Kerkgeschiedenis – Wiens brood men eet – Gedachten over verhouding Kerk en Staat

9 oktober, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis – Algemeen

‘Wiens brood men eet…

Gedachten over Kerk en Staat

Inleiding

De documentaire ‘God vergeten’ die in het najaar van 2023 op de Belgische televisie is uitgezonden heeft veel stof doen opwaaien en mensen in beweging gebracht. Terecht grote verontwaardiging over wat onschuldige mensen is aangedaan door Rooms-Katholieke geestelijken. De RK-kerk staat in haar hemd! En dat is niet enkel het geval in België; de laatste decennia volgt het ene schandaal na het andere in en door de Rooms Katholieke kerk in verschillende landen! Dat heeft tot gevolg dat de mensen zich vragen beginnen te stellen over de verhouding van Kerk en Staat. De kritieken tuimelen over elkaar heen en allerlei oplossingen worden aangedragen. Bijvoorbeeld de idee om de uitkeringen aan geloofsgemeenschappen en salarissen van de clerus te schrappen. In dit artikel wil ik proberen een antwoord te vinden hoe het zover heeft kunnen komen, dat de Kerk van Christus zo verbonden is met de Overheid, of Staat zo u wilt en daarvan financieel afhankelijk is.

Om niet in herhaling te vervallen verwijs ik kortheidshalve naar eerder geplaatste artikelen over dit onderwerp naar de rubrieken Kerkgeschiedenis en Kerstening van Europa op mijn website. Maar ik begin met een zeer kort overzicht van de gebeurtenissen met betrekking tot de verhouding van Kerk en Staat in het verleden, om het heden beter te begrijpen.

Verbond tussen Kerk en Staat

We moeten ver terug in de tijd om het heden te begrijpen, namelijk naar het jaar 313 na Christus. In dat jaar, toen de Constantijn de Grote zich tot het Christendom bekeerde, werd de basis gelegd voor het samengaan van de toenmalige kerk met de Romeinse Overheid. De Kerk van Christus werd de Kerk van Constantijn. De Christelijke kerk zag Constantijn als de hemelse beschermer van het Romeinse rijk en bevoorrechte die ook ten opzichte van de heidense culten. Geleidelijk aan werd het rijk ‘verchristelijkt’. Munten met de beeltenis van Christus werden in de omloop gebracht; met overheidsgeld werden kerken gebouwd; Geestelijken hoefden geen belasting te betalen en werden vrijgesteld van militaire dienst; Bisschoppen kregen de rang van rijksdignitarissen, en ga zo maar door. De facto waren de geestelijken ambtenaren in dienst van de staat. Na de val van het Romeinse rijk in 476 ontstaat het ambt van bisschop-stadhouder, waardoor het staatsbestuur aan de kerk werd overgelaten. Zeg maar een politieke bisschop. Het hoogtepunt in de verhouding tussen Kerk en Staat vond plaats toen in het jaar 500 Clovis I zich bekeerde tot het Christendom. De Kerk heerste over koningen en die situatie die duurde tot aan de Franse revolutie van 1789.

Concordaat van Napoleon

Na de Franse revolutie aan het einde van de achttiende eeuw, waarin alle eigendommen van de kerk genationaliseerd werden, kwam er een nieuwe situatie. Napoleon sloot in 1803 een concordaat met de Paus. Belangrijk voor ons te weten is dat de overheid, als schadevergoeding voor de inbeslagneming van kerkelijke goederen, zich verbond de clerus financieel te ondersteunen. Dit werd ook in België overgenomen. (Zie het artikel in de rubriek Kerkgeschiedenis – Het Concordaat van 1803). Terecht vragen velen zich af of het concordaat van 1803 nu, zo’n 220 jaar later, nog gehandhaafd moet worden en dat het niet tijd wordt dat de kerk haar eigen ‘boontjes’ moet doppen. Vanaf het verbond met Constantijn de Grote in 313 tot aan de Franse revolutie, heeft de Kerk zich nooit afgevraagd wat de Bijbel, die toch haar grondslag moet zijn voor haar handelen, daarover te zeggen heeft. Op die vraag, wat de Bijbel zegt over de verhouding van Kerke en Staat, zal ik proberen een antwoord te geven.

Wat zegt de Bijbel?

‘Geliefde, u handelt trouw in alles wat u jegens de broeders bewerkt, en dat jegens vreemdelingen, die van uw liefde getuigd hebben, tegenover de gemeente; u zult er goed aan doen, als u hen voorthelpt op een wijze God waardig; want zij zijn voor de Naam uitgegaan, zonder iets aan te nemen van hen die tot de volken behoren. Wij behoren daarom zulke personen te ontvangen, opdat wij medearbeiders van de waarheid worden’ (3Joh.:5-8).

