'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Een studie van de gelijkenissen behoort eigenlijk altijd te beginnen met de gelijkenis van de zaaier want als die niet begrijpt, hoe kun je dan de andere verstaan? ‘En Hij zei tot hen: Weet u deze gelijkenis niet? En hoe zult u alle gelijkenissen weten?’ (Mark.4:13). Is deze gelijkenis dan de meest gemakkelijke, of het meest fundamentele? Ik denk beide, maar hoe dan ook, deze gelijkenis geeft antwoord op de vraag wat er met het zaad dat uitgestrooid is gebeurd is. U zult zich ongetwijfeld ook wel eens afvragen wat er van al die preken, studies, getuigenissen, bijeenkomst enzovoorts is terecht gekomen? Wel, deze gelijkenis zegt ons dat er vier soorten ‘ontvangers’ zijn met voor ieder een ander uitkomst. Maar voordat we aan de eigenlijke bespreking van deze gelijkenis beginnen moeten we, gelijk aan het begin, een paar zaken duidelijk maken, namelijk:
Wie is de zaaier?
De Heer Jezus en in navolging van Hem, in principe elke gelovige, want Gods medearbeiders zijn wij, Gods akker (1Kor.3:5-9). En zegt Paulus in zijn tweede brief aan de gelovigen te Korinthe, dat God ‘ons de bediening van de verzoening gegeven heeft gegeven, namelijk Dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenend was’ (2Kor.5:18).
Wat is het zaad?
Het zaad is het Woord van God en is goed (Mat.13:24; Luk.8:11). Door dat Woord zijn wij tot wedergeboorte gekomen, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, Door Gods leven en blijvend Woord. Dat is ook het Woord waardoor wij opgroeien tot behoudenis (1Petr.1:23; 2:2).
Wat is de akker?
Door de gelijkenis van de dolik weten we dat de akker de wereld is (Mat.13:38). Daarom dat de Heer Jezus de opdracht aan zijn discipelen heeft gegeven, ná zijn opstanding, om het evangelie te verspreiden in de hele wereld en de hele schepping (Mark.16:15). Paulus spreekt ervan ‘dat alle mensen zich overal moeten bekeren’ (Hand.17:30).
Wat is de grond?
De grond waarin het zaad moet vallen is het hart van de mens (Mat.13:18). Daarvan zien we een voorbeeld na de prediking van het evangelie door de apostel Petrus: ‘Toen zij nu dit hoorden werden zij in het hart getroffen…’ (Hand.2:37).
Wie of wat is de boze?
Markus noemt de boze, de satan (Mark.4:15). De satan, zijn naam betekent ‘tegenstander’ is de tegenstander van God en zijn volk (Zach.3:1-3). De duivel, geen fictief persoon, een idee, maar een werkelijkheid, een gevallen engel die ‘koning’ is over een leger demonen; ‘Zij hadden over zich als koning de engel van de afgrond’ (Op.9:11; 12:9).
Vier soorten grond
Het zaad dat gezaaid wordt, het Evangelie, is goed, daar kunnen we zonder meer vanuit gaan. De vraag is of het Woord goed wordt uitgelegd en of ons getuigenis in overeenstemming is met het Woord van God. Daarvan dient de ‘zender’ overtuigd te zijn. Wat de ‘ontvanger’ met het Woord doet is een andere zaak, daarop kunnen we weinig of geen invloed uitoefenen, in die zin dat de ‘ontvanger’ daarin persoonlijke een keuze moet maken. Daarin mogen we de macht van de duivel niet onderschatten! Van één ding mogen we overtuigd zijn, en dat is ‘dat Gods Woord nooit ledig terugkeert!’ (Jes.55:11). ‘Want wij zijn voor God een welriekende reuk van Christus in hen die behouden worden en in hen die verloren gaan, voor de laatsten wel een reuk uit de dood tot de dood, maar voor de eersten een reuk uit het leven tot het leven’ (1Kor.2:15-16). Deze gelijkenis is ook een soort ‘graadmeter, daarmee bedoel ik dat we aan de hand van de reactie op verkondiging van het evangelie, een conclusie kunnen trekken in de beoordeling van de mensen die het hebben ontvangen. Daarmee dienen we met voorzichtigheid te werk te gaan, omdat wij niet in het hart kunnen kijken van de mensen en daardoor in het gevaar komen te vlug een oordeel te vellen. Wel worden we, door deze gelijkenis, misschien minder snel teleurgesteld in onze verwachtingen, want die komen helaas niet altijd overeen met het gewenste resultaat. Bij het brengen van het Woord moet men ook rekening brengen dat u wellicht één schakel bent in een lange ketting waardoor iemand tot geloof komt. Althans dat blijkt in de praktijk vaak zo te zijn.
