Met de kerstening van de Saksen zijn we al beland aan het einde van de vroege Middeleeuwen. Want Karel de Grote, de grote tegenstander van de leider van de Saksen, Widukind, werd in het jaar 800 in Rome tot keizer gekroond. Karel staat bekend als de ‘Saksenslachter! En dat is niet zonder reden zoals we zullen zien. Zoals met zoveel personen uit de oudheid hebben wij hoogstwaarschijnlijk een heel andere voorstelling meegekregen op school dan ze in werkelijkheid waren. Als Karel, om voorlopig maar bij dit voorbeeld te blijven, ten tonele verschijnt is hij de ‘grote’ man die de Saksen wist te bedwingen. Hij speelde het klaar Europa te verenigen en er een ‘christelijk’ rijk van wist te maken. Komen we echter wat dichterbij dat was het een meedogenloze heerser, die met geweld – een ijzeren vuist – volkeren onderwierp en hen dwong om het christelijk geloof te aanvaarden op straffe van de dood!
De kerstening van de Saksen
In 772 maakte een groep Saksische krijgers zich gedurende enkele weken meester van het Karolingische Rijnland. Dat was allesbehalve een uniek incident; de grenzen tussen het Frankische Rijk en hun buurvolk, de Saksen, waren uiterst poreus. Bliksemaanvallen door de Saksen op Frankische dorpen en abdijen waren aan de orde van de dag. De Saksen trokken rovend door de grensstreken van het rijk, zonder dat de weerloze dorpelingen en monniken iets anders konden doen dan op de vlucht slaan en bidden tot hun God – een andere god dan die van hun belagers.
De kerstening onder Karel de Grote
Pogingen die in vroegere tijden waren gedaan om de Saksen te kerstenen, hadden nauwelijks resultaat gehad. In tegenstelling tot andere Germaanse volken, waaronder ook de Franken zelf, hielden de Saksen vast aan hun eigen tradities en geloof; de inspanning van de christelijke missionarissen en predikers waren tevergeefs. Maar onder Karel de Grote veranderde de situatie. Vanaf het midden van de achtste eeuw accepteerde de Frankische vorst niet langer dat er delen van Europa waren die zich onttrokken aan het keizerlijke én christelijke gezag. Voor ‘heidense’ volken was geen plek meer. In dit licht moeten de militaire campagnes worden gezien die Karel de Grote bijna jaarlijks ondernam tegen de Saksische volken: de Westfalen, die ten westen van de Wezer leefden; de Oostfalen, die ten oosten van deze rivier woonden; de Angrivariërs, die tussen Wezer en Elbe hun stamgebied hadden; en de Noordalbingiërs, die het huidige Holstein bevolkten.
Chronologie van een jarenlange oorlog
De spanningen tussen de Saksen aan de ene kant en het Karolingische machtscentrum en de christelijke missionarissen aan de andere kant, werden steeds heviger. Kerstening, het met geweld onderwerping van volkeren, leek daarvoor de oplossing. Elk jaar werden, zodra de winter voorbij was, de edelen opgeroepen en op pad gestuurd voor expedities, die een oorlogsbuit en gebiedswinst opleverden. In 772, toen de Saksen het Rijnland aanvielen, besloot Karel dat het tijd was om een inval te doen in hún gebied, en voor eens en voor altijd af te rekenen met deze steeds terugkerende dreiging van de Saksen.
De eerste Saksenoorlog
De expeditie stond gepland voor de zomer. De Frankische koning trok op naar de Wezer, vergezeld door zijn edelen. Omdat het doel van de expeditie in grote mate ook van religieuze aard was, reisde er in de achterhoede een heel contingent bisschoppen, priesters en monniken mee. Een van de onder de voet gelopen volken, de Angrivariërs, werd zelfs gedwongen de Irminsul om te hakken, een heilige pilaar van hout. Daarmee wilden de Franken duidelijk maken dat de expeditie een religieus doel had; het heidense geloof zou worden uitgeroeid.
Generaties lange vijandschap
Gelukkig voor de Saksen kwam er een eind aan de zegetocht door een verandering in de politieke agenda van Karel de Grote. Paus Adrianus I kwam op de troon en vroeg Karel om steun tegen de Longobarden, een Germaans volk in Noord-Italië. De Frankische koning liet de Saksische campagne voor wat ze was en trok in 773 direct de Alpen over om Pavia, de Longobardische hoofdstad, te belegeren. Na enige maanden wist hij de stad in te nemen. Hij zond de koning van de Longobarden in ballingschap en nam zelf de koningstitel over. Doordat Karel de Grote in 773 en 774 in Italië woonde, kregen de Saksen de kans om een deel van hun verloren gebieden te heroveren, waaronder de kastelen Eresburg en Syburg.
