen tartte elke beschrijving. Een groot deel van Engeland was onchristelijk geworden: de elite beschouwde de godsdienst als een afgedane zaak, iets uit het verleden, en de armen leefden in verschrikkelijke omstandigheden, zonder onderwijs en zedeloos; dronkenschap en grofheid heersten alom. Engelse filosofen verzonnen tal van godloze systemen, zoals het Deïsme dat Voltaire naar Frankrijk overbracht, of het scepticisme, de voorloper van het evolutionisme dat zichzelf superieur verheven acht boven alle anderen. In het religieuze denken had het rationalisme van de Verlichting zijn intrede gedaan, waardoor de prediking van haar kracht werd beroofd en het geestelijk leven tot het nulpunt was gedaald. Kortom, het land had dringend iets nieuws nodig, mogelijk een grote revolutie, maar God gaf een opwekking. Typerend voor de krachteloosheid van de godsdienst is het verhaal van de predikant die nog laat in de avond aan het studeren is, als een meisje bij hem aanklopt: “Bent u dominee?” “Ja”, is het antwoord. “Laat u dan mijn moeder binnen!” Denkend dat op straat een dronken vrouw ligt, wil de man de politie roepen, maar het meisje zegt: “Ze ligt thuis en is stervende, maar ze kan de hemel niet binnengaan, helpt u haar alstublieft”. De predikant gaat met haar mee en begint aan de vrouw prachtige dingen te vertellen, hoe we de edele Jezus als voorbeeld moeten nemen in het leven. Ongeduldig en in doodsnood wijst de vrouw hem af: “Ik heb mijn leven achter me, dominee, en ik heb er niets van terechtgebracht, ik heb als zondaar geleefd. Maar nu kan ik de hemel niet binnengaan. O, help me toch!” De predikant ziet in dat hij de vrouw, met al zijn humanistisch en verheven denken, niet kan helpen. Ten einde raad gaat hij in gedachten terug naar de tijd dat hij bij zijn moeder op schoot de oude verhalen over Jezus hoorde en hij vertelt haar van het offer dat Christus heeft gebracht door zijn leven en zijn bloed voor ons te geven. “Daardoor is de verzoening voor onze zonden teweeggebracht, geloof dat toch, het geldt óók voor u!” Met een zucht aanvaardt de vrouw Gods genade en ontslaapt in vrede, maar ook de predikant ervaart de vrede van God op grond van het aloude Evangelie, en wordt bekeerd. Dit is de boodschap die de gebroeders Wesley in Engeland brachten. Helemaal geen schittering van geleerde woorden, maar de kracht van het Evangelie dat hun moeder hun voorhield en dat ze in de Herrnhutters zagen werken. Toen de kerken zagen waar het echt om ging, sloten zij hun deuren voor de Wesleys, want voor hun “enthousiasme” was geen plaats in de theologie van de kerken. Op uitnodiging van George Whitefield vertrokken zij naar Bristol om aan mijnwerkers de Boodschap te brengen. Dat ging eerst wat aarzelend, want spreken in de open lucht gold in die tijd als “onfatsoenlijk”, maar toen zij zagen wat God deed, smolt hun vrees en vooroordeel weg, en zo begonnen zij aan “het echte werk” waarin zij de komende vijftig jaar zouden mogen staan. Deze bediening bracht John Wesley samen met George Whitefield overal op de Britse eilanden. Men heeft berekend dat daarbij 400.000 kilometer te paard werd afgelegd. Dat werk was niet zonder gevaar, want zowel rovers, menigten als kerkelijke leiders vormden een bedreiging voor hun leven, elk op z’n eigen wijze. Maar Wesley was onbevreesd en God was met hem, zodat menigten van tienduizenden hem hoorden, waarvan er vaak duizenden zich bekeerden. Zelfs de meest ruwe en verstokte zondaars vonden in tranen vrede aan de voet van het kruis. Velen werden door Gods Geest overtuigd en vonden onder luid geroep van berouw hun weg tot Christus. Nu werd Wesley geconfronteerd met hetzelfde probleem dat alle evangelisten onder ogen moeten zien: wat te doen met die duizenden nieuwe gelovigen? Hij bracht ze allereerst in gezelschappen bijeen, zowel in Bristol als in Londen, en als aanhanger van de Kerk van Engeland hoopte hij dat deze groepen konden blijven functioneren onder de paraplu van de Kerk. In dat oprechte en naïeve verlangen verschilde hij in niets van de Graaf von Zinzendorf, maar desondanks kwam toch weldra de onvermijdelijke scheiding. De starheid van de Anglicanen en de vitaliteit van de Methodisten verdroegen elkaar eenvoudig niet en dat dreef hen uit elkaar. Predikanten die door de Kerk waren aangesteld waren er toen niet en daarmee werd de vraag urgent wie dan de sacramenten mocht bedienen. Toen besloot Wesley, mede op grond van de ontwikkeling in Amerika, zelf voorgangers aan te stellen met volledige bevoegdheid, en dat maakte de breuk met de Staatskerk compleet, waardoor de Methodisten een aparte denominatie werden. A1 gauw ontwikkelde het Methodisme zich tot een kerkgenootschap, met een jaarlijks predikantenconvent dat de beweging leidde. Ook al werden de kerkelijke termen zoals synodes, bisschoppen en classes vermeden, men koos voor hetzelfde patroon, maar gaf er andere namen aan. Daardoor slopen de gebreken van de Kerk die men verlaten had ook weer bij de Methodisten binnen. Wanneer John Wesley vandaag de dag in een Methodistenkerk zou spreken, zouden velen er dan ook grote moeite mee hebben en hem “te enthousiast” vinden. De kracht van de Wesleys lag dan ook niet in het oprichten van Bijbelse gemeenten, maar in de geest van opwekking. Bij John kwam die tot uiting in een krachtige evangelieprediking waardoor duizenden, wellicht miljoenen, met God verzoend de eeuwigheid zijn ingegaan. Bij Charles uitte de geest van opwekking zich in vele prachtige liederen, waarvan hij er honderden, ja duizenden componeerde, en die tot op de dag van vandaag gezongen worden. Deze gezangen vertolken de diepste emoties van de ziel die God aanbidt, maar daarnaast zetten zij de rijkdom van de belangrijkste Bijbelse leerstellingen duidelijk uiteen: een standaardvoorbeeld van “culturele communicatie”. Toen Charles en John Wesley op hoge leeftijd stierven was de achttiende eeuw al bijna ten einde en had Engeland de geestelijke kracht opgebracht om de golven van de godloze revolutie te kunnen weerstaan.

______________________________________________________________________________________________________________________________