Het is misschien goed nog eens eraan te herinneren wat de bedoeling van deze, en alle gelijkenissen is. Lees daarom het artikel ‘inleiding op de gelijkenissen’ er nog eens op na. In deze gelijkenis is het niet de bedoeling om uit te maken wie behouden is of niet, wie wedergeboren is of niet. Hier gaat het erom te weten wat de uitwerking van het uitgestrooide zaad is en daar geen verdere conclusies aan te verbinden.
Bij de weg gezaaid
‘Dit nu zijn zij die bij de weg zijn, waar het woord wordt gezaaid: en wanneer zij horen, komt terstond de satan en neemt het woord weg dat in hen was gezaaid’ (Mark.4:15)
De vruchtbare velden in Israël zijn niet zo mooi afgebakend als in onze streken, vandaar dat er wat zaad naast het veld, op de weg kon terechtkomen. En wat gebeurt er met het zaad dat op de weg valt, het blijft liggen waar het valt want er is geen aarde waar het zich kan ontwikkelen. Het gevolg is dat de vogels, of beter de satan, komen en het oppikken. Het woord was gehoord, het was in zijn hart geraakt maar het werd niet begrepen (Luk.13:18).
Bij zulke personen is er ook vaak geen ernstig verlangen, of zondebesef zodat het woord ingang kan vinden. Want ‘wie Mij ernstig zoeken, zullen Mij vinden’ (Spr.8:17). U kent ze allemaal wel mensen die worden uitgenodigd voor bijvoorbeeld een Kerstsamenkomst bij te wonen. Ze komen, de koffie is goed en de broodjes zijn lekker, maar daar blijft het dan ook bij. Wil ik daarmee zeggen dat je geen mensen meer moet uitnodigen, natuurlijk niet maar je zal al gauw merken of er een verlangen naar geestelijke zaken is. Het is met geestelijke zaken nog altijd zo: ‘Laat hij die dorst heeft komen: laat hij die wil, het levenswater neme om niet! (Op.22:17).
Rotsachtige bodem
‘En dit zijn zij die op de rotsachtige bodems worden gezaaid, die wanneer zij het woord horen, het terstond met vreugde aannemen; en zij hebben geen wortel in zichzelf, maar zijn mensen van het ogenblik; als daarna verdrukking of vervolging komt om het woord, dan worden zij terstond ten val gebracht’ (Mark.4:16-17)
Mensen die aan bovenstaande beschrijving voldoen, zijn vaak emotioneel van aard. Ze zijn emotioneel, oppervlakkig en hebben weinig diepgang. De gelijkenis zegt dan ook dat ze geen diepe aarde hadden, waardoor ze geen goede wortels konden ontwikkelen, mensen van het ogenblik. De zon kwam op en wat normaal goed voor de plant zou zijn, blijkt hier ongunstig. De zon blijkt hier een beeld van verdrukking te zijn. Verdrukkingen, of liever beproevingen, brengen aan het licht wie een persoon werkelijk is. ‘Gelukkig de man die verzoekingen verdraagt; want beproefd geworden zal hij de kroon van het leven ontvangen’ (Jak.1:12). Beproevingen bevorderen een geestelijke groei bij een geestelijke gelovige, maar als dat niet het geval is zal dat tot een val zijn voor zo iemand. Wat ontbrak bij de eerste groep was dat ze geen inzicht hadden in de ernst van de zaak, bij de tweede groep was er te weinig diepte.
