Serie: Leven van Jezus – Deel 1 – Gesprekken in de hemel

20 juli, 2023

Hoogtepunten uit Jezus’ leven

Deel 1

‘Gesprekken in de hemel’

 

Inleiding

De eerste drie delen van deze reeks gaan van Jezus’ komst in de wereld tot aan zijn openbare dienst en bedragen de eerste dertig jaar van zijn aardse leven. De overige delen van deze reeks spelen zich af in de laatste drieënhalf jaar van zijn leven.

Een compleet overzicht te geven van het leven van de Heer Jezus is om diverse redenen niet mogelijk en één van die redenen is dat ‘er nog veel andere dingen zijn die Jezus gedaan heeft, en als die ieder afzonderlijk beschreven zouden worden, dan zou, denk ik, de wereld zelf de geschreven boeken niet kunnen bevatten’, vandaar dat enkel aan de hoogtepunten aandacht wordt gegeven.

Een bespreking in de hemel

Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament wordt de pre-existentie van de Heer Jezus vermeld. Pre-existentie is het vóórbestaan van de Zoon vóór diens incarnatie, eigenlijk van eeuwigheid af. Enkele teksten uit de Schrift bevestigen deze gedachte: ‘Wiens oorsprong is van ouds’ (Mi.5:1) en ‘Hij is voorgekend vóór de grondlegging van de wereld’ (1Petr.1:20) en ‘De heerlijkheid die Ik bij U had voordat de wereld was’ (Joh.17:5, 24) en ‘Vóór Abraham werd, ben Ik’ (Joh.8:58). En met die gedachte begint ook de apostel Johannes ‘zijn’ evangelie: ‘In het begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God’ en ‘dat Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh.1:1,14). Over de pre-existentie van de Heer Jezus hoeft dus geen enkele twijfel te bestaan! En in die eeuwigheid, toen het Woord bij God was, is daar een bespreking geweest, een overleg.

De raad of het heilsplan van God met betrekking tot de in zonde gevallen mensheid is daar ontstaan. En de Heer Jezus neemt in die raad van God de voornaamste plaats in en omdat het plan op aarde ten uitvoer zou worden gebracht moest de Heer Jezus zijn heerlijkheid die Hij had bij de Vader had voordat de wereld was, verlaten en naar deze aarde komen. Het in werking treden van het plan begon echter al veel eerder. Onmiddellijk na de zondeval vinden we daarvan al een eerste vermelding: ‘En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen’ (Gen.3:15). Vanaf dan kunnen we in de Schrift de verdere uitwerking van het plan van God volgen.

Het begin ligt bij de roeping van Abraham en zijn vrouw Sara in Ur der Chaldeeën om uit te gaan naar de plaats die hij als erfdeel zou ontvangen, dat is het land Israël. Uit Abraham en Sara is het volk Israël ontstaan van waaruit de Verlosser zou komen. ‘De behoudenis is uit de Joden’ (Joh.4:22). Abraham en Sara werden de ouders van Izaäk, en Izaäk en Rebekka de ouders van Jakob die twaalf zonen kreeg, de patriarchen van de twaalf stammen van Israël. Van generatie tot generatie openbaarde God zijn plannen door middel van typen en profetieën. Voordat Jakob stierf zei hij tegen zijn zonen: ‘De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn’ (Gen.49:10). Hij sprak van Jezus, de Zoon van God. God had het volk Israël uitverkoren, en uit dat volk de stam Juda. Eeuwen daarna zei David dat de Verlosser uit zijn familie zou komen (2Sam.7) en de profeet Micha sprak over Bethlehem waar deze zou worden geboren (Mi.5:1) en Jesaja profeteerde dat de Messias geboren zou worden uit een maagd (Jes.7:14).

Wanneer God in deze wereld iets tot stand wil brengen gebruikt Hij daarvoor engelen, profeten of gelovigen. Maar om het grootste werk tot stand te brengen, de behoudenis van verloren zondaren, zond God zijn Zoon. Daarvoor moest de Heer Jezus over een lichaam beschikken. ‘Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven aan slavernij onderworpen waren’ en ‘Daarom zegt Hij bij zijn komen in de wereld: Slachtoffer en offerande hebt U niet gewild, maar U hebt Mij een lichaam toebereid’ (Heb.2:14-15; 10:5).

