Leven van Jakob – Deel 1 – Jakob op de vlucht – Genesis 27-28 – De Aartsvaders

29 juli, 2023

Bijbelboeken: Genesis

Serie: De Aartsvaders

Jakob – Deel 1

Jakob op de vlucht

Genesis 27-28:9

Inleiding

‘Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten’ (Gal.6:7)

Uit de eerste verzen van hoofdstuk 27 krijgen we een beeld voor ogen van Isaak als van een uitgeblust en apathisch persoon. ‘Toen Isaak oud geworden was, werden zijn ogen zo verzwakt, dat hij niet zien kon. Hij riep zijn oudste zoon Esau en zeide tot hem: Mijn zoon. En deze zeide tot hem: Hier ben ik. En hij zeide: Zie toch, ik ben oud geworden, ik weet de dag van mijn dood niet’ (27:1-2). En zo dacht Esau er ook over: ‘De dagen van de rouw over mijn vader zijn aanstaande’ (27:41). Het is goed om voorbereidingen te treffen voordat je sterft (2Kon.20:1), maar Isaak zou hierna nog 43 jaar leven. Misschien dacht Isaak aan zijn dood omdat zijn broer Ismaël ook gestorven was; hij was honderdzevenendertig geworden (25:17).

Uit het feit dat hij Esau roept om een ‘smakelijk gerecht’ voor hem klaar te maken blijkt nogmaals zijn voorkeur voor deze zoon. Verder lijkt het er op dat Isaak meer belangstelling heeft in de dingen van ‘beneden’ dan in de ‘dingen’ die van boven zijn. Verder lezen we in deze hoofdstukken hoe Jakob, geholpen door zijn moeder, wordt gezegend wordt door Isaak. Esau is daardoor geërgerd en zint erop zijn broer te doden. Jakob vlucht daarop naar Haran waar de broer van zijn moeder verblijft om een vrouw te zoeken. Esau, op zijn beurt, gaat naar de broer van zijn vader en neemt zich daar nog een vrouw.

Het gezinsleven

Het was een dag zoals elk ander, maar deze dag zou grote veranderingen brengen in het gezin van Isaak en Rebecca; het gezin zou elkaar vallen! Een dag om nooit te vergeten…! Bij het lezen van deze twee hoofdstukken van het boek Genesis krijg je de indruk dat tussen Isaak en Rebecca een verwijdering was opgetreden. De eenheid die er in het begin van het huwelijk was en die gezien werd in het samen bidden voor een kind, ontbreekt hier. Het is hier meer tegen elkaar dan vóór elkaar of naast elkaar. Je hebt twee mogelijkheden in een huwelijk: je groeit naar elkaar toe of je groeit uit elkaar. De oorzaak weten we niet of het moet zo zijn dat met het ouder worden ook de karaktereigenschappen van beiden meer aan het licht kwamen. In het begin van hun huwelijk lezen we al van de voorkeuren van Isaak en Rebecca voor respectievelijk Jakob en Esau. ‘En Isaak had Esau lief, want wildbraad was naar zijn smaak; maar Rebekka had Jakob lief’ (25:28). Rebecca toont zich hier de actieve, die grote invloed uitoefent op Jakob om de zegen te krijgen in plaats van Esau. Die inspanningen had ze zich kunnen getroosten, of was ze vergeten wat God eerder tegen haar gezegd had? (25:23). Tot driemaal toe lezen we dat Rebecca Jakob een opdracht geeft (27:8,13,42). Zo wordt duidelijk dat er tussen Isaak en Rebecca totaal geen communicatie aanwezig was en dat ze naast elkaar aan hun eigen plannen werkten. Rebecca wordt hierna niet meer genoemd in de Bijbel, met uitzondering van de vermelding waar ze ligt begraven: ‘Daar hebben ze Abraham begraven en Sara, zijn vrouw; daar hebben ze Isaak begraven en Rebekka, zijn vrouw; en daar heb ik Lea begraven’ (49:31). Hoe en waar ze gestorven is vermeld Gods Woord niet. Helaas hebben Jakob en zijn moeder Rebecca elkaar nooit meer teruggezien… Jakob en Esau vinden we nog één keer samen terug aan het graf van hun vader Isaak (35:29).

