'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Omdat Abraham aan Isaak al zijn bezittingen had geschonken (25:5) was hij in een gespreid bedje terecht gekomen. Hij was de zoon van een beroemde vader (Abraham), en de vader van een beroemde zoon (Jakob), en het gevaar bestaat dat we Isaak uit het oog verliezen bij het lezen van het boek Genesis. We zien dat Isaak geen man was die initiatief nam, dat was eerder Rebecca. Hij ging liever de confrontatie uit de weg. Deze karaktertrek had misschien ook te maken met zijn opvoeding als enig kind. Omdat hij de enige erfgenaam was hoefde hij ook geen inspanning te doen om bezit te verwerven, hij kreeg immers vanzelf in de schoot geworpen. Zelfs zijn vrouw, Rebecca werd op initiatief van Abraham gezocht. Zijn leven was minder opwindend als dat van zijn vader Abraham, die een echte pelgrim was en trok van pleisterplaats tot pleisterplaats. Isaak leefde echter langer dan elke andere patriarch, 180 jaar (Gen.35:28), maar zijn leven was minder opwindend als dat van de anderen. Ongelukkig genoeg eindigt zijn leven minder goed als toen hij begon.
Een voorname afkomst (vs.1-11)
‘Hij of zij komt uit een goed nest’ hoor je wel eens zeggen, maar een ‘goede’ afkomst betekend niet dat je daardoor automatisch verzekerd bent van je eeuwige behoudenis, dat gold niet voor Isaak en ook niet voor ons! Ook Nicodemus, die een zeer goede positie had als leraar van Israël, moest wederom geboren worden! (Joh.3). Maar een opvoeding in een gelovig gezin geeft wel degelijk een ‘voorsprong’, maar is geen garantie dat ze ook tot geloof komen! God heeft geen kleinkinderen! Paulus schrijft aan Timotheüs: ‘als ik mij in herinnering brengj het ongeveinsd geloof in jou, dat eerst gewoond heeft in je grootmoeder Loïs en in je moeder Eunice, en ik ben ervan overtuigd ook in jou’ (2Tim.1:5). Zelfs deel uitmaken van joodse volk was geen garantie want toen Johannes de doper zag dat ‘velen van de farizeeën en sadduceeën to zijn doop kwamen, zei hij tot hen: Adderengebroed, wie heeft u een aanwijzing gegeven om de komende toorn te ontvluchten? Breng dan vrucht voort, de bekering waardig; en denkt niet dat u bij uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham tot vader! Want ik zeg u, dat God uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken’ (Mat.3:7-9). De apostel Paulus gaat daar in de brief aan de Romeinen op door als hij schrijft: ‘Maar het is niet zo dat het Woord van God vervallen zou zijn. Want niet allen zijn Israël die uit Israël zijn; evenmin, omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen; maar: in Izaäk zal uw nageslacht worden genoemd; dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend’ (Rom.9:6-8). ‘Maar allen die Hem hebben aangenomen, hun gaf Hij het recht kinderen van God te worden, hun die in zijn naam geloven; die niet uit bloed, niet uit de wil van het vlees, niet uit de wil van een man, maar uit God geboren zijn’ (Joh.1:12-13).
Hij viel in dezelfde zonde (vs.6-11)
De zonde die zulke nadelige gevolgen had gehad in het leven van Abram vinden we bij Isaak terug, ook hij verklaarde dat zijn vrouw zijn zuster was (Gen.20:13). Voor Abraham was er nog een verzachtende omstandigheid doordat zijn vrouw een halfzuster was, maar dat gold niet voor Rebekka! Ze vielen ‘door de mand’ toen ze aan het minnekozen waren! (26:8). De resultaten waren echter hetzelfde: het verlies van Gods zegen, een slechts getuigenis en openbare terechtwijzing door een heidense koning. Let wel: ‘deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons’ (1Kor.10:11). Abraham, Isaak en zoveel andere oud- en nieuwtestamentische gelovigen hebben gezondigd maar dat is geen vrijbrief voor ons om ze daarin na te volgen! Wij worden geacht in nieuwheid van leven te wandelen en de zonde over ons niet te laten heersen, maar voor God vrucht te dragen (Rom.8:4,14; 7:5). Een opziener in de gemeente moest ook ‘een goed getuigenis hebben van buiten zijn hen, opdat hij niet in opspraak komt en in de strik van de duivel valt’ (1Tim.3:7). We worden opgeroepen te wandelen met ‘een goed geweten, opdat in wat van u kwaad gesproken wordt als van boosdoeners, zij die uw goede wandel in Christus smaden, beschaamd worden’ (1Petr.3:16). ‘Opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God, temidden van een krom en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, terwijl u het woord van het leven vertoont’ (Fil.2:15).