Tussen de dorens
‘En anderen zijn zij die tussen de dorens worden gezaaid; dit zijn zij die het woord hebben gehoord, en de zorgen van het leven, het bedrieglijke van de rijkdom en de begeerten naar de overige dingen komen binnen en verstikken het woord en het wordt onvruchtbaar’ (Mark.4:18-19)
Ik geloof dat we hier te maken hebben met een grote groep van mensen die het evangelie hebben gehoord en tot zich hebben genomen. Ook zij worden op de proef gesteld, zoals ook de tweede groep, maar op een totaal andere manier. Nu niet door vervolging of verdrukking (Mat.13:21), maar door de zorg van het leven, de bedrieglijkheid van de rijkdom en de begeerte naar de overige dingen. Dingen die van buiten en van binnen komen (de begeerte), die het woord verstikken, waardoor er geen vrucht kan komen. En de vrucht is toch datgene waaraan we iemand kunnen herkennen? (Mat.7:16). Hen die zich door de hierboven vermelde zaken laten beïnvloeden, zodat ze geen vrucht dragen, hebben nooit geleerd dat onze hemelse Vader voor ons zorgt en weet wat we nodig hebben. Veel gelovigen moeten nog leren ‘eerst (!) het koninkrijk van God te zoeken en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden (Mat.6:33). Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is, niet die op de aarde zijn! (Kol.3:2).
In goede aarde
‘En dit zijn zij die in de goede aarde zijn gezaaid: zij die het woord horen en ontvangen en vrucht dragen, het ene deel dertig- het andere zestig- en het andere honderdvoudig’ (Mark.4:20)
Slechts een vierde van het uitgestrooide zaad komt tot volle wasdom! Hij die het Woord hoort en verstaat is het die dus vrucht draagt. De invloed van het Woord van God en de toepassing daarvan in ons leven is bepalend voor ons vrucht dragen! Door dat Woord zijn we tot wedergeboorte gekomen en kunnen daardoor opgroeien zodat zich vrucht kan ontwikkelen (1Petr.1:23; 2:2). Het verschil met de andere drie ontvangers van het woord maakt het verschil. De eersten – de bij de weg gezaaiden – waren oppervlakkige luisteraars. Het woord had bij de tweede groep – die van de rotsachtige bodem – geen diepgang. Bij de derde groep – waar het zaad tussen de dorens was gezaaid – werd het woord verstikt. Alleen bij de laatste groep – die van de goede aarde – werd het woord gehoord en verstaan. Om vrucht te dragen hoef je eigenlijk niet zoveel te doen, geen overdreven inspanningen zijn vereist. In de gelijkenis van de ware wijnstok vindt u het geheim van het vrucht dragen: ‘Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u helemaal niets doen’ (Joh.15:5).
Tenslotte
Er wordt in deze gelijkenis onder andere gesproken over ‘vrucht dragen’, maar wat mogen we daaronder verstaan? De gelijkenis zelf laat zich er niet over uit, evenals de gelijkenis van ‘de ware wijnstok’ in Johannes 15 niet. Je bent dan al gauw geneigd om aan ‘bekeerlingen’ te denken; het zaad dat tot ontwikkeling is gekomen, brengt weer zaad voort. Maar dat stuit op het probleem dat iemand die bekwaam is om het evangelie te verkondigen, een groot voordeel heeft, en dat zou niet rechtvaardig zijn ten opzichte van alle anderen. Persoonlijk geloof ik dat we bij ‘vrucht dragen’ meer moeten denken aan geestelijke ‘vruchten’. Zo lezen we in de brief aan de Galaten over de ‘werken van het vlees’ en de ‘vrucht van de Geest’ die is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing’ (Gal.5:22). Met andere woorden het doel is dat we meer en meer gaan gelijken op de Heer Jezus; dat Christus gestalte in ons mag krijgen (Gal.4:20; vgl. 1:16). ‘Want hen die Hij tevoren heeft gekend, heeft Hij ook tevoren bestemd om aan het beeld van zijn Zoon gelijkvormig te zijn’ (Rom.8:29).