'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Het is mogelijk dat een eerdere gebeurtenis in de Joodse geschiedenis model heeft gestaan voor de gelijkenis van de ponden. Het verhaal van de ‘man van hoge geboorte’ was niet nieuw voor de luisteraars want enige jaren eerder hadden ze iets dergelijks gezien bij een van de zonen van Herodes, Archeleüs (Mat.2:22). Dat zou dan te maken hebben met de aanstelling van Archelaüs als opvolger van koning Herodes. Deze Archelaüs was bij Herodes’ dood de oudste nog in leven zijnde zoon en hoopte dan ook het koningschap over heel het rijk van zijn vader te ontvangen. Weliswaar had Herodes in de laatste versie van zijn testament het rijk verdeeld onder drie van zijn zonen, maar in de maanden voor zijn dood had Herodes zijn testament zo vaak gewijzigd dat niemand goed wist hoeveel waarde hier nog aan gehecht moest worden. Herodes’ leger steunde Archelaüs en riep hem uit tot koning over de Joden. Archelaüs wilde keizer Augustus echter niet voor het hoofd stoten en wees de titel af zolang Augustus nog geen uitspraken had gedaan over de opvolging.
Zodra de situatie in Judea dat toeliet, reisde Archelaüs naar Rome om van Augustus het koningschap te ontvangen. Hij ontmoette daar echter felle tegenstand van zijn broer Herodes Antipas en van een delegatie van vooraanstaande Joodse families, die wilden dat geen van Herodes’ zonen de impopulaire vorst zou opvolgen. Keizer Augustus besloot daarop toch de laatste versie van Herodes’ testament te volgen. Daarin was bepaald dat Filippus zou heersen over de noordoostelijke gebieden, Herodes Antipas over Galilea en Perea en Herodes Archelaüs over Judea (met inbegrip van Samaria en Idumea). Archelaüs ontving de titel ethnarch, die een lagere status aangaf dan koning. In het Nieuwe Testament wordt Archelaüs genoemd in het evangelie naar Mattheüs (2:22) als de opvolger van Herodes. Hij was ethnarch van 4 v.Chr. tot 6 n.Chr. over Judea en Samaria (zie: Flavius Josefus), en ging daarna in ballingschap in Vienna in Gallië, daarna is niets meer over hem bekend.
Toen de Heer Jezus en zijn discipelen, na hun doortocht van Jericho, Jeruzalem naderden, begonnen allerlei geruchten de ronde te doen. ‘Zal Hij de macht van Rome omverwerpen!’ ‘Zal Hij de troon van David herstellen!’ ‘Is het koninkrijk van God is aangebroken?’ Men dacht dat het Koninkrijk van God onmiddellijk zou aanbreken. Er waren veel Joden opgetrokken naar Jeruzalem vanwege het naderende Paasfeest, de herdenking van de bevrijding van het volk Israël uit Egypte. Zou misschien dit Paasfeest de bevrijding van het Romeinse juk worden? Was het wellicht om deze geruchten de kop in te drukken dat de Heer Jezus de gelijkenis van de ponden gaf? Natuurlijk vertelde de Heer Jezus deze gelijkenis niet uit politieke overwegingen, hij is niet te vergelijken met die wrede heerser (Mat.11:29). De Heer Jezus is de man ‘van hoge geboorte’. Hij heeft zijn koninkrijk niet verkregen door kracht of bedrog zoals Herodes. Hij verkreeg het omdat Hij de zoon van David, de Zoon van God was. Toen Hij zijn werk op aarde had volbracht ging Hij terug naar de hemel om zijn koninkrijk te ontvangen. Op een dag zal Hij terugkomen om dat koninkrijk op te richten en te heersen als de Koning der koningen. U en ik leven in de tijd tussen zijn hemelvaart en terugkeer, en Hij heeft ons een taak gegeven. We weten niet wanneer Hij terugkomt, maar we weten wel, dat Hij verantwoording komt vragen over wat wij (de drie personen in de gelijkenis) in die tussentijd voor Hem hebben gedaan.
Verklaring van enkele woorden
(1) Wat is het doel van de gelijkenis?
We dienen het doel van deze gelijkenis goed in het oog te houden bij de verdere uitleg ervan. Dat wil tevens zeggen dat in een gelijkenis niet alles een betekenis gegeven hoeft te worden. Het gaat hier niet om hoe je behouden kan worden maar over dienstbaarheid! ‘Doet zaken totdat ik kom’ is de opdracht tijdens de afwezigheid van de Koning. In tegenstelling tot de ontrouwe slaaf kenden de trouwe slaven hun verantwoording. Na de hemelvaart van de Heer Jezus wordt deze opdracht ten volle van kracht wanneer de Heilige Geest wordt uitgestort die de gelovigen ten volle in staat stelt die opdracht uit te voeren. Wat een verantwoording maar ook wat een voorrecht onze Koning te mogen dienen!
(2) Wat is de betekenis van het pond?
Omdat iedere slaaf hetzelfde heeft ontvangen, een pond – dit in tegenstelling tot de gelijkenis van de talenten (Mat.25:14vv.) waar er maar drie dienstknechten worden vermeld en waar aan elk van hen verschillende talenten gegeven maar dezelfde beloning kregen – denken sommige uitleggers dat het pond staat voor ons gemeenschappelijke behoudenis of het geloof (Judas:3), terwijl volgens anderen het om het Evangelie gaat, de ‘schat in aarden vaten’ (2 Kor.4:7; 1Tim.1:11, 6:20) of het ‘ingeplante Woord’ (Jak.1:21) waar iedereen de beschikking over heeft.
