'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
Een aantal bezwaren tegen het zogenaamde ‘midtribulationisme’ een in het Nederlandse taalgebied weinig bekende opvatting en een voor het eerst omstreeks 1950 bekend geraakte visie, zoals de ‘pre-wrath’ visie een leer is die voor het eerst verscheen in 1990. Beide visies leren dat de opname van de Gemeente zou plaatsvinden respectievelijk in het midden van de laatste jaarweek van Daniël, of in het midden van de tweede helft van de laatste jaarweek van de profetie van Daniël over de zeventig jaarweken (Dan.9). Deze opvattingen hebben beide in zich dat de opname van de Gemeente pas kan plaatsvinden nadat er een aantal voorspelde gebeurtenissen hebben plaats gevonden.
Imminentie (duits: Naherwartung), is de gedachte dat de Heer Jezus op elk moment voor de Gemeente kan terugkeren en dat er geen voorspelde gebeurtenissen moeten plaatsvinden vóór die terugkeer. Als de Opname plaats zou vinden in het midden van de laatste jaarweek of in het midden van de tweede helft van de laatste jaarweek, dan zou het moment van de Opname precies bekend zijn, haast tot op de dag.
Hierna een aantal tegenwerpingen in willekeurige volgorde overigens, die ik en anderen met mij heb in verband met het Midtribulationisme en Imminentie.
1e. De laatste, zeventigste jaarweek vermeld in Daniël 9 is niet voor de Gemeente bestemd, maar voor Israël, want in Daniël 9:24 staat: ‘Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad’.
(Zie het artikel: ‘Zeventig jaarweken van Daniël – Rubriek: Eschatologie )
2e. De laatste (zeventigste) jaarweek wordt door de Schrift in tweeën gedeeld, en niet in drie of meer, zoals we dat vinden bij de Pre-Wrath doctrine. Het begin wordt aangeduid met de woorden: ‘Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken’ (9:25). Het einde van de tweeënzestig weken wordt aangeduid met de woorden: ‘En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is’ (9:26). ‘De laatste, zeventigste week wordt aangeduid met we woorden: ‘En hij zal het verbond voor velen zwaar maken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden’ (9:27; Mat.24:15v.).
3e. Het Midtribulationisme en de Pre-Wrath doctrine maken geen of onvoldoende onderscheid tussen Israël en de Gemeente in het algemeen en in het boek Openbaring in het bijzonder. De 144.000 Israëlieten (Op.7, 14) zouden dan samen met de Gemeente (de grote schare?) op aarde worden gezien en dat is niet mogelijk, omdat niet aantoonbaar is dat de Gemeente in het boek Openbaring van hoofdstuk 4:1 tot 19:6 nog op aarde voorkomt.
4e. Omdat de laatste, zeventigste jaarweek vermeld in Daniël 9 voor Israël bestemd is (zie 1) mag je dan ook daarvan een vermelding van verwachten in het boek Openbaring. Wij menen deze te zien in de 144.000 verzegelden uit elke stam van de zonen van Israël (Op.7:4 en ook 14:1v).
(Zie het artikel: Israël en de Openbaring in de Rubriek: Israël Theologisch)
5e. Het Midtribulationisme en Pre-Wrath kan niet uitgaan van de mogelijkheid van een onmiddellijke komst van de Heer Jezus voor zijn Gemeente aangezien de Gemeente eerst nog de gebeurtenissen van de eerste helft van de laatste jaarweek, of zelfs nog een gedeelte van de tweede helft zou moeten meemaken.
(Zie het artikel Rubriek: Vragen Eschatologie – Vraag nr.17)
6e. Het Midtribulationisme en Pre-Wrath zien mogelijk niet in dat heel de periode van Openbaring 6–19 er een is van oordelen, niet alleen die van de laatste halve jaarweek (Op.6:16). De toorn van God wordt genoemd in Openbaring 6:16-17, aan het begin van de laatste jaarweek. Het ‘uur der verzoeking’ (Op.3:10) is m.i.de periode waarin de toorn van God over de aarde zal komen. De zegeloordelen treffen een vierde deel van de wereld (Op.6:8). De bazuinoordelen treffen een derde van de aarde (Openbaring 8:7-11; 9:15). De schaaloordelen treffen de hele wereld (Op.16:2, 3, 4, 8, 10, 14, 20).
7e. Het Midtribulationisme en Pre-Wrath ziet in de twee getuigen in Openbaring 11 een beeld van de Gemeente, hiervoor is geen enkel aantoonbaar verband.
8e. Omdat de wederkomst, in de visie van het Midtribulationisme en de Pre-Wrath doctrine, niet eerder kan plaatsvinden dan na de eerste helft van de laatste jaarweek, is een uitzien en verwachting van de komst van >Christus nutteloos en het gebod om waakzaam te zijn totaal overbodig (Mat.25:13).
