'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
In het voorgaande deel van deze reeks hebben we gesproken over de plannen die in de hemel waren besproken over de komst en het doel daarvan van de Heer Jezus. We zijn daar ingegaan op zijn pre-existentie en goddelijkheid, maar in dit deel volgen we de Heer Jezus als de volmaakte Mens. Het is altijd moeilijk zijn goddelijkheid en zijn Mens-zijn te scheiden, laat staan te begrijpen en ook in deze reeks studies zullen we daar niet aan ontkomen.
In dit deel volgen we de Heiland vanaf zijn geboorte tot aan zijn doop dat het begin van zijn openbaar optreden aangeeft. In dat traject zijn veel zaken voor ons verborgen voor wat betreft het leven van de Heer Jezus tot zijn openbaar optreden. De Schrift geeft ons daarover weinig of geen informatie, dus moeten we oppassen om gebeurtenissen te vermelden als we daarover geen gegevens hebben. In het verleden is dat maar als vaak gebeurd en allerlei wonderen die de Heer Jezus zou hebben gedaan vinden we in een aantal apocriefe geschriften. We mogen meer waarheid hechten aan het wonder dat de Heer jezus heeft gedaan tijdens de bruiloft in Kana, waar hij water in wijn veranderde en dat Hij dat deed als ‘het begin van zijn tekenen’ (Joh.2:11; vgl. 10:41).
Historische overzicht
Het verblijf van het Joodse volk in het beloofde land wordt beëindigd in 608-605 door de Babylonische invasie en wegvoering. De val van Jeruzalem is in 586 v.Chr. In 539 v.Chr. gaat het Babylonisch rijk over in het Medisch-Perzisch rijk onder Cyrus. Deze Cyrus staat in 538 v.Chr. een terugkeer toe en zo’n 50.000 joden vertrekken onder Zerubbabel terug naar het land Israël. In 458 v.Chr. vindt er een opwekking plaats onder Ezra en in 445 v.Chr. wordt Nehemia geroepen en begint men met het herstel van de muren van Jeruzalem. Na het Medisch-Perzisch rijk is het de beurt aan het Griekse rijk onder Alexander de Grote. Na diens dood in 323 v.Chr. wordt zijn rijk opgedeeld in vier delen. De volgende macht zijn de Romeinen. Trouwens, het is bijzonder interessant om hierbij de profetieën van de profeet Daniël te raadplegen, in het bijzonder de hoofdstukken 2:32-45 en 8:20-25. In 63 v.Chr. neemt de Romeinse generaal Pompeius Jeruzalem in, en werd Palestina een van Rome afhankelijk gebied. Na Antipater, die het tot procurator van Judea had gebracht, kreeg bij zijn dood zijn zoon Herodes de macht. We zijn dan in de tijd van Jezus’ geboorte aangekomen want het was deze Herodus die Jezus’ naar het leven stond, waardoor Jozef en Maria met het kind Jezus genoodzaakt werden om naar Egypte te vluchten. Herodus de Grote heeft een begin gemaakt met de bouw van de tempel in Jeruzalem (Joh.2:20; Luk.21:5). Hij is gestorven in 4 v.Chr. en zijn zoon Archelaüs werd zijn opvolger in Judea en Samaria (Mat.2:22). (Voor wat betreft de tijdrekening het volgende: De abt Dionysius Exiguus heeft in de 6e eeuw het begin van onze jaartelling proberen te berekenen maar heeft een fout gemaakt van minstens vijf jaar. Het is een historisch feit dat koning Herodus in 4 v.Chr. gestorven is. Hij was de initiator van de kindermoord in Bethlehem die hij pleegde op jongetjes van twee jaar en ouder. Jozef en Maria waren met het kind Jezus om die reden naar Egypte gevlucht, waar zij verbleven tot aan de dood van Herodus. We moeten we concluderen dat de Heer Jezus omstreeks 4 – 6 v.Chr. geboren is.) Een andere zoon Herodus Antipas krijgt het bestuur over Galilea en Peréa. Johannes de doper is door deze Herodus terechtgesteld. Dit is, in het kort, de wereld waarin de Heer Jezus is geboren, geleefd en is gestorven.
