'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
“Want ik ben door de wet aan de wet gestorven om voor God te leven. Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij; en wat ik nu leef in het vlees, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.”
Voorwoord
Er zijn meerdere persoonlijke voornaamwoorden in dit vers vermeld waarover Paulus schrijft. Maar hij bedoelt daarmee niet alleen zichzelf, maar iedereen die zich een kind van God weet. Wanneer je deze tekst goed begrijpt dan gaat er een nieuwe wereld voor je open. Een oorlogsveteraan van het Amerikaans leger die maatschappelijk onderaan de ladder was geraakt, was er trots op dat hij lang geleden een brief had ontvangen, persoonlijk getekend door de President van de VS. Hij liet dat aan een vriend zien die hem zei: ‘Deze brief belooft dat je in het vervolg levenslang van een pensioen van de staat ontvangt. Hoe komt het dat je in armoede leeft?’ Het bleek dat hij de brief nooit had ingezien en gelezen. Hoeveel gelovigen leven, ook vandaag, niet in armoede omdat ze de beloften van God in zijn Woord nooit hebben gelezen! En als ze deze al hebben gelezen niet toegepast in hun leven! Ons oude leven, voordat wij Christus kenden, was een leven in armoede; maar ons nieuwe leven in Christus is een veranderd leven, een leven in welvaart. De Bijbel is toch niet alleen voor mij geschreven, toch ook voor u?
‘Welk een omkeer heeft God in mijn leven gewrocht, sinds Jezus nu woont in mijn hart‘. Met die woorden begint een oud christelijk lied. Het lied mag dan oud zijn en bij velen onbekend, maar de inhoud is, ook ongewijzigd, van grote geestelijke betekenis. “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het is alles nieuw geworden.” (2Kor.5:17) Is dat niet een waarheid die we allemaal wel kennen, maar waarvan we moeten erkennen dat er vaak zo weinig van te zien is in ons leven als kind van God? Hoewel God ons “gezegend heeft met alle geestelijke zegening’ en wat er verder volgt (Ef.1:3-14), leven we vaak als armoedzaaiers, ver beneden onze stand! We dienen een veranderd leven te leven, en te ontdekken waarin die ‘verandering’ bestaat.
We waren dood in de zonde, nu zijn we dood vóór de zonde, omdat we gekruisigd zijn met Christus.
“Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.”
Er zijn twee zaken die we moeten onderscheiden. Ten eerste dat de Heer Jezus in onze plaats op het kruis voor ons gestorven is. Dat noemen we ‘plaatsvervanging’. En ten tweede onze eenwording met Hem als gelovige. Dat noemen we ‘identificatie’. De plaatsvervanging vinden we terug aan het einde van onze tekst waar staat: ‘Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.’ Hij, de goede herder, heeft zijn leven voor de schapen afgelegd (Joh.10:11, 15). “Onze Heer Jezus Christus, die voor ons is gestorven, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem leven.” (1Thes.5:10)
Het tweede, onze éénwording met Hem, vinden we terug in onze tekst, omschreven als: “Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” Die éénwording met Christus, die identificatie, moet ook in ons leven terug te vinden zijn, want: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit de doden in opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.” (Rom.5:4) 1 Johannes 4:17 bevestigd die noodzakelijkheid: “Dat zoals Hij is, ook wij zijn in deze wereld.” We zijn met Christus gekruisigd, begraven en opgestaan en zoals De Heer overwinnaar was over de macht van de duivel, zijn ook wij in staat, wegens onze éénwording met Hem, meer dan overwinnaars te zijn ‘door Hem die ons heeft liefgehad.” (Rom.8:37)
We werden geïnspireerd door de Satan, nu ontvangen we kracht door ons geloof in de Heer Jezus, en Jezus leeft in ons.
We waren ons er zeker niet van bewust, maar voordat we de Heer Jezus als onze Heer en Heiland hadden aangenomen, werden we beïnvloed door het denken van deze wereld. “Wij allen verkeerden vroeger in de begeerten van ons vlees, toen wij de wil deden van ons vlees en van de gedachten.” (Ef.2:3) We hoeven niet ver te zoeken om te weten te komen hoe dat mogelijk was. We moeten ook hier weer twee dingen onderscheiden en dat is ten eerste, dat we in de zonde zijn gevallen, en ten tweede hebben we in satan een sterke tegenstander.
De inwonende zonde maakt het dat ‘het goede dat ik wil doen, doe ik niet; maar het kwade dat ik niet wil, dat bedrijf ik’. De oorzaak, zegt de apostel is, ‘de zonde die in mij woont’ (Rom.7:19-20). Vandaar dat Paulus, zich bewust van eigen zwakheid, het uitroept: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood? God zij dank door Jezus Christus onze Heer.” (Rom.8:25)
Het tweede is de invloed die de satan, ook al zijn we kinderen van God, op ons uitoefent. “De god van deze eeuw die de gedachten van de ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen.” (2Kor.4:4) Wij moeten ons wapenen met het voornemen, “opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen, want zijn gedachten zijn ons niet onbekend.” (2Kor.2:11) Hij is de grootste van de drie vijanden die wij als gelovigen hebben, (1) satan, de overste van de macht der lucht, (2) de wereld, en (3) de begeerten van ons vlees (Ef.2:1-3; Jak.4:1,4,7).
