Oude Testament – Psalm 105 – Gods grote daden in de geschiedenis

21 juli, 2023

Bijbelboeken: Psalmen

Oude Testament

Gods grote daden in de geschiedenis

Psalm 105

Inleiding

Er zijn drie Psalmen die Gods handelen met betrekking tot het volk Israël vermelden, dat zijn de Psalmen 78, 105 en 106. Er zijn drie hoofdpersonen in Psalm 105: Abraham, Jozef en Mozes. Deze drie worden ook vermeld in de rede van Stefanus in het boek Handelingen (7:2,9,20). Drie keer brengt God het Joodse volk in het Beloofde Land. De eerste intocht, de Exodus, had tot gevolg dat wij het Oude Testament hebben ontvangen. Het gevolg van de tweede intocht, de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, was dat de Messias kon komen. Als gevolg van de derde en laatste intocht, die nog in de toekomst ligt maar waarvan wij het begin al mogen zien, zal het Vrederijk tot stand worden gebracht.

In Psalm 105, de tweede intocht in het land, zien we het volk teruggekeerd uit de Babylonische ballingschap, wat een reden tot dankbaarheid moest zijn zodat de grote daden van God onder de volken bekendgemaakt konden worden. Psalm 105 vestigt onze aandacht op de God van het verbond (vs.8-10), die zijn raad uitwerkt in de menselijke geschiedenis, en op zijn handelen met betrekking tot het volk Israël. Omdat deze Psalm niet verder gaat dan de verovering van Kanaän (v.44) en ook de Davidische dynastie niet vermeldt, zou hij geschreven kunnen zijn na de Babylonische ballingschap. De auteur is onbekend. Het is echter mogelijk dat het iemand van de Levieten is geweest, die met het Joodse overblijfsel was teruggekeerd naar Juda. Dat de psalmist de hand van God in de gebeurtenissen van het Joodse volk zag, was een bemoediging die het Joodse overblijfsel nodig had. Wie de schrijver ook geweest is, hij herinnert het overblijfsel eraan dat zij Gods uitverkoren volk zijn en dat God werkt volgens zijn plan. Tijdens de uittocht uit Egypte had God zijn macht al geopenbaard en Hij zal zich altijd houden aan zijn beloften. Daarom mag dat een bemoediging inhouden voor het volk in moeilijke tijden (vers 5). Gods beloften aan Israël, waarvan de schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt: ‘dat zij die van ver zagen’ (Hebr.11:13), zullen eenmaal werkelijkheid worden.

Abraham en zijn nageslacht (vs.7-15)

‘Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond, dat Hij met Abraham sloot’

De nakomelingen van Abraham, het volk Israël, zijn bijzonder bevoorrecht, omdat ze een door God uitverkoren volk zijn. ‘Want gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is; ú heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn (Deut.7:6; Ps.147:19-20). Een geweldig voorrecht, maar ook een grote verantwoordelijkheid, want ze dienden de inzettingen en geboden na te komen die God hen gegeven had, opdat het hun wél zou gaan (Deut.6:6,18,24). Helaas is dat niet het geval geweest, waardoor het volk Israël in de loop van de geschiedenis veel lijden heeft ervaren (Deut.28:58-68). Wat van het volk verwacht werd, Gods daden onder de volken bekend maken (vs.1), vinden we vele eeuwen later ook terug als een opdracht voor de Gemeente: ‘U echter bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie, een volk tot een eigendom, opdat u de deugden verkondigt van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht, u die vroeger geen volk was, maar nu Gods volk bent, die aan geen barmhartigheid deel had, maar nu barmhartigheid heeft verkregen’ (1Petr.2:9-10). Wanneer we moeten vaststellen dat het volk Israël niet in die opdracht is geslaagd, mogen we ons wel afvragen of wij, als volk van God, daarin wel zijn geslaagd. God had zich met een eed aan Abraham verbonden en hem de onvoorwaardelijke belofte gegeven dat hij hem tot een groot volk zou maken, het latere Israël (Gen.12:1-3; 17:7). Maar ook een belofte van land (vs.11): ‘Te dien dage sloot de Here een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat’ (Gen.15:16-17). Die beloften werd later aan zijn nageslacht, Izaäk en Jakob, herhaald (zie o.a. Ex.2:24; 6:3). Dit verbond was hun verzekering dat ze het land zouden beërven, een belofte en verbond die ook nú, zo veel eeuwen en gebeurtenissen later, hun geldigheid niet verloren hebben. Toen Abraham en zijn nakomelingen ‘van volk tot volk’ trokken, genoten ze goddelijke bescherming, wat blijkt tijdens hun verblijf in Egypte, waar Abraham ten opzichte van de Farao geen goed getuigenis gaf en hem voorloog betreffende zijn vrouw, Sara. ‘Maar de Here sloeg Farao met zware plagen, evenals zijn huis, ter oorzake van Sarai, de vrouw van Abram’ (Gen.12:17). Maar ook kwam God tussenbeide in de ontmoeting van Abraham en Abimelek. ‘En God zeide tot hem in de droom: Ik weet ook, dat gij het in onschuld uws harten gedaan hebt, Ik heb u dan ook ervan weerhouden tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten haar aan te raken’ (Gen.20:7). Izaäk en Jakob op hun beurt genoten ook deze bescherming (Gen.26:11; 35:1-3).

