Gelijkenissen – Gelijkenis van de Vijgenboom – Mat.24 en Lukas 21

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Lukas

Gelijkenissen

Gelijkenis van de vijgenboom

Mattheüs 24:32-33 & Lukas 21:29-33

‘Leert dan van de vijgenboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, dat het nabij is, voor de deur’

Inleiding

De NBG-vertaling van de bijbel vertaald hier het Griekse woord parabool met ‘les’, maar hetzelfde woord in de parallelle versie in Lukas 21:29 met ‘gelijkenis’, zoals veel andere vertalingen. ‘En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgenboom en op al de bomen. Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is’ (Luk.21:29-31). Een gelijkenis is een aards verhaal met een hemelse betekenis. In deze gelijkenis wordt een periode van Gods geschiedenis op figuurlijke wijze afgeschilderd, te weten de tijd voorafgaand aan de wederkomst van Christus.

Deze gelijkenis is de eerste van vier gelijkenissen in Jezus’ rede over de laatste dingen. De andere zijn: (1) de gelijkenis van de goede en boze slaaf (Mat.24:45-51), (2) van de tien maagden (Mat.25:1-13) en (3) van de talenten (Mat.25:14-30). Deze vier gelijkenissen zijn de laatste in de reeks van zes zogenaamde eschatologische gelijkenissen in het evangelie naar Mattheüs. De andere twee zijn de dolik onder de tarwe en het sleepnet (Mat.13:24vv., 47vv.) Dat zijn alle gelijkenissen die uitlopen op ‘de voleinding van de eeuw’. De voleinding van de eeuw is de tijd die voorafgaat aan de komst van de Messias die dan het Vrederijk zal oprichten.

Verschillen in de Rede over de laatste dingen

Het evangelie naar Mattheüs en Lukas verschillen van inhoud, maar wij nader inzien lijken ze elkaar eerder aan te vullen dat tegen te spreken. Als we de twee gelijkenissen tot één zouden willen maken, dan komen tot het volgende beeld:

(1 – Lukas) Het begin van de eindtijdrede tot aan de Joodse oorlog (30-66 n.Chr.).

(2 – Lukas) De Joodse Oorlog, ook wel Joodse opstand genoemd, woedde in Judea en Galilea van 66 tot 70 na Chr. Joodse rebellen, aangevoerd door de Zeloten, kwamen in opstand tegen de Romeinen.

(3 – Lukas) De tijden der volken. Dit is een periode dat Nebukadnezar aan de macht kwam en Jeruzalem veroverde (686 v.Chr.) tot 1967 toen de oude stad Jeruzalem veroverd werd, niet meer door de volkeren vertrapt werd, en onder Israëlisch gezag kwam.

(4 – Mattheüs/Lukas) Het begin van de weeën, die in Lukas 21 met angst onder de volken en het wankelen van de krachten van de hemelen worden omschreven.

(5 – Mattheüs) De Grote Verdrukking. De ‘gruwel der verwoesting’; er zal dan een tempel in Jeruzalem aanwezig zijn.

(6 – Mattheüs/ Lukas) De komst van de Messias in kracht en heerlijkheid en zal het Vrederijk worden opgericht.

Beelden van het volk Israël

Naast de wijnstok is de vijgenboom wel het meest bekende beeld waarmee Israël vergeleken wordt. (Jer.8:11v.; Hos.9:10; Joel 1:7; Nah.3:12), en ook in deze gelijkenis. Al eerder in het Mattheüs evangelie vinden dat beeld terug: ‘s Morgens vroeg nu, toen Hij naar de stad terugkeerde, had Hij honger. En toen Hij één vijgenboom langs de weg zag, ging Hij er naar toe en vond niets daaraan dan alleen bladeren. En Hij zei tot hem: Laat van u in eeuwigheid geen vrucht meer komen! En de vijgenboom verdorde onmiddellijk’ (Mat.21:18-19; 24:32; Luk.13:6-9). Het was een van de weinige negatieve wonderen van de Heer Jezus die in het Nieuwe Testament vermeld is. Het is vreemd dat veel theologen, die geen toekomst voor Israël meer zien (vergeestelijking- of vervangingstheologen), hier wel de verwerping (of liever: de terzijdestelling) van Israël in zien, maar dat ze in onze gelijkenis niet de ‘wederopstanding’ van het volk Israël kunnen of willen zien. Deze gelijkenis leert ons echter het tegendeel, Israël heeft nog een grote toekomst en het ontstaan van de huidige staat Israël in 1948 wijst al in die richting. Maar daarmee loop ik vooruit op het onderwerp, namelijk de verklaring van de gelijkenis.