En toch kunnen wij overwinnaars zijn, “omdat Hij die in u is, groter is dan hij die in de wereld is.” (1Joh.4:4) Dat was de reden dat Paulus aan de gelovigen in Filippi kon schrijven: “In vermag alles door Hem die mij kracht geeft.” (Fil.4:13) De kracht van Christus woont in elke gelovige (2Kor.12:9), de vraag is of wij van die kracht gebruik maken? “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is gezeten aan Gods rechterhand.” (Kol.3:1)
Wij wandelden vroeger door wat we zagen, zoals de wereldse mens doet, nu wandelen we door geloof in de Zoon van God.
“De rechtvaardige zal op grond van geloof leven”, dit statement komt maar liefst vier keer voor in Gods Woord (Hab.2:4; Rom.1:17; Gal.3:11; Heb.10:38). Eén van die ‘rechtvaardigen’ was Habakuk, en hij moest leren op God te vertrouwen dat Deze de controle over de gebeurtenissen had. Gebeurtenissen die hij niet kon begrijpen. Trouwens, een ‘rechtvaardige’ is iemand die zijn vertrouwen op Christus heeft gesteld en door geloof rechtvaardig is verklaard. De vermelding ‘de rechtvaardige zal door geloof leven’ in de brief aan de Hebreeën geeft aan hoe een rechtvaardige hoort te leven. “Wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.” (2Kor.5:7)
In de brief aan de Hebreeën komen we een groot aantal ‘rechtvaardigen’ tegen die wandelden door geloof. Veel van hen zijn niet gespaard gebleven voor tegenslagen in het leven. Leest u maar een Hebreeën 11:36-38! Er is geen garantie dat ‘rechtvaardigen’ van lijden bespaard blijven, ook de geloofsgetuigen van Hebreeën 11 niet! Maar ze bleven standvastig omdat ze geloofden dat God, hun Vader, zijn kinderen nooit onnodig leed bezorgd! Het is niet gemakkelijk, in tijden van tegenslag en lijden, te geloven dat voor hen die God liefhebben alle dingen meewerken ten goede (Rom.8:28). Echt geloof betekent op God te vertrouwen ongeacht onze gevoelens in ons, de omstandigheden rondom ons, of de consequenties voor ons! Van de gelovigen in de brief aan de Hebreeën wordt gezegd, dat “zij allen door hun geloof getuigenis hebben verkregen, en hebben de belofte niet ontvangen, daar God voor ons iets beters had voorzien.” (Heb.11:39) Wandelen door geloof betekent dat een gelovige het leven beoordeelt en beslissingen neemt op basis van Gods woord en Gods heerlijkheid, niet op basis van wat zij zien, horen, voelen of leren van de wereld waarin zij leven. “In het geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften te hebben ontvangen, maar zij zagen het in de verte en begroeten het, en beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op aarde waren.” (Heb.11:13)
Wij zijn niet meer op onszelf gericht maar gericht op Jezus, omdat Jezus ons liefheeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven.
De Heilige Geest die in onze harten is uitgestort toen wij tot geloof kwamen en de liefde van Christus dringt ons om voor Hem te leven (Rom.5:5; 2Kor.5:14). Zo zegt 1Johannes 4:9 dat God de Zoon in de wereld heeft gezonden opdat wij door Hem zouden leven. 1Thessalonicenze 5:10 vervolgt door te zeggen dat de Heer Jezus voor ons is gestorven, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem leven. En 2 Korintiërs 5:15 sluit af met: “opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf leven maar voor Hem.” Door Hem, met Hem en voor Hem! Dat doel had Paulus zich voor ogen gesteld en het zou niet verkeerd zijn om hem daarin na te volgen. “Dat Christus wordt grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door de dood Want te leven is voor mij Christus en te sterven is winst.” (Fil.1:20) Dat is mogelijk doordat God ons daartoe bekwaam heeft gemaakt door ons de Heilige Geest te geven, zodat we kunnen zeggen: “Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft.” (Fil.4:13) Tenslotte zijn wij “geschapen in Christus Jezus tot (het doen van) goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen.” (Ef.2:10) Onze liefde tot God kunnen we daardoor laten zien, want “Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft.” (Joh.14:21) De waarde van je handelen kan gemeten worden aan je motieven. Zo zegt de Heer Jezus over de ‘zondares’ die zijn voeten zalfde: “Haar vele zonden zijn vergeven, want zij heeft veel liefgehad. Maar wie weinig wordt vergeven heeft weinig lief.” (Luk.7:47)