Brief van Jakobus
‘Geduldig in moeilijke tijden’
Hoofdstuk 1:1-15
Inleiding:
God beproeft ons om het beste in ons naar boven te halen, de duivel verzoekt ons om het slechtste in ons naar boven te brengen. Beproevingen moeten ons beter, niet bitter maken! Hoe moeilijk valt het ons vaak om Gods bestuur te doorgronden! Het leven kan op een onontwarbare knoop lijken als ons alles tegenzit (Pred.8:10-17; Ps.37; 73). Vragen komen op, maar antwoorden blijven vaak achterwege. Moet ik vragend hier soms gaan, boven zal ik het eens verstaan! Zo’n situatie kan een bedreiging vormen en ons geloofsleven verlammen. Jakobus wil ons helpen wanneer wij in allerlei beproevingen vallen. De twaalf stammen in de verstrooiing hadden zeker te lijden in die moeilijke tijden, voor velen betekende dit armoede. De in vers 1 en 2 genoemde verzoekingen zijn beproevingen die in de omstandigheden liggen, en wij worden daardoor beproefd, maar de verzoekingen van vers 13 en 14 zijn verzoekingen die uit onze oude boze natuur voorkomen. Aan de verzoekingen van vers 13 en 14 heeft de Here Jezus geen deelgehad, want Hij was immers zonder zonde (Heb.2:18)!
Jakobus valt meteen met de deur in huis wanneer hij schrijft: ‘Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen valt’ (1:2). De eerste christenen waren verblijd dat zij waardig geacht waren dat zij voor de Naam oneer mochten verdragen (Hand.5:41). In de brief aan de Hebreeën lezen we dat de gelovigen de roof van hun bezittingen met blijdschap aanvaarden (Hebr.10:34). Als je dat leest en erover nadenkt, dan geloof ik dat wij van zo’n houding ver verwijderd zijn. In onze westerse wereld, die ons zoveel materiële welvaart schenkt, is zoiets ondenkbaar. We zijn vaak zo gehecht aan alle dingen die ons omringen dat we wellicht in de overtuiging leven dat het mogelijk prijsgeven daarvan van ons niet gevraagd zullen worden.
-
Beproevingen van buitenaf (1:1-12)
De dingen die ons overkomen in dit leven als gelovigen hebben een bedoeling (Rom.8:28). Omdat wij Zijn kinderen zijn, gebruikt God deze momenten om aan ons te ‘werken’, opdat we volwassen en stabiele gelovigen zouden worden. Geen ‘thermometers’, maar thermostaten! Eigenschappen als geduld en volharding kunnen we niet leren op school, maar alleen in de ‘school’ van het leven. Hij tuchtigt ons tot ons nut, opdat wij aan zijn heiligheid deel zouden krijgen (Heb.12:10). Wanneer we niet begrijpen dat God ons liefheeft en met ons betrokken en bezig is, zullen we geneigd zijn om tuchtiging gering te achten, eronder bezwijken of ze niet verdragen (Heb.12:5-7). We zijn dus erg bevoorrecht, vandaar ook dat we ons ook zouden moeten verheugen wanneer ons geloof beproefd wordt! Tuchtiging, in de zin van een opvoedkundige maatregel, houdt in dat God Zich met ons bemoeit en dat moet ons genoeg zijn. Misschien begrijpen wij Hem niet in zijn handelen met ons, en lijkt het onredelijk. We denken maar aan Abraham die na zoveel jaren wachten zijn (beloofde) zoon moet offeren! In zulk een tijd van beproeving mogen we bidden om wijsheid, zodat we mogen weten hoe te handelen. We hebben wijsheid nodig in beproevingen, zodat ons lijden niet voor niets is en we de geestelijke groei die er het gevolg van behoort te zijn, niet mislopen. Wijsheid is het vermogen om de leer, de kennis van het Woord van God, praktisch toe te passen. Als u op God vertrouwt, werken beproevingen in uw voordeel en niet in uw nadeel; maar zorg ervoor dat uw hart geheel aan Hem is toegewijd. Als uw hart en geest verdeeld zijn, zullen verzoekingen u verscheuren.
In het bovenstaand voorbeeld van Abraham gaat het om een beproeving van Godswege. Ons geloof kan echter ook op de proef gesteld worden door omstandigheden die niet van God komen en waar we geen grip op hebben en die buiten ons toedoen ontstaan. We denken maar aan zaken als armoede, verliezen van een partner of kind, tegenslag in gezondheid, gevolgen na een natuurramp enz. Het is gemakkelijk te zeggen ‘al zou de vijgenboom niet bloeien en er geen opbrengst aan de wijnstok zijn… nochtans zal ik juichen in de Heer’, maar is dat ook werkelijkheid in ons leven als de hiervoor geschetste zaken ons overkomen? (Hab.3:17-18). De houding van Job kan ons helpen bij het onder ogen zien van rampen die ons overkomen. Toen zijn vrouw hem voorstelde om God vaarwel te zeggen antwoordde hij met de woorden: ‘Zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?
-
Verzoekingen van binnenuit (1:13) – Voorbeeld: David – Psalm 51