 Jozef (vs.16-41)

‘God zond een man voor hen uit’

‘God heeft met alles een doel’ (Spr.16:4) en dat blijkt heel duidelijk uit het leven van Jozef. Die gebeurtenissen vormen de overgang tussen het Bijbelboek Genesis en Exodus. Wanneer we willen zoeken naar voorbeelden van Gods machtige daden, dan springt zijn handelen met Jozef er wel uit. We mogen daarin ‘de diepte van rijkdom, van wijsheid en van de kennis Gods’ zien en ‘de ondoorgrondelijkheid van zijn beschikkingen en onnaspeurlijkheid van zijn wegen!’ (Rom.11:33). Het is natuurlijk niet mogelijk om de geschiedenis van Jozef, die dertien hoofdstukken van het boek Genesis omvat, in het kort weer te geven. Waar in deze verzen de nadruk op ligt, is Jozefs lijden gevolgd door glorie en Gods handelen in voorzienigheid. Hij die van het begin ook het einde kent, treft voorbereidingen om zijn raadsbesluit ten uitvoer te brengen door een man vóór Jakobs familie uit te zenden, Jozef! (Jes.46:10). Maar voordat die man, Jozef, zeventien jaar oud, in de mogelijkheid was om zijn familie te helpen, verstreken er dertien jaar. Jozef werd verkocht, het begin van een lange periode waarin Jozef in de gevangenis kwam en men zijn voeten in boeien en ijzers knelde. Maar er is een ‘totdat’! Tot de tijd dat zijn woord uitkwam en de uitspraak des Heren hem in het gelijk stelde en de Farao hem losliet en tot heer over zijn huis aanstelde. Die voorbereidingen waren niet alleen nodig opdat Jozef een positie in het rijk van Farao kreeg, maar ook opdat Jakobs familie tot een volk zou kunnen worden, zoals eerder aan Abraham beloofd (Gen.12:2). Toen de hongersnood kwam, trokken Jakob en zijn familie naar Egypte, zoals eerder Abraham dat deed, ook naar aanleiding van een hongersnood (Gen.12:10). Abraham ging toen op eigen initiatief naar Egypte; Jakob ging, zonder dat hij dat besefte, op grond van een beschikking van Godswege. God gebruikte daarvoor een hongersnood, die al eerder door Jozef was aangekondigd in zijn uitlegging van Farao’s droom (Gen.41:30). ‘Toen Jakob zag dat er koren in Egypte was, zei Jakob tegen zijn zonen: Waarom kijken jullie elkaar aan? Verder zei hij: Zie, ik heb gehoord dat er koren in Egypte is; trek erheen en koop daar koren voor ons, zodat wij in leven blijven en niet sterven. Toen vertrokken tien broers van Jozef om koren uit Egypte te kopen’ (Gen.42:1-3; Hand.7:12). Wanneer we de geschiedenis van Jozefs leven overdenken, gaan onze gedachten uiteraard ook uit naar ‘de man die God later vooruit zond’ tot onze redding, de Heer Jezus. Is het niet treffend dat Jozef en Mozes bij hun eerste komst werden afgewezen als redder voor het volk, maar bij hun tweede komst werden aanvaard? (Hand.7:12-13). Een patroon dat zich zal herhalen wanneer de Heer Jezus, waarvan Jozef en Mozes een type mochten zijn, ‘ten tweede male’ zal komen voor het volk Israël.

