Nieuwe Testament – Afscheidswoorden van Petrus – 2 Petrus 3:1-18

8 augustus, 2023

Bijbelboeken: 2 Petrus

Nieuw Testament – 2 Petrus

Afscheidswoorden van Petrus

(2 Petrus 3:1-18)

Inleiding

Na een korte groet (1:1) gaat Petrus krachtig in tegen stilstand en kortzichtigheid in het christenleven (1:2-11). Hij legt uit dat zijn dagen geteld zijn (1:12-15) en dat de gelovigen er goed aan doen te luisteren naar zijn boodschap en naar de woorden van de Boeken (1:16-21). Vervolgens geeft Petrus een scherpe waarschuwing tegen dwaalleraars (2:1-22). In de laatste dagen zullen er veel komen (2:1, 2), die alles zullen doen en zeggen om maar aan geld te komen (2:3) en zullen spotten met de dingen van God (2:2-10). Zij zullen doen waar ze zin in hebben (2:12-17); het zijn trotse bluffers (2:18, 19), die door God veroordeeld en gestraft zullen worden (2:3-10, 20-22). Petrus besluit zijn korte brief met de reden van zijn schrijven (3:1-18): hij herinnert hen eraan dat Gods woord de komst van deze valse leraars heeft voorspeld en geeft aan waarom de terugkomst van Christus (3:1-13) nog op zich laat wachten. En hij wil hen waarschuwen op hun hoede te zijn voor deze dwalingen en hen aanmoedigen te groeien in het geloof (3:14-18).

 Nero begon een verschrikkelijke vervolging van de christenen in oktober van het jaar 64 n. Chr. Ze was het hevigste in Rome zelf, waar Nero zelfs christenen verbrandde om zijn tuinen te verlichten! Sommige bijbelleraars zeggen dat Paulus vrij werd gelaten in het voorjaar van 64 en naar Spanje reisde (Rom.15:28), en Petrus in de stad achterliet om te zorgen voor de gelovigen. Silas en Markus, achtergelaten door Paulus, zijn ook in Rome (1Petr.5:12-13). Nero verbrandde Rome in juli en begon de vervolging in oktober van het jaar 64. Petrus wist dat ‘de vuurgloed’ (1Petr.4:12) vanuit Rome naar de andere provincies zou komen, en hij wilde de gelovigen bemoedigen. Deze gelovigen, in Klein-Azië, hadden al te lijden van vervolgingen, maar Petrus waarschuwt dat deze nog zullen toenemen (1Petr.1:6-7; 3:13-17; 4:12; 5:9-10).

Nu Petrus weet ‘dat het afleggen van zijn tent aanstaande is’ (1:14), (vgl. Paulus bij zijn afscheid in Efeze, Hand.20) ligt het op zijn hart de gelovigen nog eenmaal te schrijven. Deze tweede brief is daarom een afscheidsbrief, waarin de apostel Petrus zijn laatste aanwijzingen vermeldt die hij nuttig acht voor hen die achterblijven in deze wereld. Hij benadrukt heel sterk in het eerste hoofdstuk dat de apostelen, en hij dus ook, geen navolgers zijn geworden van vernuftig verzonnen fabels, maar dat zij oog- en oorgetuigen van de majesteit van Christus zijn geweest! Verder drukt hij de gelovigen op het hart vast te houden aan Gods Woord ‘totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in hun harten’ (1:19). Maar ook legt hij in deze brief zijn (pastoraal) hart bloot: zie hoofdstuk 3.

We vinden in dit hoofdstuk viermaal het woord ‘geliefden’, waarna verschillende aanwijzingen volgen, die wij nu willen bespreken.

Geliefden… denk terug aan de woorden van de heilige apostelen (2Petr.3:1-7)

‘De bijbel is ons niet alleen gegeven om ons te informeren, maar om ons te transformeren’

‘Wees indachtig’ of ‘denk aan’

Petrus roept ons op om terug te denken aan de woorden van de profeten, en om terug te denken aan het gebod van de Heer en Heiland, die tevoren door de heilige profeten verkondigd zijn. We mogen ervan uitgaan dat het Woord van God een grote plaats innam in het leven van Petrus. Al in zijn eerste brief schrijft hij ‘dat wij wedergeboren zijn, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord’ (1Petr.1:23). En, gaat hij verder: ’Verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat u daardoor opgroeit tot behoudenis’ (1Petr.2:2). Maar ook in zijn tweede brief doet hij een vurige oproep en schrijft: ‘En zo hebben wij het profetisch woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten’ (2Petr.1:19). En omdat het Woord van God in Petrus’ leven zo’n grote plaats innam en hij daardoor een positieve verandering in zijn leven had waargenomen, roept hij ons op om hem daarin te volgen. Hij is er altijd op uit om de gelovigen uit zijn tijd daaraan te herinneren, maar bij hem leeft ook de wens dat dat na zijn heengaan zo zal blijven (2Petr.1:12,13,15; 3:1), opdat ze gewapend zouden zijn tegen spotters en de valse profeten van de eindtijd.

