Bijbel Oude Testament – Jozua – Een nieuw begin

18 juli, 2023

Bijbelboeken: Jozua

Bijbel Referentie: Jozua 1


 

Jozua 1

 

‘Als terugkijken pijn doet … en vooruitkijken je bang maakt … kijk dan naast je: Ik ga met je mee, Ik ben altijd bij je, alle dagen!

Inleiding

Veertig jaar lang had Jozua met Mozes opgetrokken, vanuit Egypte door de Sinaï naar Kanaän. Nú, ná het sterven van Mozes en vóór hij het beloofde land binnen gaat trekken, staat hij er alleen voor! Hoe zou Jozua zich gevoeld hebben? Als hij achterom keek, dan zouden de herinneringen aan de gebeurtenissen en aan allen die in de woestijn gevallen waren, pijn kunnen doen. Keek hij vooruit, dan zou hem dat angstig kunnen maken, wat zou de toekomst immers brengen? Wat Jozua, en ook wij, moeten leren is om niet achterom of vooruit te kijken, maar naast ons te kijken. Want Hij is met ons!

Hoe ga je om met het verleden? (Als terugkijken pijn doet … )

We kunnen het verleden niet veranderen, maar het verleden kan ons wel veranderen! Het kan ons bitter maken, of het kan ons beter maken. Hoe gaan wij met ons verleden om? Veertig jaar is een lange tijd waarin veel kan gebeuren. Wat had Jozua niet allemaal meegemaakt? Hij heeft velen van zijn volk zien vallen in de woestijn (vgl. Num. 14:22, Deut. 1:35, Ps. 95: 10-11). Hij heeft veel moeilijke situaties meegemaakt, denk maar aan de gebeurtenissen rond het gouden kalf (Ex. 32), en vele andere. Toch heeft hij al die jaren ook de ‘goede hand’ van God ervaren (vgl. Ezra 8:22)! Achteraf bezien was die tijd een voorbereiding geweest op de taak die hem nu wachtte. Beschouwen wij ons verleden ook als een leerschool? Wat Jozua van Mozes had geleerd, kon hij nu toepassen als leider van het volk. Jozua was veranderd in die veertig jaren, en nog maar enkele dagen geleden had hij afscheid moeten nemen van Mozes. Mozes, die zijn einde voelde naderen, had de Heer gevraagd om een man aanstellen ‘die voor hen uitgaat en die voor hen ingaat, en die hen doet uitgaan en die hen weer doet ingaan, opdat de gemeenschap van de HEERE niet zal zijn als schapen die geen herder hebben’ (Num. 27:16-17). De Heer heeft daarop Jozua aangewezen, ‘een man in wie de Geest is’ (vs. 18). Bij die gelegenheid legde Mozes hem de handen op (vs. 23), zodat Jozua vol zou zijn van de geest der wijsheid, om het bevel over te nemen. Nu stond Jozua er alleen voor, maar hij had de belofte van God: ‘Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn’ (Joz. 1:5) en dat was voldoende voor hem.

Wat verwacht je van de toekomst? ( … en vooruitkijken je bang maakt … )

In het evangelie naar Lukas lezen we over een periode waarvan gezegd wordt dat ‘de mensen het besterven van bangheid en verwachting van de dingen die over het aardrijk komen’ (Luk. 21:26). Onbekendheid over de toekomst die vóór ons ligt maakt, ook vandaag de dag, veel mensen bang en onzeker. Jozua ging een onbekende, maar geen onzekere, toekomst tegemoet, we weten dat hij voordien al in het beloofde land was geweest. Jozua was een van de twaalf verspieders geweest (Num. 13-14) en hij had de beloften van God waarop hij kon vertrouwen. Het spreekwoord: ‘Van het concert des levens heeft niemand een programma’ gaat voor een gelovige niet op. God heeft het programma van uw leven en van mijn leven! Maar dat plan ging voor Jozua echter niet zonder strijd in vervulling, zoals de rest van het boek Jozua ons leert! Het beloofde land moest immers in bezit worden genomen, de vijand ten spijt.

