Dogmatiek – Serie: Leven van Jezus – Godheid van Christus – Deel 2

6 augustus, 2023

Rubrieken: Christologie

Christologie

De Godheid van Christus

Deel 2

Inleiding

De vraag over de godheid en de mensheid van de Heer Jezus is al zo oud als het christelijk geloof. Dat heeft natuurlijk te maken met het mysterie van de Drie-Eenheid, want ‘groot is de verborgenheid van de godsvrucht. Hij die geopenbaard is in het vlees, gerechtvaardigd in de Geest, gezien door de engelen, gepredikt onder de volken, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid’ (1Tim.3:16). In het jaar 325 riep de Romeinse keizer Constantijn de Grote de christelijke bisschoppen bijeen in Nicea. Deze kerkvergadering is de geschiedenisboeken ingegaan als het Eerste Concilie van Nicea. Tijdens het concilie werd onder meer het eerste deel van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel vastgelegd. Hierin legde men voor het eerst de fundamentele doctrines van het christelijk geloof vast. Het Concilie van Nicea geldt als het Eerste Oecumenische Concilie en werd bijgewoond door 220 bisschoppen. De Kerk maakte een roerige periode door. Met name de Alexandrijnse priester en theoloog Arius (ca. 250-336) zorgde voor onrust. Arius verkondigde dat Jezus was geschapen door God en daarmee onderschikt was aan de Vader. De theoloog erkende daarmee ook de goddelijke drie-eenheid niet. Hij kende alleen aan de Vader de goddelijke status toe. Volgens Arius waren de Zoon en de Heilige Geest niet meer dan aardse afsplitsingen van God.

De vertaalde tekst van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, zoals vastgesteld door de Katholieke Kerk, luidt als volgt:

‘Ik geloof in één God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is. En in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God, vóór alle tijden geboren uit de Vader. God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader, en door wie alles geschapen is. Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de Maagd Maria en is mens geworden. Hij werd voor ons gekruisigd,

Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften. Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de rechterhand van de Vader. Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden en aan zijn rijk komt geen einde. Ik geloof in de Heilige Geest die Heer is en het leven geeft die voortkomt uit de Vader en de Zoon die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. Ik geloof in de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving van de zonden. Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk. Amen.’

Het getuigenis van het Oude Testament

In het boek van de Psalmen, zijn er een aantal die in het Nieuwe Testament worden aangehaald en waarin een directe verwijzing of profetie staat met betrekking op de Heer Jezus (Luk.24:27, 44). We noemen deze Messiaanse Psalmen waarvan er in principe twee groepen zijn. In de eerste plaats die Psalmen die alleen van toepassing zijn op Christus en niemand anders; die rechtstreeks en uitsluitend verband houden met de Messias. In de tweede plaats die Psalmen die van toepassing zijn op David, maar uiteindelijk uitzien naar Christus, waarvan David een type van Christus is. Bijvoorbeeld Psalm 2:7 – ‘Mijn Zoon zijt gij: Ik heb u heden verwekt’ – wordt in Hand.13:33 en Heb.5:5 toegepast op Christus. Vervolgens wordt Psalm 2:7 – ‘Ik zal hem tot een vader zijn, en hij zal Mij tot een zoon zijn’ – in Heb.1:5 op de Heer Jezus betrokken. Psalm 2, aangehaald in Hand.4:25, Op.2:27; 19:15 wordt uitgegaan van een Messiaanse betekenis. Heel bekend, overtuigend en voor zichzelf sprekend, maar niet aangehaald in het NT, is de profetie van Jesaja: ‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid’ (9:5-6). De twee namen Kind en Zoon wijzen op de mensheid en de godheid van de Heer Jezus. Naar zijn goddelijke natuur is Hij de Zoon van de Vader, naar zijn menselijke natuur het kind van de maagd Maria.

Het getuigenis van het Nieuwe Testament

God is “de Eerste en de Laatste, de Alfa en de Oméga” (Op.1:8; 21:6; Jes.44:6). Hij maakt er aanspraak op ‘de Eerste en de Laatste’ te zijn (Op.1:17-18; 22:13). God is de Schepper volgens Ps.102:25 en Jes.44:24. En volgens Hebreeën 1:2 en Kolosse 1:16 is dat de Zoon. In Jesaja 10:21 wordt God de ‘Sterke God’ genoemd, zoals de Zoon wordt genoemd in Jesaja 9:5-6. God heeft profeten tot Zijn volk gezonden, (Jer.35:15) maar volgens Mat.3:34 was het de Zoon die ze zond. God is de enige Redder (Jes.43:11), maar de Redder waarvan Joh.4:24 en 2Tim.1:10 spreekt is de Zoon. God geeft zijn eer (heerlijkheid) niet aan een ander (Jes. 42:8; 48:11) maar wil dat men de Zoon eert zoals men Hemzelf eert (Joh.5:23; Heb.2:9; Op.5:13)? God is het die de zonden vergeeft (Ps.32:5; Jes.43:25; Luk.5:21; Mark.2:7 en in NT vergeeft de Zoon de zonden (Mark.2:5; Luk.5:20; 7:47-50; Kol.3:13. Thomas sprak de Heer Jezus aan als Mijn Heer en mijn God (Joh.20:28). In Jes.45:23 en Rom.14:11 zegt God: ‘voor Mij zal elke knie zich buigen’, dat in het NT op de Zoon wordt toegepast (Fil.2:10). Het is God die waardig is ‘de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen’ (Op.4:11) een eer die ook de Zoon te beurt valt (Openbaring 5:12). Van Wie zag de profeet Jesaja in Jesaja 6 de heerlijkheid en op Wie wordt het door Johannes toegepast? (Joh.12:40)? Wie is de koning van Israël en de Koning der koningen volgens Zef.3:15 en 1Tim.6:15? En Wie is dat volgens Op.19:16; Jer.23:5 en Lukas 1:32?

_______________________________________________________________________________