Jakob ontfutseld Esau het eerstgeboorterecht (27:29-34)

‘Muren hebben oren’ en hier waren de ‘oren’ Rebecca, die op de hoogte kwam van de plannen van Isaak, die tegen beter weten is Esau wilde zegenen in plaats van Jakob zoals de Here geboden voorzegt had en waarvan Isaak zeker van op de hoogte moet zijn geweest. Wat zou u nog willen doen voordat u zou sterven? De Bijbel lezen, samenkomen met de familie om God te prijzen en loven? Isaak wilde graag nog een keer lekker eten! Dat gaf Rebecca gelegenheid om op dat verlangen in te spelen zodat Isaak de Zegen zou ontvangen en niet de ongoddelijke Esau. Esau die twee Hethietische vrouwen had genomen tot ergernis van zijn ouders. Het blijft een raadsel waarom Rebecca haar man Isaak niet met zijn verkeerde beslissing geconfronteerd heeft. Haar plan werkte en Jakob kreeg de zegen. Beiden Isaak en Rebecca kenden de gedachten van de Here betreffende Jakob, maar Isaak wilde daaraan geen gehoor geven en Rebecca dacht dat ze God een handje moest helpen om Jakob de zegen te doen beërven. ‘Want dit is het woord van de belofte: Rond deze tijd zal Ik komen, en dan zal Sara een zoon hebben. En dit niet alleen, maar zo was het ook met Rebekka, die zwanger was van één man, namelijk Izak, onze vader. Want toen de kinderen nog niet geboren waren, en niets goeds of kwaads gedaan hadden – opdat het voornemen van God, dat overeenkomstig de verkiezing is, stand zou houden, niet uit de werken, maar uit Hem Die roept – werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere dienen. Zoals geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat’ (Rom.9:9-13; Mal.1:3).

Eerder hebben we gelezen dat Ezau zijn eerstgeboorterecht heeft veracht (25:29-34) en ‘verkocht’ voor een linzengerecht, maar hij schrikt wakker wanneer hij hoort dat de daarbij behorende zegen ook aan zijn neus voorbijgaat door de list van Rebecca en Jakob. ‘Ezau, die voor één gerecht zijn eerstgeboorterecht verkocht, want u weet dat hij ook daarna, toen hij de zegen wilde erven, verworpen werd, want hij vond geen plaats voor berouw, hoewel hij die met tranen zocht’ (Heb.12:16-17). Berouw ja, maar geen echte bekering. Hij vond het verlies van het eerstgeboorterecht en de zegen spijtig, maar hij had geen berouw over wat hij had gedaan. Ezau’s tranen konden Isaaks daad niet meer ongedaan maken. De gevolgen waren dramatisch voor elk van de betrokkenen zoals we nog zullen zien.

Jakob bedriegt zijn vader Isaak (27:18-29)

Jakob’s naam kan betekenen ‘hij houdt de hiel vast’ of ‘bedrieger’ (vs.36). Die laatste betekenis hoort helemaal thuis bij zijn handelen met zijn vader in deze verzen. Jakob stapelt de ene leugen op de andere. ‘Ik ben Esau’ was de eerste leugen tegenover zijn vader. ‘Uw eerstgeborenen’ was de tweede, gevolgd door ‘ik heb gedaan, zoals gij tot mij gesproken hebt’. Isaak was verbaasd en zei tot zijn zoon: Wat hebt gij het spoedig gevonden, mijn zoon! En hij zeide: Omdat de Here, uw God, mij deed slagen. ‘De Here, uw God’ zo zou Esau het gezegd hebben; niet ‘mijn God’ want hij was een ongoddelijke! Jakob spreekt zoals Esau gesproken zou hebben. Maar God had Jakob helemaal niet laten slagen, maar Rebecca! ‘Toen zeide Isaak tot Jakob: Kom toch dichterbij, opdat ik u betaste, mijn zoon, of gij inderdaad mijn zoon Esau zijt of niet. Jakob dan kwam dichterbij tot zijn vader Isaak, en deze betastte hem. En hij zeide: De stem is Jakobs stem, maar de handen zijn Esaus handen. Doch hij herkende hem niet, omdat zijn handen behaard waren evenals de handen van zijn broeder Esau. Jakob had die vraag al verwacht want hij op aanraden van zijn moeder maar die had de vellen van de geitebokjes over zijn handen en over zijn gladde hals getrokken (vs.16). Dat er toch nog twijfel bestond blijkt uit de volgende vraag van Isaak: ‘Zijt gij inderdaad mijn zoon Esau zelf? En hij zeide: Ja’ (27:24). Toen ging Isaak eten van het wildbraad van zijn zoon, maar dat was geen wildbraad maar een gerecht van geitenbokjes. Rebecca moet een goede kokkin zijn geweest om het vlees van geitenbokjes gelijk te doen smaken als wildbraad. Het bedrog was compleet. Isaak bedroog zijn vader, Rebecca haar man! Maar al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaald haar wel! Jakob heeft zijn voeten nog niet gelicht of Ezau komt bij Isaak en het bedrog wordt ontdekt.