‘Elke plaats die uw voetzool betreedt, heb Ik u gegeven’ (Joz. 1:3). Kanaän is geen beeld van de hemel, maar van de hemelse gewesten. In de hemel is er immers geen strijd meer, daar heerst eeuwige rust en vrede. Ook wij moeten er ons bewust van zijn dat we nog leven in een periode waarin strijd tot de dagelijkse realiteit behoort. Maar ook dat we een vooruitblik hebben op een eeuwige heerlijkheid bij de Heer! “Die hoop, moet al ons leed verzachten!” (Geestelijke liederen nr. 14:3). Jozua stelde zijn vertrouwen op de beloften van God, en hij werd daarin niet teleurgesteld. Aan het einde van het boek Jozua lezen we: ‘Van al de goede woorden die de HEERE tot het huis van Israël gesproken had, is er niet één woord onvervuld gebleven – letterlijk: is er niet één woord onvervuld gebleven – Letterlijk: is er niet één woord gevallen. alles is uitgekomen’ (Joz. 21:45; 23:14). Ook het gebed (tevens een belofte) van de Heer Jezus: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid zien’ (Joh. 17:24a), zal eenmaal voor u en voor mij in vervulling gaan. Vast en zeker!

Hoe is je relatie met God? ( … kijk dan naast je: Ik ga met je mee, Ik ben altijd bij je, alle dagen)

Wanneer God aan Jozua zijn belofte geeft dat Hij met hem zou gaan, verwijst Hij daarbij naar zijn trouw aan Mozes: ‘Zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn. Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten’ (Joz. 1:5). Ik denk dat die verwijzing voor Jozua voldoende zal zijn geweest om vol vertrouwen de toekomst tegemoet te zien. In een gebed schrijft Mozes, de man Gods: ‘Heere, Ú bent ons een toevlucht geweest van generatie op generatie’ (Ps. 90:1). Wat een geweldig getuigenis geeft Mozes daar van de trouw van God!

De relatie die Mozes met God kende komt m.i. het mooist tot uiting in Exodus 33:11: : ‘En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met een vriend’. Mozes was aan de Here verknocht, wat blijkt uit het verdere gebeuren in hetzelfde hoofdstuk. De Heer vraagt aan Mozes of Hijzelf moet meegaan op de reis door de woestijn (vs. 14). Daarop reageert Mozes met de woorden: ‘Als Uw aangezicht niet meegaat, laat ons dan van hier niet verder trekken. Want hoe moet het anders bekend worden dat ik genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk? Is het niet daardoor dat U met ons meegaat’ (vs. 15-16)? Een relatie om jaloers op te zijn, toch? Dit prachtig voorbeeld van Mozes is misschien voor u en voor mij een aanleiding om onszelf wat dat betreft eens onder de loep te nemen (2 Kor. 13:5). In Hebreeën 11:27 lezen we over Mozes: ‘hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare’, of zoals David het uitdrukt in Psalm 16:8: ‘Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet’. Laten we die voorbeelden volgen en standvastig onze weg gaan ‘terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof’ (Hebr. 12:2a). Die zegt: ‘Ik zal u niet loslaten en u niet verlaten’ (Jozua 1:5). Hij is naast je, en bij je, alle dagen. Ervaart u dat?

Wil je voorspoedig zijn? Wil je je doel bereiken?

Het is opmerkelijk hoe sterk in dit gedeelte de nadruk wordt gelegd op het gebruik van Gods Woord (Joz. 1:7-8). Daaruit blijkt overduidelijk hoe belangrijk God het vindt dat wij zijn Woord lezen. In Deut. 17:18-20 vinden we dit prachtig geïllustreerd. De koning krijgt als voorschrift: ‘Verder moet het zijn, als hij op de troon van zijn koninkrijk zit, dat hij voor zichzelf op een boekrol een afschrift van deze wet schrijft, vanuit de rol die onder het toezicht van de Levitische priesters is. Dat moet bij hem zijn en hij moet er alle dagen van zijn leven in lezen om de HEERE, zijn God, te leren vrezen en om alle woorden van deze wet en deze verordeningen in acht te nemen door ze te houden, opdat zijn hart zich niet verheft boven zijn broeders, opdat hij niet afwijkt van het gebod, naar rechts of naar links en opdat hij zijn dagen verlengt in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, te midden van Israël’.

Het voert te ver om in dit artikel uitgebreid te wijzen op het belang van het gebruik van Gods Woord voor een gelovige, maar hoe anders zou het leven van David (een koning!) er hebben uitgezien als hij het Woord altijd een plaats in zijn leven had gegeven? Of, om het met de woorden van de psalmist te zeggen: ‘Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen. Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig’ (Ps. 119:9-11). Woont het Woord van God rijkelijk in u, en laat u zich door Gods Woord waarschuwen, dan zal een nieuw begin ook een goed einde kennen (Kol. 3:16, Ps. 19:12)!

__________________________________________________________________________________________________________