De ongelovigen denken dat alles zo blijft als van het begin van de schepping en dat daar nooit verandering in zal komen; ze denken cyclisch, ‘de geschiedenis herhaalt zich’. Wij, de gelovigen’ weten beter, wij denken lineair, dat wil zeggen dat God ergens naar toe werkt, naar een bepaald doel! En niet alleen dat, maar ook geloven we dat God heeft ingegrepen in de geschiedenis van deze wereld! We hoeven maar te denken aan dingen die in het verleden geschied zijn: de schepping en de zondvloed, maar ook dingen die nog staan te gebeuren, namelijk het toekomstige oordeel. Dat horen de mensen niet graag, dat God zal komen om te oordelen, ze horen liever over een God van liefde en genade! Maar de boodschap van het oordeel komt veelvuldig in de Bijbel voor en, jawel, ook in het NT! In Handelingen 17 is de nadering van het komend oordeel zelfs de aanleiding dat Paulus ‘allen, overal oproept om zich te bekeren’. Maar wij wachten niet op het oordeel, maar op de komst van de Heer! De spotters zeggen wel: ‘waar blijft de belofte van zijn komst?’, maar wij weten beter want… (pt II.)

Geliefden… het zij u niet onbekend dat God de belofte niet vertraagt (2Petr.3:8-10)

‘De wederkomst: ‘We weten niet wanneer het zal gebeuren, maar er wordt ons wel verteld wat er zal gebeuren!’

‘Wees niet onwetend’

Het is niet verwonderlijk dat het uitzicht op de wederkomst van Christus in Petrus’ tweede brief zo sterk op de voorgrond staat, zeker nu hij op het einde van zijn leven is gekomen.  Hij had daar zelfs al een ‘voorproefje’ van gehad toen hij met Jakobus en Johannes op de berg der verheerlijking was geweest, ze waren oog- en oorgetuigen geweest van de majesteit van de Here Jezus (Mat.17; 2Petr.1:16). Maar zeker in een tijd van moeilijkheden en verdrukkingen leeft het verlangen op in onze harten naar de komst van de Heer Jezus, die aan alle ellende een eind zal maken. Alleen het wachten duurt ons soms wel wat lang, en zeker die gelovigen aan wie Petrus deze brief heeft geschreven. Zij leefden in bar slechte omstandigheden en die zouden nog verzwaren (1Petr.4:12). En als de Heer niet komt en God grijpt niet in, dan kan de gedachte opkomen dat Hij zijn belofte vertraagt.

Maar toch is dat niet zo, en Petrus benadrukt dat het zgn. ‘vertragen’ een bewijs is van Gods lankmoedigheid en ons de gelegenheid geeft dat we onze tijd benutten om aan anderen het evangelie te brengen opdat ze ook behouden worden en gevrijwaard voor het komende oordeel, want God wil niet dat er iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen.  ‘Zou Ik een welgevallen hebben aan de dood van de goddeloze? Luidt het woord van de Here, Here. Niet veeleer hieraan, dat hij zich bekere van zijn wegen en leve?‘ (Ez.18:23). Want dat er een oordeel komt over deze wereld is duidelijk: ‘de Rechter staat voor de deur!‘ (Jak.5:9), en ‘de dag van de Heer zal komen…’ (2Petr.3:10). Tevens geeft vers 12 de indruk dat wij die dag kunnen ‘verhaasten’ (vgl. Hand.3:19-21). Hoe het ook zij, als de ‘duivel weet dat hij weinig tijd heeft’ (Op.12:12), hoeveel temeer dienen wij onze tijd nuttig te gebruiken.

Hoe kunnen wij daaraan bijdragen? Wel, in het eerste gedeelte van hoofdstuk twee wordt onze aandacht gevestigd op de zondvloed en op Noach, de prediker van de gerechtigheid. Zijn ‘prediking’ was het bouwen van een boot. Eveneens in hetzelfde hoofdstuk vinden we als voorbeeld de steden Sodom en Gomorra, waarvoor Abraham voorbede heeft gedaan (Gen.6, 18; 2Petr.2:5-6). Laten we hun voorbeeld maar navolgen.