De Heer Jezus is Mens geworden om geestelijk leven te brengen in een dode wereld

Na de zondeval verkondigt God aan de mens dat deze de lichamelijke dood zou moeten ondergaan, iets waarvoor Hij vóór de zondeval al had gewaarschuwd (Gen.2:17). Dat zou het gevolg zijn van hun eventuele ongehoorzaamheid en zo is het gebeurd! Het gezegde ‘Eén daad van ongehoorzaamheid kan maken dat men jaren schreit’ is hier zeker van toepassing, want door die ene zonde is de dood in de wereld gekomen en die strekt zich uit tot alle mensen (Rom.5:12). Maar er is nog iets anders dan de lichamelijke, fysieke dood van de mens die het gevolg is van hun ongehoorzaamheid, en dat is de eeuwige, of tweede dood wat de straf is van de ongehoorzaamheid van de mens (Op.20:14). De eerste, fysieke dood is onvermijdelijk voor alle mensen, ieder mens zal eenmaal sterven gelovig of ongelovig (Heb.9:27). Aan de tweede dood, de geestelijke dood, is te ontkomen door bekering en wedergeboorte.

Om die reden is de komst van de Heer Jezus naar deze wereld zó belangrijk want, ‘door de verschijning van onze Heiland Christus Jezus, die de dood te niet gedaan is leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie’ (2Tim.1:10). Leven en onvergankelijkheid! Leven betekend hier ‘eeuwig leven’ te onderscheiden van het gewone leven. Onvergankelijkheid staat tegenover vergankelijkheid. De Heer Jezus is gekomen ‘opdat zij leven hebben, en het overvloedig hebben’ (Joh.10:10). Dat is de belofte die Hij ons heeft beloofd: het eeuwige leven (1Joh.2:25). Dat leven is van een andere dimensie dan het gewone aardse leven, wat dan ook de reden was dat de Heer Jezus tegen Nicodémus zei dat hij wedergeboren moest worden, omdat hij anders het koninkrijk van God niet zou kunnen zien en binnengaan (Joh.3:3,6,7).

Dat eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons is geopenbaard toen de Heer Jezus in deze wereld gekomen is. ‘In Hem was het leven, en het leven was het licht van de mensen’ (Joh.1:4). Daarom: ‘Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet’ (1Joh.5:12). Het eeuwig leven dat eenmaal werkelijkheid zal worden bij Jezus’ komst: ‘Wanneer Christus, uw ‘leven, geopenbaard wordt, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid’ (Kol.3:4).

De Heer Jezus is Mens geworden om te sterven voor de zonden van de wereld

Wanneer de apostel Paulus spreekt van ‘de zonde die in mij woont’ doelt hij op een macht die in hem woont en hem aanzet om te zondigen. Want, gaat hij verder: ‘Het goede dat ik wil, doe ik niet; maar het kwade dat ik niet wil, dat bedrijf ik. Als ik nu dat doe dat ik niet wil, dan doe ik het niet meer, maar de zonde die in mij woont’ (Rom.7:19-20). De zonde wordt ook wel omschreven als ‘het vlees’. David was zich daarvan al bewust want hij zei: ‘Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen’ (Ps.51:7).

Een definitie van zonde zou kunnen zijn: ‘Zonde is wat niet aan Gods maatstaf voldoet’. Chafer omschrijft zonde als: ‘Dat wat zich in strijd met Gods karakter toont’. De mens zondigt omdat hij zondig is, niet andersom. Die zonden hebben allerlei nare gevolgen, voor de zondaar zelf, voor zijn omgeving, maar bovenal in zijn relatie tot God, want zegt Jesaja: ‘Uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn’ (Jes.59:2). Om die verbroken relatie te herstellen was het nodig dat er iemand was die tussenbeide zou treden. Dat brengt Jesaja 59 zo prachtig in beeld. Het hoofdstuk begint met de woorden van de profeet die zegt dat de hand des Heren niet te kort is om te verlossen, maar toen Hij ontzette zich toen Hij zag dat er niemand was, die tussenbeide trad. Toen bracht zijn arm Hem hulp, als Verlosser komt Hij voor Sion en voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren (Jes.59:2,12,16,20). Natuurlijk gaat het hier over het volk Israël maar we kunnen dit gemakkelijk toepassen op ieder mens die gescheiden is van God door zijn of haar niet beleden zonden en bekering.