Mozes (vs.26-45)

‘Hij zond Mozes, zijn knecht, en Aäron, die Hij Zich verkoren had’

Weer zien we dat God voorbereidingen had getroffen. Mozes was al opgeleid om het volk uit Egypte te leiden. Maar voordat het zover was, moest er bij Farao de bereidheid zijn om Gods volk te laten gaan. Het verblijf in Egypte heeft 430 jaar (Gen.15:13; Gal.3:17) geduurd en in die tijd groeide Jakobs familie van vijfenzeventig zielen (Hand.7:14; vgl.Gen.46:27) uit tot een volk van naar schatting drie miljoen. Ze werden machtiger dan hun tegenstanders, waardoor er vrees voor hen op hen was gevallen (vs.24, 38). Het gevolg was dat de Egyptenaren zich bedreigd gingen voelen en het volk gingen haten en slecht behandelen. Maar op het verzoek om het volk te laten gaan, antwoordde de Farao meerdere keren negatief, waardoor het eerder aangekondigd oordeel niet kon uitblijven (Ex.6:5; 7:4). ‘Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de Here. (Ex.12:12). Gods daden en wonderen die het volk onder de volkeren bekend moesten maken, bestonden dus niet alleen uit de uittocht en de daarmee gepaard gaande doortocht door de Rode Zee, maar ook uit de oordelen die het land Egypte troffen. Het waren Gods oordelen die Mozes aan Farao bekendmaakte, maar het was God die ze ten uitvoer bracht. Merk op dat elk vers begint met ‘Hij’, dat is God. De uittocht of exodus uit Egypte is altijd het centrale thema in de geschiedenis van het volk Israël gebleven. Het is niet nodig de oordelen die Egypte troffen op te sommen. Wel is het nuttig te vermelden wat anderen al eerder hebben opgemerkt, namelijk dat de volgorde van de plagen in Psalm 105 niet overeenkomt met de volgorde vermeld in het boek Exodus. Twee plagen worden in deze Psalm weggelaten, de vijfde en de zesde, de laatste wordt hier het eerste vermeld, waardoor de volgorde is: 9, 1, 2, 4, 3, 7, 8, 10. Deze plagen resulteerden daarin, dat de Farao het volk liet gaan. ‘Hij voerde zijn volk uit met zilver, goud en blijdschap, zijn uitverkorenen met gejubel’ (vs.37, 43). Het zilver en goud zou men kunnen zien als het achterstallig loon voor de vele jaren van slavenarbeid. De doortocht door de Rode Zee en het ontvangen van de Wet op de berg Sinaï worden in deze Psalm niet vermeld. De aandacht richt zich verder op Gods zorg voor het volk in de woestijn. ‘Hij breidde een wolk uit tot bedekking, en vuur om de nacht te verlichten. Zij vroegen, en Hij deed kwartels komen, met brood (het manna) uit de hemel verzadigde Hij hen. Hij opende de rots, en wateren vloeiden, zij stroomden door de dorre streken als een rivier’ (vs.39-41). Drie zaken worden vermeld, Gods aanwezigheid en het voorzien van eten en drinken, nodig om de veertig jaar in de woestijn te kunnen overleven.

Ten slotte

‘Want hoeveel beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons’ (2Kor.1:20).

De cirkel is rond. God riep Abraham naar het Beloofde Land en na een verblijf van 430 jaar in Egypte keerde het volk daarnaar terug. Na de aankomst nam het volk onder Jozua het land in bezit. ‘Zo heeft de Here aan Israël het gehele land gegeven, dat Hij gezworen had hun vaderen te zullen geven; zij namen het in bezit en gingen er wonen. En de Here gaf hun aan alle zijden rust, geheel zoals Hij hun vaderen gezworen had; niet één van al hun vijanden heeft voor hen kunnen standhouden; al hun vijanden gaf de Here in hun macht. Niet één van alle goede beloften, die de Here aan het huis van Israël had toegezegd, is onvervuld’ (Joz.21:43-45). ‘Alles is voor u uitgekomen. Zijnerzijds is niets onvervuld gebleven’ (Joz.23:14). Deze Psalm moest het volk Israël tot bemoediging en vertroosting dienen in moeilijke tijden en aanzetten tot het bekendmaken van Gods daden onder de volken. Ze mochten vertrouwen op Gods beloften en verbond, zijn voorzienigheid en zijn hulp en blijvende zorg voor hen. Wij, die zoveel eeuwen later leven dan dat deze Psalm geschreven is, zien ook nu nog altijd Gods bemoeienis met zijn volk in de gebeurtenissen van de laatste decennia. God is trouw aan de beloften die Hij eens aan Abraham heeft gegeven! Niet alleen het volk Israël, maar ook ons kan deze Psalm helpen om ons vertrouwen in Hem te versterken.

_________________________________________________________________________________________________________________________________________