Geliefden… beijvert u onbesmet en onberispelijk voor Hem te zijn (2Petr.3:11-14)

 De wederkomst: Ik weet wanneer de Heer komt. Vandaag!

 Wees ijverig

Waarom is het zo belangrijk te weten in welke tijdsperiode wij leven? Dat voorkomt dat wij in een droomwereld gaan leven die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Als wij zien op de dingen rondom ons heen, dan mogen we concluderen dat ‘Jezus’ komst niet ver meer af is’. Wij verwachten geen door mensen gemaakte wereldvrede, maar wij zien uit naar Christus, de werkelijke Vredevorst! En, zegt Johannes, als we deze hoop op Hem hebben, dan reinigen wij ons zoals Hij rein is (1Joh.3:3), en: ‘Laat wie heilig is, zich nog meer heiligen’ (Op.22:11). ‘Eindtijd’ betekent een tijd waarin keuzes dienen gemaakt te worden! Als we geloven in het bijbelse getuigenis ‘dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn’ dan moet deze kennis een uitwerking hebben in mijn leven, anders neigen we ernaar slechts hoorders van het Woord te worden en geen daders (Jak.1:22)!

In het evangelie naar Lukas vinden we twee voorbeelden hoe gelovigen zich dienen te gedragen in de tijd die onmiddellijk voorafgaat aan de komst van de Heer Jezus. Uit hetgeen geschreven staat in Lukas 12:35 weten we dat de lendenen omgord en uw lampen brandend dienen te zijn, om Hem, als Hij klopt, terstond open te doen. Het omgorden van de lenden wijst ons erop dat we klaar dienen te zijn voor onmiddellijk vertrek, zoals het volk Israël dat moest zijn bij het verlaten van het land Egypte (Ex.12:11). Bij ‘brandende lampen’ denken we natuurlijk aan de gelijkenis van de tien maagden in Mattheüs 25, waar we lezen dat de dwaze maagden geen olie hadden en de wijze wel.

En Lukas 21:25-38 zegt: ‘Als nu deze dingen beginnen te gebeuren, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij.’ Maar ook: ‘Past op uzelf’, en ‘waakt en bidt’. Ook al zijn deze tekstgedeelten niet direct op de Gemeente van toepassing, maar eerder op het volk Israël in de toekomst, mogen we toch ook voor ons de oproep serieus nemen.

Geliefden… weest op uw hoede dat u niet afvalt (2Petr.3:14-18)

 De wederkomst: De waarde van profetie is niet speculatie maar motivatie.

 Wees voorzichtig

‘Weet dit, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen zijn, want …’ (1Tim.3:1). Hoe zullen we standhouden? Petrus wijst ons op de Here Jezus, ‘Die, om de vreugde die voor Hem lag het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en Die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God. Want let op Hem die zo’n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet moe wordt en in uw zielen bezwijkt’ (Heb.12:2).

Al in hoofdstuk 1:5 lezen we over een voortschrijding in het geloof. Zowel in het gewone leven als in het geestelijk leven is er groei nodig. In hoofdstuk 2:2 zien we dat Petrus de gelovigen aanspoort om ‘als pasgeboren kinderen te verlangen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat u daardoor opgroeit tot behoudenis’. En zo zijn er meer bijbelteksten en ook voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat groei niet alleen noodzakelijk, maar ook natuurlijk is. We dienen onze roeping en verkiezing vast te maken (2 Petr.1:10).

We dienen op te groeien in de genade, maar ook in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. ‘Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn’ (Kol.2:3). Of zoals Paulus het uitdrukt in Filippenzen 3:10: ‘om Hem te kennen en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, terwijl ik aan zijn dood gelijkvormig word.’ (Fil.3:10).

Zo zullen we stand kunnen houden in moeilijke tijden, tegen valse leer, tegen spotters. Het valt buiten het bestek van deze toespraak, maar ik denk aan Kaleb die veertig jaar met het volk Israël door de woestijn is getrokken en uiteindelijk als een van de twee verspieders aankwam. Hoe heeft hij het volgehouden? Wel, hij was verbonden met Jozua, een type van de Heilige Geest, die het volk het Heilige Land binnenleidde. Laten we ons daarom bezighouden met de Bijbel, waarin we Christus vinden. We moeten Hem beter leren kennen.

____________________________________________________________________________________________________________________