Degene die tussenbeide kan treden is uiteraard alleen de Heer Jezus, Hij is de Middelaar. ‘Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus’ (1Tim.2:5). Daarom moest Jezus mens worden en een lichaam aannemen. ‘U hebt Mij een lichaam toebereid’ zegt de schrijver van de brief aan de Hebreeën (Heb.10:5). Daarom kon de Heer Jezus door Johannes de doper worden aangekondigd als ‘Zie het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh.1:29). Christus is voor ons tot zonde gemaakt (2Kor.5:21) en heeft onze zonden gedragen op het hout (1Petr.2:24). ‘Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen’ (1Petr.3:18). Wat een wonder van genade!

De Heer Jezus is gekomen om de duivel te verslaan

De strijd aangekondigd in Genesis 3 vindt z’n climax ten tijde van de komst van Christus in deze wereld; Hij kwam daardoor op vijandig terrein. Hij brak in in het huis van de sterke. ‘Niemand die het huis van de sterke binnengaat, kan zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke bindt; en dan zal hij zijn huis beroven’ (Mark.3:27). Tijdens de verzoeking in de woestijn claimt de duivel dan ook zijn recht op die macht die hem is overgeven: ‘En Hij voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geeft ik ze’ (Luk.4:5-6). De duivel verdedigd zijn ‘huisraad’ met alle macht, maar er is er Een die sterker is dan Hij: de Heer Jezus!

De bezittingen waarover de gelijkenis spreekt zijn de demonen, gevallen engelen, die Jezus uitwerpt, waardoor Hij de duivel toont dat Hij de macht daarover heeft. ‘Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken van de duivel zou verbreken’ (1Joh.3:8). ‘Als echter iemand op hem afkomt die sterker is dan hij en hem overwint, neemt die zijn hele wapenrusting, waarop hij vertrouwde, en verdeelt zijn buit’ (Luk.11:22). Dat de Heer Jezus sterker is dan de ‘sterke’ is al eerder gebleken tijdens de verzoeking in de woestijn maar de definitieve eindoverwinning vinden we beschreven in het boek Openbaring: ‘En de duivel die hen misleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar zowel het beest als de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid. (Op.20:10). Dat is ook de oorzaak dat de Heer Jezus op het einde van zijn aardse bediening kon zeggen: ‘Mij is gegeven alle macht, in hemel en op aarde’ (Mat.28:18).

De basis voor de overwinning is gelegd op het kruis van Golgotha waar de Heer Jezus de overheden en de machten heeft ontwapend, die openlijk te schande gemaakt en daardoor over hen getriomfeerd.

De Heer Jezus is Mens geworden om Gods liefde te openbaren

In tegenstelling tot wat veel mensen denken en zeggen, leert de Schrift dat God liefde is (1Joh.4:8,16). ‘God is liefde’ dat is zijn wezen, dat is God. Gods macht en kracht zien we gedemonstreerd in de schepping (Ps.19; Rom.1:20) en Gods handelen in de geschiedenis (Dan.2:21; Hand.14:16-17; 17:16-31). God laat ons op tenminste twee manieren zien dat Hij liefde is, ten eerste door Zich te openbaren in zijn Zoon Jezus Christus en ten tweede in zijn handelen met de zondaar.

Gods liefde zichtbaar in Christus

Gods liefde is zichtbaar geworden doordat de Vader de Zoon gezonden heeft in deze wereld. God was dat aan niemand verplicht maar gedreven door zijn liefde voor de verloren mens heeft Hij dat gedaan. ‘Hierin is de liefde van God ten aanzien van ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als zoenoffer voor onze zonden’ (1Joh.4:9-10). Hij heeft zelfs (!) Zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft (Rom.8:31-32).

Gods liefde ten opzichte van zondaren

‘God bevestigd zijn liefde tot ons hierin, dat Christus voor ons gestorven is toen wij noch zondaars waren’ (Rom.5:8). Als God zijn rechtvaardigheid voorrang zou hebben geven aan zijn liefde dan zag het er voor de mens niet goed uit, want: ‘De ziel die zondigt, die zal sterven!’ (Ez.18:4). Gelukkig toont de Schrift, vanaf de eerste tot de laatste bladzijde, dat Gods liefde prevaleert, want Hij heeft geen behagen in de dood van de zondaar, maar veeleer daarin dat hij zich bekeert en leeft! (Ez.18:23). De Vader heeft de Zoon gezonden als zoenoffer voor onze zonden en de Zoon gezonden als Heiland van de wereld (1Joh.4:10,14). Dit is het eeuwige erbarmen dat al ons denken overtreft, een God die in zijn Vaderarmen de zondaar aan zijn hart verheft!

______________________________________________________________________________________________________________________________