Jezus’ kinderjaren– eerste bezoek aan de tempel
We gaan niet in op de aankondiging van de geboorte aan de herders maar vervolgen onze studie met de vermelding van de besnijdenis, die acht dagen na zijn geboorte plaatsvond (Lev.12:3). Waar de besnijdenis plaatsvond wordt niet vermeld. Veertig dagen ná de geboorte wordt, conform de wet, de Heer Jezus aan de Heer voorgesteld (Ex.13,2,12,15) en werd er een offer gebracht in verband met de reiniging na de geboorte. ‘De Here sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten: Wanneer een vrouw moeder wordt en een kind van het mannelijk geslacht baart, dan zal zij zeven dagen onrein zijn; als in de tijd van haar maandelijkse afzondering zal zij onrein zijn. En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden. Drieëndertig dagen zal zij blijven in het reinigingsbloed; Als de dagen van haar reiniging vervuld zijn, zal zij voor een zoon of voor een dochter een éénjarig schaap ten brandoffer, en een jonge duif of tortelduif ten zondoffer, naar de ingang van de tent der samenkomst tot de priester brengen. Indien echter haar vermogen niet toereikend is voor een stuk kleinvee, dan zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen: de ene ten brandoffer en de andere ten zondoffer, en de priester zal over haar verzoening doen, en zij zal rein zijn’ (Lev.12). Door de verslaggeving daarvan weten we dat Jozef en Maria zich trouw aan de wet hielden. Tijdens die gebeurtenissen die met dat bezoek in de tempel plaatsvonden, vond de ontmoeting plaats met Simeon en Anna.
De volgorde van de gebeurtenissen zijn niet altijd zo duidelijk in het Lukasevangelie. Bijvoorbeeld wordt het uit dit evangelie niet duidelijk hoe lang Jozef en Maria in Bethlehem zijn gebleven. Ook het bezoek van de wijzen en wanneer de vlucht naar Egypte heeft plaatsgevonden wordt niet vermeld. Nee, Lukas gaat onmiddellijk verder met te vermelden dat zij terugkeerden naar Nazareth waar: ‘Het kind opgroeide op en werd gesterkt, vervuld met wijsheid; en de genade van God was op Hem’ (Luk.2:39-40). Tot zijn twaalfde jaar blijft de berichtgeving over het verder verloop van Jezus’ jonge jaren voor ons verborgen.
Jezus’ familie
Het is algemeen bekend en het wordt door de Bijbel ondersteund dat Jozef en Maria meerdere kinderen hebben gekregen dan alleen de Heer Jezus en Hij dus meerdere broers en zusters heeft gehad. ‘En het geschiedde, toen Jezus deze gelijkenissen ten einde gebracht had, dat Hij vandaar wegging. En in zijn vaderstad gekomen, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Vanwaar heeft Hij die wijsheid en die krachten? Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? En behoren zijn zusters niet allen bij ons?’ (Mat.13:53-56, Mat.1:25; 12:46-50; Joh.7:3; Hand.1:14). Alle namen van de broers van de Heer Jezus worden genoemd Jakobus, Jozef, Simeon en Juda. Van zijn zusters ontbreken de namen, maar het moeten er minsten twee zijn geweest (Mat.13:53-56). De Heer Jezus is dus opgegroeid in een tamelijk groot gezin. Van Jozef, de echtgenote van Maria, is de afkomst niet bekend. Wel wordt aangenomen dat hij al zou zijn gestorven toen de Heer Jezus nog leefde omdat Jezus door Markus ‘de timmerman’ wordt genoemd in plaats van Jozef. ‘Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de broer van Jakobus en Josef en van Judas en Simon? En zijn zijn zusters niet hier bij ons?’ (Mark.6:3). Na Hand.1:14 horen we in de Bijbel ook niets meer over Maria. Er zijn overleveringen dat Maria ooit in Efeze gewoond heeft maar de Bijbel maakt daar geen melding van. Volgens de overlevering heeft Maria, na uit Jeruzalem vertrokken te zijn, haar laatste jaren in Efeze doorgebracht, samen met de apostel Johannes. Eusebius bevestigd dat in zijn Kerkgeschiedenis dat zij met de apostel Johannes in Efeze vertoefde en aldaar ook begraven ligt. (Boek 3.19). Men zegt dat Vespasianus, die van 69-79 n.Chr. keizer van het Romeinse rijk was, opdracht gaf het nageslacht van David op te sporen, niemand van die oude koninklijke familie mocht nog langer onder de joden blijven. Onder de vervolgingen die onder keizer Domitianus plaatsvonden, hij was keizer van 81-96, werd de apostel Johannes naar het eiland Patmos verbannen. Het was deze Domitianus die bevel gaf om het nageslacht van David te doden.
