Kerkgeschiedenis – Graaf von Zinzendorf – Kerkgeschiedenis

12 augustus, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis – Personen

Graaf von Zinzendorf en de Herrnhutters

 

 

 

Inleiding

Graaf Ludwig von Zinzendorf werd in 1700 in Dresden geboren. Reeds als kind had hij de Here Jezus lief en die liefde werd verder ontwikkeld en gericht door zijn verblijf op de school van August Francke in Halle, waar hij ook de zendingsvisie indronk door het voorbeeld van Francke. Deze visie en gezindheid zou hij later overdragen op de “Moravische broeders”, in Nederland beter bekend als de Herrnhutters. De naam is afkomstig van een heuvel op zijn landgoed in Saksen, Hutberg geheten, waar in 1722 de timmerman-evangelist Christian David een toevlucht zocht voor de Moravische gelovigen die hij voor Christus had mogen winnen en waarom zij nu vervolgd werden. Eigenhandig kapten zij de bomen en bouwden het prachtige plaatsje Herrnhut, “onder ‘s Heren hoede”. Beide mannen waren aan elkaar gewaagd, maar ook heel verschillend, en vrij snel ontwikkelde zich een diepe controverse die nog werd gevoed door de stroom van vluchtelingen uit de wijde omgeving naar de veilige haven die Herrnhut en Berthelsdorf – het modeldorp van Zinzendorf – hun boden. Het duurde niet lang of het landgoed werd het toneel van een bittere woordenstrijd. Maar toen bleek pas goed de gezindheid en het leiderschap van de Graaf door de wijze waarop hij de ruzie beslechtte: Hoewel onze geliefde Christian David mij voor het Beest uitmaakt en pastor Rothe voor de Valse Profeet, zien wij toch dat zijn hart oprecht is en weten we dat we hem op het rechte pad terug kunnen brengen. Door zijn diplomatie en groot stuurmanschap wist Von Zinzendorf tal van conflicten op te lossen, zoals bijvoorbeeld de relatie tussen de Moravische broeders – die zelfstandig wilden blijven – en de Lutherse Kerk. De oplossing werd dat de Kerk Herrnhut erkende als een onafhankelijke gemeenschap binnen de Lutherse Kerk, waarbij een der broeders tot bisschop werd gewijd, zodat deze aan anderen de bevoegdheid kon verlenen om de sacramenten te bedienen. Maar ondanks dit vergaande compromis werd Von Zinzendorf later toch uit Saksen verdreven en kregen de Moraviërs hun zin door als een eigen denominatie erkend te worden. Op een dag werden de jeugddromen van Graaf von Zinzendorf werkelijkheid. Die had hij lang geleden opgeschreven toen hij op school de “Bond van de Vier Broeders” had gevormd: deze had ten doel om aan de wereld bekend te maken de “Universele Godsdienst van de Heiland en zijn Gezin van Discipelen, de Godsdienst van het Hart, waarin de Persoon van de Heiland het Centrum is”. Die dag kwam toen hij in Kopenhagen de kroning bijwoonde van koning Christiaan VI en daar in contact kwam met mensen uit de toenmalige Deense koloniën in West-Indië en Groenland. Toen hij van hen hoorde hoe de mensen daar leefden werd in hem het zendingsvuur ontstoken om aan deze heidenen het Evangelie te brengen. Daarna werd Herrnhut gereorganiseerd tot een zendingsbasis en in 1732 werd het eerste zendingsteam uitgezonden naar West-Indië, een jaar later gevolgd door een team dat naar Groenland ging. Later vertrokken ook teams naar India, Afrika en de beide Amerika’s, waardoor Herrnhut een centrum werd dat met tal van plaatsen en gebieden op de aarde was verbonden. Zo werd Herrnhut vele malen vermenigvuldigd en daarmee werd ook de kracht van haar vitaliteit en geestelijk leven wijd en zijd verbreid. Maar dat gold ook de andere zijde die haar zwakheid weergaf, omdat het systeem van communiteiten wél dienstbaar is aan idealisten, maar niet Gods model is om het leven van de Geest te bevatten. Dat is immers de Gemeente die niet te maken heeft met kerkprovincies, bisschoppen en synodes, maar met plaatselijke gemeenten en een open hemel, met daartussen slechts de geestelijke banden die geen grafelijke inventiviteit ooit kan verbeteren. Van West-Indië is uit Nederland vooral het werk van de Herrnhutters, ook wel Evangelische Broedergemeente geheten, in Suriname bekend. Men begon in 1738 onder de Indianen (aan de kust) te werken, maar deze arbeid moest in 1808 worden opgeheven. In 1765 vestigden zich de eerste zendelingen onder de Bosnegers, maar vanwege het hete klimaat waren er de eerste tijd veel graven van zendelingen, soms leek het erop alsof het aantal graven groter was dan het aantal bekeerden. Daarom is men vrij snel daarna overgegaan tot het aanstellen van inlandse evangelisten en ging de zending zich meer concentreren op het onderwijs en de verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders van de plantages. Daarbij had men vooral de tegenstand te overwinnen van de slavenhouders, die ervoor beducht waren dat “bekeerde slaven” minder goed bruikbaar waren dan heidense slaven! Maar na verloop van tijd bleek hun vrees ongegrond en werd aan de Broedergemeenten niets meer in de weg gelegd. Sedert het begin van de twintigste eeuw werd ook gewerkt onder de Indiase en Javaanse koelies, die door de overheid waren geïmporteerd om na de afschaffing van de slavernij op de plantages te werken. Als gevolg hiervan ontstond in Suriname een veelkleurige gemeente, bestaande uit Creolen, Indianen, Javanen, Hindoestani en blanken. De Stadskerk in Paramaribo was een prachtig voorbeeld waar de vele rassen die zich onder de Ene naam hadden verenigd, elkaar vonden, en vele zijn de prachtige liederen die door hen werden gezongen en uitdrukking gaven aan de grootheid van Christus’ verlossingswerk.

______________________________________________________________________________________________________________________________