Voor zover ik weet is er geen enkel voorbeeld in de Schrift waaruit blijkt dat de Gemeente van Christus en/of haar geestelijke leiders door de wereldse overheden financieel ondersteund moeten worden. Eerder het tegendeel! De apostel Paulus werd financieel ondersteund door de gemeente te Filippi en schrijft hen: ‘Toch hebt u er goed aan gedaan deel te nemen aan mijn verdrukking. U weet ook zelf, Filippiërs, dat in het begin van het evangelie, toen ik van Macedonië was vertrokken, geen gemeente in rekening van uitgave en ontvangst met mij in verbinding heeft gestaan dan u alleen. Want ook in Thessalonica hebt u mij één- en andermaal voor mijn behoeften gezonden. Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht, die rijkelijk op uw rekening komt. Maar ik heb alles en heb overvloed; ik heb volop, nu ik van Epafroditus het door u gezondene heb ontvangen: een welriekende reuk, een aangenaam, God welbehaaglijk offer’ (Fil.4:14-18). Tijdens zijn verblijf op aarde was de Heer Jezus ook afhankelijk van giften van volgelingen, zo blijkt uit het volgende vers: ‘En dit zei hij niet omdat hij zich bekommerde om de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs beheerde en droeg wat gegeven werd’ (Joh.12:6). Ook voor andere zaken dan het financiële was de Heer Jezus afhankelijk van anderen: ‘En er waren daar veel vrouwen, die uit de verte toekeken; zij waren Jezus gevolgd van Galilea om Hem te dienen’ (Mat.27:55). Bij de uitzending van zijn discipelen zei de Heer Jezus tegen hen: ‘Neem geen beurs, geen reiszak en geen sandalen mee, en groet niemand onderweg’ (Luk.10:4, 22:35). De Heer Jezus zei ook: ‘Maar Jezus zei tegen hem: De vossen hebben holen, en de vogels in de lucht nesten, maar de Zoon des mensen heeft niets waarop Hij het hoofd kan neerleggen’ (Luk.9:58). Voorbeelden uit het Oude Testament, zoals bijvoorbeeld het geven van tienden, mogen niet zomaar getransporteerd worden naar het Nieuwe Testament.

In de Reformatie beriepen de hervormers zich erop dat alleen de Bijbel het Woord van God was, het zgn. Sola Scriptura (Alleen door de Schrift). Ze vocht de leer van de katholieke kerk aan dat enkel de Paus en de Bisschoppen het magisterium, m.a.w. de autoriteit over de religieuze leer, bezaten en de Heilige Apostolische Traditie mochten bewaken. Deze doctrine wordt ook wel de formele oorzaak van de reformatie genoemd. De Traditie, waarop de RK-kerk zich beriep, werd verworpen. In de praktijk echter werd in veel zaken de Traditie de norm en om die reden boven de Bijbel geplaatst. We hebben dan ook de plicht na te gaan wat de Bijbel (!) zegt over de verhouding van Kerk en Staat, en niet de Traditie te laten heersen boven de Schrift!

Ja, maar…

Ja, ik hoor de tegenargumenten als aankomen; ik beantwoord er een aantal:

1. Als er geen, door de overheid erkende een bezoldigde voorgangers meer zullen zijn, is een taak in ziekenhuizen, gevangenissen en andere gelegenheden niet meer mogelijk.

Dat is waar, maar dan is overheidsinmenging niet meer denkbeeldig; zeker in verband met de hedendaagse Europese moraalwetgeving. Ik zou zeggen er zijn nog genoeg andere mogelijkheden waar we dienstbaar kunt zijn, zonder afhankelijk te zijn van toestemming van de overheid. De akker is de wereld!

2. Of een kerk subsidies mag aanvaarden?

Ik zou zeggen ja, maar dan wel zonder voorwaarden. Subsidies ontvangen mag zoals ook andere niet-kerkelijke organisaties die van de overheid kunnen ontvangen, maar zonder voorwaarden die het geestelijk werk van de kerk kunnen beïnvloeden!

3. Is een bezolgdigde voorganger noodzakelijk?

Het Nieuwe Testament geeft ons daarover geen informatie. Ten eerste, nergens lezen we in het Nieuwe Testament over een vaste voorganger; we zijn allen broeders en zusters met verschillende kwaliteiten en gaven. We zijn allen priesters in het huis van God (Mat.23:8, 25:15; 1Petr.2:5,9). Ten tweede, de apostel Paulus heeft gezegd in zijn rede tot de oudsten van de Gemeente te Efese het volgende: ‘Ik heb niemands zilver of goud of kleding verlangd. En u weet zelf dat deze handen dienst hebben gedaan om te voorzien in mijn behoeften, en voor hen die bij mij waren. Ik heb u in alles laten zien dat men, door zo te arbeiden, het moet opnemen voor de zwakken en de woorden van de Heer Jezus in herinnering moet houden, namelijk dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ (Hand.20:33-35).

4. Heeft het te maken met geestelijke onvolwassenheid of gemakzucht?

Dat zou kunnen. Gelovigen met een Rooms-Katholieke achtergrond zijn niet gewoon om de Kerk of voorganger financieel te ondersteunen en is er ook vaak onbekend mee. Maar ook de materiele cultuur waar wij in leven kan tevens een oorzaak zijn om te veel aan ons eigen huis en te weinig aan het huis van God te denken!

Conclusie

Dit waren enkele gedachten over Kerk en Staat en hun onderlinge verhouding zoals ik het zie vanuit de Bijbel. Ik sta uiteraard open voor correctie mocht er iemand van de bezoekers van mijn website zijn die daar andere gedachten over heeft.

Opmerking

Zie ook de verschillende artikelen m.b.t. dit onderwerp in de rubrieken – De kerstening van Europa en Kerkgeschiedenis op deze website.

______________________________________________________________________________________________________________________________