Jakob wordt met de dood bedreigd en vlucht (27:41-28:9)

Niet alleen Isaak, ook Esau voelt zich bedrogen door zijn broer: ‘Noemt men hem niet terecht Jakob, omdat hij mij nu al tweemaal bedrogen heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij weggenomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen weggenomen’ (27:36). ‘En Esau koesterde wrok tegen Jakob om de zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had, en Esau zeide bij zichzelf: De dagen van de rouw over mijn vader zijn aanstaande; dan zal ik mijn broeder Jakob doden’ (27:41). Rebecca was op de hoogte van zijn plannen en raadde Jakob aan te vluchten, en zo gebeurde het. Jakob werd een eenzame vluchteling, gedwongen om zijn huis te verlaten. Ook al vertrok hij met de zegen van zijn vader (en Isaak wist toen wat hij deed), toch stond hem een onbekende toekomst te wachten. Hij zou twintig jaar weg blijven. Geen bemoedigend begin voor een nieuw hoofdstuk in zijn leven! Maar God had nog steeds de touwtjes in handen (Rom.8:28).

De zegen van Jakob en Esau

De zegen van Jakob

‘God zal u geven van de dauw des hemels en van de vette streken der aarde, en overvloed van koren en most. Volken zullen u dienen, en natiën zich voor u nederwerpen; wees heerser over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen. Wie u vervloekt, zij vervloekt, en wie u zegent, zij gezegend’ (27:28-29).

Deze zegen sluit wat eerder tot Abraham is gezegd (Gen.12:1-3) en sluit ook aan bij hetgeen vermeld is in 17:6 ‘Ik zal u uitermate vruchtbaar maken en u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen’. Deze zegen wordt door Jakob later gegeven aan Juda. ‘De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn’ (Gen.49:10). Deze zegen kon natuurlijk niet bestemd zijn voor de goddeloze Esau!

De zegen van Esau

‘Zie, ver van de vette streken der aarde zal uw woonplaats zijn, en zonder dauw des hemels van boven. Maar van uw zwaard zult gij leven en uw broeder zult gij dienen. En het zal geschieden, wanneer gij u krachtig inspant, dat gij zijn juk van uw hals zult afrukken’ (27:39-40)

De Edomieten, de nakomelingen van Esau, zouden leven in een minder vruchtbaar land dan Palestina. Evenals Ismaël (16:12) zou ook Esau leven van het zwaard, en in onderworpenheid aan zijn broeder. Edom is het tegenwoordige Jordanië (32:3-5: 36:1). De Edomieten zijn altijd vijandig gebleven tegenover de nakomelingen van Jakob en namen elke gelegenheid te baat om hen te benadelen. Dit wordt voortdurend door de profeten vermeld (Jer.49:7-22; Ez.25:12-14; Amos 1:11-12; Ob.1:10-14). Tijdens de aanval van Babel op Jeruzalem waren de Edomieten bij moedigden de aanval aan. ‘Reken, o Here, de kinderen Edoms de dag van Jeruzalem toe; hun die zeiden: Breekt af, breekt af, tot op de grond ermee! (Ps.137:7). Jeremia profeteerde dat ze gestraft zouden worden voor de zonde tegen hun broeder (Klaagl.4:21). ‘Verblijd en verheug u maar, gij dochter van Edom, gij, die woont in het land Us – ook tot u zal de beker komen, gij zult dronken worden en u ontbloten.’

Tenslotte

Isaak en Rebecca hun rol in Gods geschiedenis is beëindigd en ze verdwijnen van het podium om plaats te maken voor de geschiedenis van Jakob. We komen niet meer te weten hoe het huwelijksleven van Isaak en Rebecca verder is verlopen; we weten zelfs niet wanneer Rebecca is gestorven. Hoe hebben ze hun huwelijk zelf ervaren, terugkijkend op de achter hun liggende jaren? Zijn ze geestelijk weer dichter bij elkaar gekomen naarmate ze ouder werden? We zullen het niet te weten komen, God heeft het niet nodig geacht ons daarover in te lichten (Joh.20:30-31). Hoe goed het huwelijk ook was begonnen (24) het bleek geen garantie voor een goed einde. Aan elk huwelijk dient ‘gewerkt’ te worden en dat ‘tot de dood ons scheidt’! Maar laten we hen niet te hard oordelen, want hoe zal ons huwelijk eindigen?

 ___________________________________________________________________________________________