Dogmatiek
Hoe lezen wij de Bijbel?
Deel 3 – De oude hermeneutiek
Inleiding
Nog even herinneren aan het verschil tussen hermeneutiek en exegese. Exegese is schriftuitleg, terwijl hermeneutiek interpretatiekunde is; de leer aangaande het wezen, de uitgangspunten en de methoden van de exegese. Het woord ‘hermeneutiek’ is een beladen woord geworden. Binnen de kerken zijn allerlei opvattingen aan het schuiven geraakt. En dat heeft alles te maken met de opkomst van de zogenaamde ‘nieuwe hermeneutiek’. Dat is een manier van Bijbelinterpretatie waarbij veel gewicht wordt toegekend aan de afstand in tijd en cultuur tussen ons en de Bijbel. We moeten een vertaalslag maken van toen naar nu, van de Bijbelschrijvers naar onszelf, van de betekenis destijds naar de betekenis voor ons vandaag. We vergeten dan gemakkelijk dat het woord ‘hermeneutiek’ ook in het verleden veel gebruikt werd voor hoe je de Bijbel moet lezen en interpreteren. Maar bij deze ‘oude’ hermeneutiek ging het wel om andere dingen. Dingen die volgens mij nog steeds heel belangrijk zijn.
In de oude hermeneutiek was het woordje waarheid een wezenlijk begrip voor de betekenis.
In de nieuwe hermeneutiek is er een verschuiving van de spreker naar de hoorder, of bij geschreven tekst naar de lezer. Het gaat erom, niet wat de tekst betekent, maar wat de tekst betekend voor de ontvanger. De betekenis wordt niet in de tekst ontdekt, maar aan de tekst ontleend. De ontvanger verleend gezag aan de tekst door de manier waar het bij hem of haar overkomt. Alles wat ook maar met de tekst te maken heeft wordt geïnterpreteerd, de unieke rol van de taal wordt ontkend.
Omschrijving van de oude hermeneutiek
-
God spreekt in woorden
God spreekt van Genesis 1 tot Openbaring 21. ‘En God zeide: Er zij licht; en er was licht’ (Gen.1:3) en verder in het boek Openbaring: ‘En Hij die op de troon zat zei: Zie, Ik maak alles nieuwe’ (OP.21:5). De begintekst van de brief aan de Hebreeën vat het zo samen: Nadat God vroeger vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij in het laats van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon’ (Hebr.1:1). Samenvattend concluderen we: God sprak door woorden en dat maakt Hem uniek tegenover zwijgende goden (Ps.115:4-7; Jer.10:3-5; Ex.33:11). God spreken is geen metafoor, nee, Gods handelingen worden als een woord aangeduid maar worden gevolgd door daden: ‘Want Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er’ (Ps.33:9; zie verder: Gen.1:3; Ps.147:18). Ook de verkondiging van het evangelie is een blijde boodschap die geopenbaard en verkondigd wordt. ‘En de engel zei tot hen: Weest niet bang, want zie, ik verkondig u grote blijdschap’ (Luk2:10; zie verder: Mat.11:25; Gal.1:11-12). Door het Woord worden we wedergeboren (1Petr.2:23), ‘God die de doden levend maakt en de dingen die niet zijn, roept alsof zij zijn’ (Rom.4:17).
-
God spreekt en openbaart de waarheid
God openbaart waarheid: ‘God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen?’ (Num.23:19). Jezus, die Zelf ‘de weg, waarheid en leven is’ verklaart: ‘Uw Woord is de Waarheid’ (Joh.14:6, 17:17). ‘Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja; daarom is ook door Hem het amen’ (2Kor.1:20). Gods waarheid is onveranderlijk. ‘Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand’ (Jes.40:8). ‘Want voorwaar, Ik zeg u: totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal niet één jota of één tittel van de wet voorbijgaan totdat alles is gebeurd’ (Mat.5:18; zie verder: Mark.13:31; 1Petr.1:25). God spreekt geen onwaarheden, God past zich nooit zodanig aan de mens aan dat Hij onwaarheden zou spreken. Er kunnen taalfouten en schrijffouten in de Bijbel staan, er kunnen zondige uitspraken van mensen worden beschreven, maar God openbaart geen onwaarheden.
-
God spreekt en openbaart via de Schrift
De ‘Schrift zegt’ en ‘God zegt’ zijn vaak inwisselbaar. ‘Hebt u niet gelezen dat Hij die hen heeft geschapen, hen van het begin af als man en vrouw gemaakt heeft?’ (Mat.19:5). Nog sterker komt dit naar voren in een tekst uit de brief aan de Galaten: ‘De Schrift nu die voorzag dat God de volken op grond van geloof zou rechtvaardigen, verkondigde tevoren aan Abraham de blijde boodschap: ‘In u zullen alle volken gezegend worden’ (Gal.3:8). Daarom zegt de Heer Jezus ook ‘dat de Schrift niet verbroken kan worden’ (Joh.10:35). De Bijbel vereist uitleg maar daarin staat niet de ‘tweede uitlegger’, de gelovige apostel, herder of leraar voorop in de uitleg van de Bijbel, maar de ‘eerste uitlegger’, de Heilige Geest (Deut.18:18; Joh.14:26, 16:13, 15; 2Kor.5:20; 2Tim.3:16; Hebr.11:2). De heilsfeiten (gebeurtenissen) vragen om duiding en interpretatie van het Woord van God. Vergelijk ook Paulus in Hand.9:4-5: deze zijn ‘opgeschreven niet ‘gebeurt’ (Joh.20:9; Luk.24:26-27; 1Kor.15:3-4; Joh.20:30-31).
-
God openbaart duidelijk en toepasselijk
Als de Bijbel niet duidelijk de boodschap van God aan de mensen weergeeft waarom zou Hij ons dan de Bijbel hebben gegeven? ‘De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. De bevelen des Heren zijn waarachtig, zij verheugen het hart; het gebod des Heren is louter, het verlicht de ogen’ (Ps.19:8-9). Het Woord is een licht en wil het duistere verklaren (Ps.119:105; 130:2; 2Petr.2:19). Geen acht geven aan het Woord is verwijtbaar (Joh.3:10). Jezus gaf de sadduceeën ten antwoord: ‘U dwaalt, daar u de Schriften niet kent’ (Mat.22:29). Het niet verstaan van Gods Woord is een moreel probleem, het vereist wedergeboorte (Mark.4:11-12; 1Kor.2:14). Ondanks alles is God erin geslaagd zijn woord ingang te doen vinden: ‘Want zoals de regen en de sneeuw van de hemel neerdaalt en daarheen niet weerkeert, maar doorvochtigt eerst de aarde en maakt haar vruchtbaar en doet haar uitspruiten en geeft zaad aan de zaaier en brood aan de eter, alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend’ (Jes.55:10-11).
-
Wat God openbaart, heeft consequenties voor ons, vinden, denken, zeggen enz.
Wat God openbaart is bindend, omdat het duidelijk is. ‘De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen’ (Deut.29:29). Het toepassen is nodig voor wat wij wel of niet mogen accepteren (Hand.17:11, Joh.5:39). Want alles in de Schrift heeft een doel voor ons (Rom.15:4; 2Tim.3:16). Wie het Woord hoort, moet ook daarnaar leven (Mat.7:24,26; 12:5). Het Woord zal de ongelovige eenmaal oordelen (Joh.12:48; Luk.16:31).
-
De gelovige wordt gekenmerkt door gelovig en gehoorzaam luisteren