9e. De komst van Christus is exact te berekenen, namelijk drie en half jaar na de sluiting van het zevenjarig verbond (Dan.9:27) of ergens kort daarna, en daarom wordt het woord: ‘Gij kent noch de dag noch het uur’ krachteloos.
10e. Als het waar zou zijn dat de gelovigen van de Gemeente door het eerste gedeelte van de laatste jaarweek heen zouden moeten is een blijde verwachting nog moeilijk denkbaar, omdat de gehele laatste jaarweek er een is van oordelen die in kracht en zwaarte niet te vergelijken zijn met de verdrukkingen die we nu doormaken (Mat.24:21).
11e. Mattheüs 24 beschrijft de gebeurtenissen in de eindtijd voor het volk Israël, niet voor de Gemeente. De verzen 40-41 gaan dus ook niet over de opname van de Gemeente. De uitdrukking ‘uitverkorenen’ vermeld in Mat.24:22 slaat terug op de voorgaande verzen en het is duidelijk dat het daar over de Joden en het land Israël en de stad Jeruzalem gaat.
(Zie het artikel: ‘Mattheüs 24 – een exegese’ – Rubriek: Eschatologie 1)
12e. Het gevolg van de visie van het midtribulationisme en de Pre-Wrath doctrine is dat alle gelovigen tot nu toe tevergeefs verlangd hebben naar de komst van de Heer Jezus voor de Gemeente, want die komst kon immers niet eerder komen dan nà de eerste helft van de laatste jaarweek. De Bijbel laat ons echter het tegendeel zien en ook in de vroege kerkgeschiedenis (Eusebius) stond de spoedige wederkomst van de Heer Jezus centraal in het leven van de gelovigen. Teksten als 1Thes.1:10; 4:15; Tit.2:13; Rom.13:11 geven daarvan getuigenis.
13e. Het midtribulationisme erkent geen zgn. bedelingenleer; een theologisch systeem dat gelooft dat God zijn handelswijze verandert met de mensheid gedurende de verschillende tijdperken.
14e. Het midtribulationisme en Pre-Wrath geloven niet in een tweeërlei komst van de Heer Jezus, namelijk eerst voor de Gemeente (de Opname) en daarna voor Israël. De (zichtbare) komst van de Heer voor Israël is al in het OT uitvoerig aangekondigd (o.a.: Zach.14), de (onzichtbare) komst voor de Gemeente was een verborgenheid die voor het eerst door de apostel Paulus is bekend gemaakt (o.a.: 1Kor.15:51-52; Ef.1:9-11; 3:9). Ook in dat opzicht speelt daar het onderscheid tussen Israël en Gemeente hun parten.
Zie o.a. het artikel ‘De Opname’ – Rubriek: De toekomst
15e. Geeft een verschillende inhoud aan de begrippen ‘Gods toorn’ en de ‘Grote Verdrukking’.
De dag des Heren of Dag van de Heer wordt ook door de volgende benamingen weergegeven:
(1) Uitdrukkingen als ‘een tijd van grote benauwdheid’ (Dan.12:1); ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ (Jer.30:7) en de Grote Verdrukking (Dan.12:1; Mat.24:21), staan in verbinding met het volk Israël tijdens de laatste halve jaarweek.
(2) ‘het uur van de verzoeking’ (Op.3:10); ‘het uur van zijn oordeel’ (Op.14:7; 18:10; vgl. 16:7; 19:2) en staat in verband met het oordeel over de aarde en de volkeren.
(3) ‘de dag des Heren’ in o.a. Jes.2:12; 13:6-9; Ez.13:5; Joel 1:15; 2:1,11,31; 3:14; Amos 5:18-20, Ob.:15; Zef.1:7,14; 1Thes.5:2; 2Thes.2:2; 2Petr.3:10, is het de gehele periode van oordelen die over de aarde komen.
(4) ‘de dag van de verborgenheid/toorn des Heren’ (Zef.1:18; 2:2; vgl.7; Jes.61:2).
(5) kortweg ‘de gramschap’ (Jes.10:25; 26:20v.; Dan.8:19; 11:36); ‘de toorn’ (1Thes.1:10; 5:9; Op.6:16v.; 11:18) ‘de grimmigheid’ (al of niet in combinatie met ‘toorn’) (Op.14:8,10,19; 15:1,7; 16:1,19; 19:15).
(Zie het artikel ‘De dag des Heren’ – Rubriek: Brieven Paulus 2)
16e. Vaak past men de gelijkenis van de dolik en de tarwe in het Mattheüs evangelie toe op de Gemeente (13:24-30) terwijl het om het Christendom gaat.