Hij groef zijn vaders putten op (vs.12-22)
Nadat de zonde openbaar was geworden (de leugen van Isaak over Rebekka) kon er weer sprake zijn van vrucht dragen! Waterbronnen spreken van geestelijke bronnen van God (Joh.7:37). Welke bronnen zijn dichtgestopt en welke zijn weer open gegaan?
Met keizer Constantijn traden er grote verandering op in de positie, houding en leer van de kerk. Het caesaropapisme deed zijn intrede; de kerk werd dienstbaar aan de staat en de kerkelijke leiders aan de keizer gemaakt. Hieruit is het latere Pausdom ontstaan dat zijn officiële status kreeg onder Leo de Grote die van 440-461 bisschop van Rome was. Een andere verkeerde bron was het antichiliasme of amillenniasme, de idee van een ‘christelijk’ rijk dat het zicht op het toekomstige messiaanse rijk verloren deed gaan. Het sacramentalisme – behoud en eeuwig leven is niet door geloof, maar door het ontvangen van de sacramenten en daarmee verbonden het sacerdotalisme de bevoegdheid van de priester om namen de kerk de sacramenten uit te reiken, deden hun intrede in de kerk. Het substitutionalisme of vervangingstheologie – die de aan Israël toegezegde vervloekingen aan Israël overlaat en de aan Israël toegezegde zegeningen voor de kerk opeist nam haar plaats in de leer van de kerk in.
Wat zijn onze bronnen vandaag? Zijn niet veel bronnen dichtgestopt geworden in de loop der eeuwen? Af en toe ging er weer een bron open, zoals in de tijd van Luther, maar we moeten verder terug naar Gods Woord zelf. Dat Woord is de enige bron waarnaar we weer terug moeten. Gelukkig heeft in het midden van de negentiende eeuw en heropleving plaatsgevonden en vond er een herziening van de theologie plaats waarbij vooral gedacht moet worden aan de hernieuwde belangstelling voor de eschatologie, de leer van de laatste dingen. Isaak opende niet alleen de bronnen die Abraham gegraven had, maar hij noemde ze ook met dezelfde namen (26:18).
Hij vertrouwde op de God van zijn vader (vs.23-35)
God is trouw aan zijn volk. ‘Here, Gij zijt ons een toevlucht geweest van geslacht tot geslacht’ (Ps.90:1). Tijden veranderen, de ene mens neemt de plaats in van de andere, maar God blijft trouw wat er ook gebeurt! Zolang Isaak buiten het land Kanaän verbleef had hij conflicten, maar eenmaal terug in Berseba had hij weer een verschijning van God. ‘En de Here verscheen hem in die nacht en zeide: Ik ben de God van uw vader Abraham; vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal u zegenen en uw nageslacht vermenigvuldigen ter wille van mijn knecht Abraham’. ‘Toen bouwde hij daar een altaar en riep de naam des Heren aan.’ De gemeenschap was hersteld en Gods zegen kon weer gaan stromen. Daarna sloot Isaak vrede met zijn buren en te dien dage groeven de knechten van Isaak daar een put die Berseba werd genoemd; put van de eed, naar aanleiding van de eed die hij met zijn buren had gesloten. (26:25). Hij had dan wel vrede met zijn buren gesloten, maar thuis ondervond hij ‘oorlog’, door het huwelijk van Esau met de Hethietische vrouwen Jehudit en Basemat!