Te veel fronten tegelijk
Ook daarna kwam het nog geregeld voor dat de Saksische campagne werd stopgezet omdat er andere prioriteiten werden gesteld. In het Süntelgebergte, aan de oever van de Wezer, vond in de zomer van 782 de grootste overwinning van de Saksen op de Franken plaats. Kamerheer Adalgis, commandant Geilo en paltsgraaf Worad gaven leiding aan het leger van Karel de Grote, dat vooral uit cavalerie bestond. Ze trokken door het Saksische gebied om een bende van Slavische plunderaars te verslaan die vanuit het oosten was gekomen.
Saksenleider Widukind
Maar toen bekend werd dat Widukind in opstand was gekomen, kregen ze orders om rechtsomkeert te maken en de Saksen, die zich hadden opgesteld bij de Süntel, aan te vallen. Er waren in allerijl troepen uit het Rijnland bijeen gebracht. Zij werden aangevoerd door een familielid van Karel, graaf Theoderik. Deze nam positie in tegenover het Saksische kamp, aan de andere kant van de rivier, terwijl de andere drie aanvoerders de Wezer overstaken om de Saksen te omsingelen. Maar Adalgis, Geilo en Worad wachtten niet op Theoderik. In plaats daarvan vielen ze direct aan. Misschien hadden ze het aantal vijanden onderschat, of wilden ze de roem niet delen met Theoderik. Hoe het ook zij, de Saksen vielen aan en wisten het merendeel van de Franken te doden; Adalgis, Geilo en nog vier andere Frankische graven sneuvelden. De Saksen vochten te voet, volgens de oude Germaanse traditie. Ze gebruikten de pijl-en-boog en bijlen als wapen.
Karel de Grote de saksenslachter – Het heidense geloof met de ijzeren vuist uitroeien
Nog afgezien van de extra inspanning van een oorlog op meerdere fronten tegelijk, hadden de Karolingen te maken met drie ernstige problemen bij hun pogingen om de Saksen te onderwerpen. Het eerste obstakel was van logistieke aard. Het gebied van de Saksen was grotendeels bebost, en doordat het nooit deel had uitgemaakt van het Romeinse Rijk was er geen infrastructuur – geen bruggen, verharde wegen of netwerken van steden. Daardoor was het lastig om het gebied te doorkruisen. Ten tweede maakten de bossen en bergen maakten het landschap bovendien ongeschikt voor open veldslagen. Bij elke kloof, elk pad en elke doorwaadbare plaats kon de vijand opduiken. Een tweede factor was de houding van de Karolingen zelf. Ze beschouwden zichzelf als de ultieme verdedigers van het christendom. Hun oorlog tegen de Saksen is de geschiedenis ingegaan als een van de bloedigste en wreedste conflicten aller tijden. Dat komt grotendeels door de manier waarop Karel de Grote wilde afrekenen met de Saksen: massaexecuties en religieuze vervolging. Toen de laatste terugkeerde, organiseerde hij als repressie het bloedbad door 4.500 mensen te onthoofden, en liet 12.000 vrouwen en kinderen deporteren omdat ze de doop weigerden, naar Verden aan de Weser in 782. Door deze aanpak werd het verzet van de Saksen echter alleen nog maar feller.
De Saksische leider Widukind
Het derde grote obstakel voor Karel de Grote was een persoon: Widukind. Toen de inmiddels onderworpen Saksische krijgsheren zich in 777 verzamelden in Paderborn, liet Widukind verstek gaan. Hij ontpopte zich als de leider van het verzet van de Saksen, dat tot uitbarsting kwam toen Karel de Grote in de daaropvolgende jaren ver weg was. Ook al werd hij keer op keer verslagen, steeds wist Widukind te ontkomen en met hernieuwde krachten terug te slaan. Hij vertrok zelfs naar Denemarken om medestanders te zoeken in zijn strijd tegen de Karolingische legers. Naarmate de jaren verstreken, en het Widukind steeds duidelijker werd dat de Frankische troepen op open terrein onoverwinnelijk waren, ging hij over op een strategie van guerrilla en volksopstanden. Daarmee bereikte hij weliswaar niet zijn doel, maar hij wist wel tijd te winnen.
De inname van Wittekindsberg.