17e. Ziet in de ‘weerhouder’ (2Thes.2) respectievelijk de satan, de engel Michaël, het Romeinse rijk, menselijke wetten of de kerk als instituut. Om dit aan te kunnen tonen is er veel ‘inlegkunde’ nodig! De voorkeur gaat m.i. uit naar de Heilige Geest of de Gemeente, waarin de Heilige Geest ook woont.
(Zie het artikel ‘De weerhouder’ – Rubriek: Eschatologie 1)
18e. Men deelt het boek Openbaring niet in zoals dat door de Heer Jezus zelf gegeven is: ‘Schrijf dan wat u hebt gezien en wat is en wat hierna gebeuren zal’ (Op1:19). Er zijn natuurlijk andere indelingen mogelijk zoals een verdeling met gebruikmaking van het getal zeven (gemeenten, zegels, bazuinen en schalen), of volgens de voornaamste series visioenen, of een indeling volgens ‘terugkerende formuleringen’ zoals ‘in de Geest’ of ‘ik zag’, maar de veiligste is wel die indeling die door de Schrift direct ondersteund wordt (Op.1:19).
Door deze indeling voorgestelde indeling te negeren zal men zich in allerlei theologische bochten moeten wringen om tot een logische chronologische uitleg van het boek Openbaring moeten komen.
19e. Hoewel het niet een ‘echt’ bewijs is wordt het midtribulationisme ook niet gesteund door de typologie van de bijbel, zoals Henoch (een beeld van de Gemeente) die vóór de zondvloed werd opgenomen en Noach (een beeld van Israël) die er doorheen moest en er behouden doorheen kwam.
(Zie rubriek: Typologie)
20e. Regelmatig wordt het verwijt gehoord dat gelovigen die ervanuit gaan dat de Opname voor de Grote Verdrukking, de laatste jaarweek, plaats zal vinden, Gods handelen alleen beperken tot de Gemeente en dat God momenteel geen bemoeienis met Israël heeft. Natuurlijk heeft God bemoeienis met Israël, trouwens met alle volkeren, maar niet intrinsiek, dat wil zeggen Hij handelt nu in deze tijd door de Gemeente.
21e. Over de opmerking: ‘Wat hebben we dan aan de rest van Openbaring als we toch al vanaf hoofdstuk 4 verdwenen zijn?’ zou ik willen zeggen dat niet alles wat in de Bijbel staat over ons (de Gemeente) gaat maar het is wel bestemd voor ons, dus ook vanaf Op.4 (2Tim.3:16; Rom.15:4; 1Kor.10:6). Trouwens zijn de hoofdstukken 19-22 niet belangrijk voor ieder van ons? Trouwens voor de gelovigen die dan leven en voor het volk Israël zullen de gebeurtenissen in de hoofdstukken 6-18 grote betekenis kunnen hebben.
22e. Diverse Bijbelteksten tonen aan dat de komst van de Heer Jezus de onmiddellijke verwachting van de gelovigen was. Zie o.a. Joh.14:1; Rom.13:11-12; 1Thes.1:10, 4:17-18, 5:6 Tit.2:13; Jak.5:7-8; 1Joh.3:1-3; 1Petr.4:7; Filippenzen 3:20; 4:5.
23e. Wanneer de Opname van de Gemeente plaats vindt in het midden van de laatste jaarweek dan zou je van die Opname toch op zijn minst een verwijzing mogen verwachten in het boek Openbaring. De Opname te verklaren aan de hand van de ‘laatste bazuin’ (Op.11:15) lijkt mij niet juist. De laatste bazuin in 1kor.15:52 is de laatste bazuin voor de gemeente en betreft de opstanding, de bazuin in Op.11:15 is de laatste ‘zevende’ bazuin voor de wereld om aan te kondigen dat ‘Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid’.
24e. Het onderscheid tussen roeping, doel en bestemming van gelovigen van het volk Israël in het Oude Testament en de gelovigen van de Gemeente in het Nieuwe Testament wordt niet ingezien. Daardoor schrijft men o.a. de rede op de Olijfberg gegeven door de Heer Jezus in Mattheüs 24 toe aan gelovigen van de Gemeente.
(Zie artikel ‘Mattheüs 24 een exegese – Rubriek: Eschatologie 1)
25e. Het verwijt dat de pretribulationisten wel eens te horen krijgen is dat ze de neiging hebben de Heer niet actief te verwachten omdat ze voor de verdrukking zouden worden weggenomen is niet juist. Eerder andersom want omdat ze in de verachting leven van zijn onmiddellijke komst (Perhaps Today!) leven ze eerder veel bewuster dan iemand die de komst voor zich uitschuift. Onder andere de apostel Johannes bevestigt deze gedachte, wanneer hij schrijft: ‘Wij weten dat als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt gelijk Hij rein is’ (1Joh.3:3-4).