Jezus’ jeugdjaren – tweede bezoek aan de tempel
‘Trouw aan de wet reisden de ouders van de Heer Jezus naar de gewoonte elk jaar naar Jeruzalem om het Pascha te vieren en zo was het ook voorgeschreven (Ex.12:24-27; Deut.16:1-8). Ze verzuimden de onderlinge bijeenkomst niet zouden we nu zeggen (Heb.10:25). ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’ zegt een oude gezegde en we lezen van de Heer Jezus later dat Hij ook ‘naar zijn gewoonte op de dag van de sabbat naar de synagoge ging’ (Luk.4:16). Zijn ook wij zo getrouw om de onderlinge samenkomsten te bezoeken?
De taak voor Jozef, als hoofd van het gezin, was volgens de Talmoed viervoudig, (1) hij moest zijn zoon onderhouden, (2) hem een ambacht leren en (3) een vrouw voor hem zoeken en (4) hem de Torah bij brengen. Dat laatste zal wel gelukt zijn, menselijk gesproken, want we hebben al eerder gelezen dat ‘Het kind opgroeide op en werd gesterkt, vervuld met wijsheid; en de genade van God was op Hem’ (Luk.2:39-40). Het ambacht wat Jozef Jezus heeft bijgebracht was dat van timmerman, want we lezen dan ook later dat Markus de Heer Jezus ‘de timmerman’ wordt genoemd (Mark.6:3).
Toen de Heer Jezus twaalf jaar was ging Hij, (voor de eerste keer?) mee op naar Jeruzalem om het Pascha te vieren. Dat moet een hele ervaring voor hem geweest zijn: de Koning ging op naar de ‘stad van de grote Koning’, zijn stad! (Mat.5:35). Hij was toen twaalf jaar en een jongen werd ‘zoon van de wet’ wanneer hij dertien jaar werd dan religieus als volwassene beschouwd. Hij mocht dan uit de wet lezen en moest verplicht elk jaar de feesten vieren (Deut.16:16). We zien hier een opgroeiende Jezus, die van zijn ouders wat meer vrijheid kreeg en Hem toestonden met een ander reisgezelschap terug naar Nazareth te gaan. Maar Jezus was in Jeruzalem achter gebleven en verbleef in de tempel waar Hij te midden van de leraars zat, naar hen luisterde en vragen aan hen stelde en allen die Hem hoorden, stonden versteld van Zijn verstand en antwoorden. Ik denk aan Ps.119:99-100 waar staat: ‘Ik ben verstandiger dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking. Ik heb meer inzicht dan de ouden, want ik bewaar uw bevelen’. Kon de Heer Jezus dat zeggen omdat: ‘De Here Here Hem als een leerling heeft leren spreken om met het woord de moede te kunnen ondersteunen. Hij wekt elke morgen, Hij wekt mij het oor, opdat ik hore zoals leerlingen doen. De Here Here heeft mij het oor geopend’? (Jes.50:4).
In het antwoord dat de Heer Jezus zijn ouders geeft – ‘Wist u niet dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?’ – geeft mogelijk aan dat Hij zich bewust werd van zijn identiteit en roeping. Maar het blijft moeilijk, zo niet onmogelijk, om door te dringen in dingen die voor ons verborgen blijven, want zelfs Jozef en Maria beseften het niet! Maria bewaarde dingen in haar hart.
Jezus’ stille jaren – de voorbereiding
Nu zijn ouders Jezus hadden gevonden gingen ze samen terug naar Nazareth Hij was hun onderdanig, en nam toe in wijsheid en in grootte en in genade bij God en de mensen. Vanaf dat moment tot op de doop van de Heer Jezus door Johannes de doper in de Jordaan horen we niets. Het zal een tijd geweest zijn die ervoor gediend zal hebben dat de Heer Jezus zich zou kunnen voorbereiden op zijn uiteindelijke taak. Verder zal hij zijn vader Jozef geholpen hebben tot diens dood en de leiding van het bedrijf op zich hebben genomen – Hij wordt ‘de timmerman’ genoemd – en als oudste zoon ook verantwoordelijk was voor het gezin.