In 783 hadden er twee grote veldslagen plaats tussen de Karolingen en de Saksen. In de lente van dat jaar was er een confrontatie in Detmold, bij het Osningwoud. Mogelijk hebben Karel de Grote en Widukind, de aanvoerder van het Saksische verzet, daar persoonlijk met elkaar gevochten. In de zomer behaalde de Frankische koning een opmerkelijke overwinning op de Saksen bij de Hase rivier. Widukind wist daar te ontkomen. Later belegerde Karel de Grote het fort van de Saksische leider, dat op een heuvel stond die tegenwoordig Wittekindsberg wordt genoemd. Het zou nog jaren duren voordat het grondgebied van de Saksen daadwerkelijk helemaal in handen kwam van Karels troepen. De oorlog duurde dertig jaar en werd niet alleen gevoerd door guerrilla, maar ook aan de hand van een aantal veldslagen, zoals de Slag bij de Süntel in 782. De roemruchtigste slag vond waarschijnlijk het jaar daarop plaats in Osning (dat sinds de zeventiende eeuw Teutoburgerwoud wordt genoemd). Mogelijk werd deze op dezelfde plek uitgevochten waar bijna acht eeuwen eerder de Romeinse legioenen van generaal Varus waren verslagen door de Germanen van Arminius. De confrontatie leverde aantrekkelijke propaganda voor een roemruchtig stukje Europese geschiedenis: de woeste barbaarse strijder met zijn volle baard, zwaaiend met zijn bijl, tegenover de edele christenkoning, die vanuit de voorhoede van zijn manschappen, met het zwaard fier geheven, de vijand tegemoet treedt. Maar dat tafereel is eerder een mythe dan dat het de werkelijkheid weerspiegelt. De Karolingische kroniekschrijvers gebruikten het idee van een tweegevecht om er de legitimiteit van de overwinnaar, Karel de Grote, aan te ontlenen. Widukind wist echter te vluchten. Maar waarschijnlijk is hij in 785 toch overgegaan tot het christendom, wellicht murw geslagen door de wreedheid van de militaire campagnes van Karel. De Saksische leider werd in de kapel van Karels residentie in Attigny gedoopt, in het bijzijn van Karel zelf.
Met Kerstmis 785 werden de Saksische leider Widukind en zijn tweede man Abbo in het bijzijn van Karel de Grote gedoopt in de kapel van het koninklijk paleis in Attigny, in het huidige noordoosten van Frankrijk. Van het paleis in Attigny is niets meer over. Het feit dat Karel de Grote in eigen persoon peetvader werd van de Saksische leider geeft aan hoe belangrijk dit moment was. Achter Widukind staat Abbo. Volgens sommige theorieën was Widukind niet alleen de militaire en politieke voorman van de opstandelingen, maar ook een religieus leider. Dat maakt zijn bekering tot een nog grotere gebeurtenis. Ironisch genoeg zouden nakomelingen van Widukind een kleine twee eeuwen later de politieke macht grijpen over christelijk Europa, en daarmee de evenknie worden van Karel de Grote. In het jaar 962 werd Otto I gekroond tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Otto was de zoon van Hendrik de Vogelaar, de hertog van Saksen en koning van het Oost-Frankische Rijk (Duitsland), en Mathilde van Ringelheim. Mathilde was op haar beurt de dochter van de Saksische graaf Thiadrich (of Diederik). Diens familie stamde rechtstreeks af van Widukind.
Hierna werden de Zuid-Saksische gebieden snel gepacificeerd. Alleen de noordelijke gebieden bleven nog buiten de Karolingische invloedssfeer. Het zou nog zo’n tien jaar duren voordat ook die streken waren onderworpen. Maar met de nederlaag van Widukind, het symbool van het verzet, was de eerste steen van de Karolingische overwinning stevig gelegd. De laatste stap was de uitvaardiging van de Lex Saxonum, een wetboek waarin het Frankische recht en het Saksische gewoonterecht waren geïntegreerd.
Sympathie van de Nazi’s
Met deze wetten werden de Saksen gereduceerd tot niets meer dan een van de vele volken in het grote rijk van de Karolingen. De Saksenoorlogen, en het verzet van Widukind in het bijzonder, waren de zwaarste uitdagingen waar Karel de Grote in de 46 jaar van zijn heerschappij mee te maken kreeg. Bovendien zou hij zich tegen geen enkel ander volk zo wreed opstellen als tegen de Saksen. De Frankische koning, die in 800 keizer werd van het Heilige Roomse Rijk, leefde altijd met de dreiging dat er in de donkere wouden en de dalen een vijand op de loer lag. Tijdens het nazi-tijdperk zal Widukind (die Heinrich Himmler fascineerde) het onderwerp zijn van een sterk antichristelijk toneelstuk, Wittekind, van Edmund Kiss.
Literatuurlijst
Das Grosse Bibellexikon (3 dln.) Brockhaus – ISBN: 3-417-2461-3
De Franken en het Christendom – Pierre Trouillez – ISBN 9789059087217 – Uitg. Davidsfonds
De Germanen en het Christendom – Pierre Trouillez – ISBN 978940191434 – Uitg. Omniboek
De Grote Volksverhuizing – Chayah Visser – pdf.
De kerstening van Europa – Aat van Gilst – ISBN 9789461538734 – Uitg. Aspekt
En zij werden verstrooid onder alle volken – W. Keller – ISBN 90 6084 611 7 – Voorhoeve
Handelingen der Gemeente, dl.1 en 2 – ISBN: 90-242-2625-2 – R.H. Matzken – Kok Kampen
Het ontstaan van het Christendom – Evangelische Omroep – ISBN: 90-70100-51-7
Karel de Grote – Aat van Gilst – ISBN 9059117026 – Uitg. Aspekt