(3) Wat is de betekenis van de ‘steden’ in deze gelijkenis?
Heeft het te maken met besturen, dienen in de toekomst (1Kor.6:3)? In elk geval is de grootte van de beloning in de toekomst, verbonden met onze dienst nu. Er werd hun geen beloning in het vooruitzicht gesteld en er werd ook geen tijdstip aangegeven wanneer de koning zou terugkeren.
(4) Wie ontvangt een beloning?
Iedereen die de Heer trouw dient in zijn leven. Ze werden voor hun trouw beloond; beloning is verbonden met trouw (1Ko4:2). ‘Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus; opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad’ (2Kor.5:10; Luk.16:2; Rom.14:12). In ieder geval: ‘Wie spaarzaam zaait, zal ook spaarzaam maaien; en wie rijkelijk zaait, zal ook rijkelijk maaien’ (2Kor.9:6).
(5) Waaruit bestaat de opdracht?
Dat hoeft niet uitsluitend het uitdragen van het evangelie te zijn aan ongelovigen, dat kunnen alle denkbare activiteiten zijn die bijdragen aan de uitbreiding en instandhouding van het koninkrijk van God.
De trouwe slaven (19:15-19)
De eerste van de trouwe slaven had van zijn ene pond tien kunnen maken, de andere vijf. Dit doet ons denken aan de gelijkenis van de zaaier en het zaad, waar we lezen dat er zijn zullen die dertig- zestig- anderen honderdvoudig vrucht zullen dragen (Mark.4:20). De oproep van de koning om ‘handel te drijven’ werd in het boek Handelingen aangegeven met de woorden: ‘U zult mijn getuigen zijn’ (Hand.1:8). In de loop van de kerkgeschiedenis hebben veel gelovigen die oproep gevolgd en zijn voor Zijn Naam uitgegaan in deze wereld. Elke gelovige wordt geroepen ‘om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen’ (Ef2:10). Er is geen excuus om niets te doen! Deze trouwe slaven kenden hun verantwoordelijkheid en namen het serieus op. Ze zullen dan ook voor hun trouw beloond worden. ‘Want God is niet onrechtvaardig om uw werk te vergeten en de liefde die u betoond hebt voor zijn naam’ (Heb.6:10; 1Kor15:58). Eenmaal, wanneer de koning terugkomt zal de beloning worden verkregen worden: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan’ (2Kor.5:10vv.). ‘Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon is bij Mij’ (Op.22:12).
De ontrouwe slaaf (19:20-26)
Deze slaaf kende zijn taak maar deed ze niet. Hij had een verkeerd beeld van Christus wat blijkt uit zijn woorden: ‘Ik was bang voor u, omdat u een streng mens bent’. Deze belijdenis is genoeg om te stellen dat het geen echte discipel van de Heer Jezus was. Hij kende Hem niet want de Heer Jezus was zachtmoedig en nederig van hart (Mat.11:29; 1Joh.5:3). Wat je wel uit de woorden van de koning in vers 22-23 kunt opmaken dat het rentmeesterschap wat wij hebben ontvangen serieus genomen moet worden en dat we over ons handelen eenmaal rekenschap zullen moeten afleggen. Deze slaaf had zijn pond voor de zekerheid maar begraven dan was hij in elk geval zeker dat er niet verloren geen. Dat kostte hem de gelegenheid, zijn pond en beloning. Het was eerder een excuus, dan een echte reden. Omdat hij met zijn pond niets had gedaan werd het van hem afgenomen en aan die slaaf gegeven die al tien ponden had. Zo was de ‘man van hoge geboorte’ zeker dat het alsnog zou opbrengen.
De opstandige burgers (19:14, 27)
‘Wij willen niet dat deze over ons regeert’ hadden zijn burgers, zijn vijanden (19:14) hem via een gezantschap laten weten. Woorden die bijna letterlijk werden vervuld, toen de Joden tegen Pilatus zeiden: ‘Wij hebben geen koning dan de keizer’, en daarmee Jezus afwezen (Joh.19:16). De geestelijke leiders toonden zich vanaf het begin van het openbaar optreden als zijn tegenstander. Ze stonden, op enkele uitzonderingen na zoals Nicodemus e.a., niet open voor Jezus’ boodschap. De Heer Jezus maakte hun het verwijt met de woorden: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeen verzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeen verzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild! (Mat.23:37). In de brief aan de Romeinen zegt de apostel Paulus: ‘Met het oog op Israël zegt Hij echter: Heel de dag heb Ik Mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk’ (Rom.10:21).
Hebreeën 1:1 Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon’ (Heb.1:1). Maar zelfs na Jezus’ dood en opstanding hielden de pogingen niet op om het volk op andere gedachten te brengen en dat gebeurde door de toespraak van Stéfanus. Maar ook hij moest vaststellen dat zij hardnekkig en onbesneden van hart en oren waren en de Heilige Geest altijd weerstonden (Hand.7:52). Zij gingen verloren omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben (2Thes.2:10).