De uitleg van de gelijkenis

Alvorens over te gaan tot de uitleg wijs ik de lezer op het artikel ‘Inleiding in de gelijkenissen’. De hoofdgedachte van deze gelijkenis is de terugkeer en het herstel van het volk Israël als teken dat de komst van de Heer, de ‘zomer’ nabij is. Een begin van die terugkeer en herstel zien we vandaag al, maar de volle ontplooiing van deze profetie laat nog op zich wachten. Het Lukas evangelie spreekt niet alleen van de vijgenboom (Israël) maar ook van ‘al de bomen’ (Luk.21:29). Het is verbazend te zien hoe de Arabische wereld, in het bijzonder de landen rondom Israël, zich de laatste decennia aan het ontwikkelen is, hoewel die ‘Arabische lente’ steeds meer op een ‘Arabische winter’ gaat lijken. Maar misschien moeten we het ‘uitlopen’ van al de bomen in een breder perspectief zien en het toepassen op het ontstaan van vele ‘nieuwe’ landen na de tweede wereldoorlog, toen het kolonialisme verlaten werd. De Britten maakten een einde aan de slaventransporten over de Atlantische Oceaan. De Amerikaanse Burgeroorlog beëindigde vervolgens de slavernij in de VS. Aan het kolonialisme kwam pas definitief een einde kort na de Tweede Wereldoorlog. Hoe dan ook het is ook een teken dat ‘wanneer deze dingen beginnen te geschieden’ de ‘zomer’, het koninkrijk Gods nabij is.

Vermaningen

De zekerheid van de komst van de Heer die deze gelijkenis voorzegt, staat in contrast met de onzekerheid van de tijd van zijn komst. De komst van Christus voor de Gemeente kan elk moment plaatsvinden. Aan de komst van Christus voor Israël gaan allerlei tekenen vooraf en de Dag van de Heer, het oordeel, komt als een dief in de nacht voor de mensen die dan leven (1Thes.5:1-11). De verwijzing naar Noachs dagen gaat niet zo zeer over de losbandigheid van de mensen in zijn tijd, maar over het onverwachte: ‘zij het niet merkten’ (Mat.25:39). Het onverwachte komen van de Heer wordt benadrukt in de vermelding van de twee die in het veld zijn, waarvan één zal aangenomen worden en één achtergelaten; en de twee vrouwen die aan het malen zijn met de molen, waarvan één zal aangenomen worden, en één achtergelaten worden. ‘Achtergelaten’ betekent opneming, maar achtergelaten in het oordeel. Deze verzen gaan niet over de opname van de Gemeente zoals weleens wordt gezegd, want die verborgenheid zou later door de apostel Paulus worden bekendgemaakt. Ook in de gelijkenis van de goede en boze slaaf vinden we die gedachte. De oproep om te waken, gereed te zijn mag ook haar geldigheid hebben voor ons christenen. Want als wij nu al de gebeurtenissen zien ontwikkelen die voorafgaan aan de komst van Christus voor Israël, dan mogen ook wij die vermaningen vermeld in het evangelie naar Lukas ter harte nemen. ‘Ziet toe op uzelf, dat uw hart nimmer bezwaard worde door roes en dronkenschap en zorgen voor levensonderhoud, en die dag niet plotseling over u kome, als een strik. Want hij zal komen over allen, die gezeten zijn op het oppervlak der ganse aarde. Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen’ (Luk.21:34-36).

______________________________________________________________________________________________________________________________