Dogmatiek – Serie Christologie – Kon Jezus zondigen – Deel 6

6 augustus, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

Christologie

Kon de Heer Jezus zondigen?

Deel 6

Inleiding

Niet zo lang geleden kwam bij een bijbelbespreking de vraag bij sommige broeders op, of Christus kon zondigen. Deze vraag werd door mij kort beantwoord: Nee, Christus kon niet zondigen. Een antwoord waar ik persoonlijk van overtuigd ben, maar dat niet eenvoudig met één bijbelvers is te bewijzen. Nadere bestudering van dit onderwerp leerde dat de meningen hierover nogal uiteenlopen. Zo zijn er gelovigen die menen dat Christus wel kon zondigen, maar dat niet deed. Veelal noemen deze gelovigen als reden voor hun opvatting, dat Christus werd verzocht in de woestijn en daarom wel moest kunnen zondigen. Laten we al deze meningen eens opzijzetten en bestuderen wat de Bijbel, Gods onfeilbare Woord, over dit onderwerp leert. In de bestudering van dit onderwerp volg ik grotendeels de opbouw en argumentatie van Lehman Strauss.

De zondeloosheid van Christus

De beantwoording van de vraag of Christus kon zondigen, begint met het vaststellen van het feit dat Hij zonder zonde is. Hij kon alleen het volmaakte offer zijn voor de zonde, als Hijzelf volstrekt zonder zonde was. (a) Hij is volkomen God én volkomen mens Christus is God en Hij getuigt Zelf daarvan in o.a. Johannes 10:30; 14:9,10; 12:45. Voor de omstanders was het duidelijk dat Hij van Zichzelf zei dat Hij God was, want ze wilden Hem daarom stenigen (Joh.10:33). Christus ís God, en dat is zo belangrijk dat zij die niet Jezus Christus als in het vlees gekomen belijden ‘valse profeten’ worden genoemd (1Joh.4:1-3). Hij is ook volkomen mens en noemt Zichzelf de Zoon des mensen, o.a. in Lucas 19:10. De eeuwige God werd volkomen mens. In Genesis 3:15 werd Hij beloofd als het zaad van de vrouw, in Galaten 4:4 aangeduid als geboren uit een vrouw. Zelfs na Zijn opstanding getuigt Hij van Zijn mens-zijn in Lucas 24:39 (vlees en beenderen). Christus had honger (Mark11:12). Hij raakte vermoeid (Joh.4:6). Hij sliep (Mat.8:24), en Hij was met zwakheid omvangen (Heb.5:3). Christus is zowel volkomen God als volkomen mens, en velen vinden dat moeilijk te verenigen. Dit wonder is ook niet door ons menselijk verstand te begrijpen, het is een verborgenheid. Hij is geopenbaard in het vlees (1Tim.3:16). Het is aan ons om dit te geloven, we kunnen het niet begrijpen en we hoeven dit ook niet te proberen. God was in Christus (2Kor.5:19). De Bijbel geeft geen verklaring hoe deze beide naturen in één Persoon konden worden verenigd, maar stelt deze waarheid wel nadrukkelijk voor. (b) Hij is niet verbonden met de zonde van Adam Christus is geboren uit de maagd Maria (Luc.1:35). Dat betekent dat Hij op geen enkele manier verbonden was met de oorspronkelijke zonde van Adam die, zoals Romeinen 5:12 leert, in alle anderen van vader op kind doorgaat. Hij werd ‘dat Heilige’ genoemd, dat geboren zou worden, en ‘Gods Zoon’. Op geen enkele wijze heeft Hij deelgehad aan de zonde die ook tot Maria was doorgegaan. Door het overschaduwen van de Heilige Geest is Hij hiervoor beschermd, en daarin zien we het wonder van de zondeloosheid van Christus. Hij is niet verbonden met de zonde van Adam, maar met de heiligheid van God. Soms wordt Hij de zoon van Jozef genoemd, maar dat is altijd uit onwetendheid of vijandigheid (zie bijv. Luk.4:22; Joh.1:46; 6:42). Hij is, doordat Hij niet verbonden was met de zonde van Adam, de enige Persoon die niet door zonde werd gekenmerkt. Verlossing van de zonde kon alleen plaatsvinden door Hem, die in alle opzichten vrij van zonde is.

Het getuigenis van de Schrift

Christus bidt nooit voor vergeving van Zijn eigen zonde, wel voor die van anderen (Luk.23:34). Hij bidt nooit: Vader, vergeef Mij. Hij daagt anderen zelfs uit Hem te overtuigen van zonde (Joh.8:46), een uitdaging die tot op de dag van vandaag nog staat. Hij zegt tegen Zijn discipelen dat de overste van de wereld helemaal niets in Hem heeft (Joh.14:30). Dit betekent dat Hij de Heilige is, in Wie de satan niets vindt waaraan hij met zijn listen zou kunnen aanknopen: hij vond geen enkele zwakheid in Hem. De duivel vond bij Eva wel ‘de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven’ (1Joh.2:16), maar bij Christus vond hij niets van zelfs het kleinste beginsel van kwaad. De Schrift, die van vele grote mannen Gods de zonden vermeldt, noemt er niet één die door Christus is gedaan. Verschillende teksten getuigen van Zijn zondeloosheid. Paulus, de man met veel kennis, zegt in 2Korintiërs 5:21 van Hem: ‘Hij die geen zonde gekend heeft’. Petrus, de doener, getuigt in 1Petrus 2:22 over Hem: ‘Hij die geen zonde heeft gedaan’. Johannes, die heel dicht bij Christus was, getuigt in 1Johannes 3:5 aangaande Hem: ‘in Hem is geen zonde’. En de schrijver van de Hebreeënbrief getuigt van Zijn zondeloosheid in Hebreeën 4:15; 7:26; 9:14. Zelfs de vijanden van Christus getuigden van Zijn zondeloosheid! Zoals Judas in Mattheüs 27:4, de vrouw van Pilatus in Mattheüs 27:19, Pilatus zelf in Mattheüs 27:4, alsook de hoofdman die zei: ‘Waarlijk, Deze was Gods Zoon’ (Matt.27:54). Eén van de boosdoeners die met Hem gekruisigd waren, zei dat Hij niets onbehoorlijks had gedaan (Luk.23:41). Het getuigenis van Judas in deze is heel bijzonder, hij was een volgeling van Christus. Hij leefde in Zijn nabijheid en raakte zo overtuigd van zijn zondige daad: onschuldig bloed overleveren, dat hij zichzelf van het leven beroofde.

Het mens-zijn van Adam en dat van Christus

Verschilt het mens-zijn van Christus van dat van Adam? Was de zondeloosheid van Christus op aarde dezelfde als die van Adam vóór zijn val? Of had de zondeloosheid van Christus een kwaliteit die Adam niet bezat? Kon Christus verzocht worden zoals Adam verzocht werd? Met andere woorden: Kon Christus zondigen zoals Adam heeft gezondigd? Hoezeer Christus ook volkomen mens is geworden, wij kunnen Zijn mens-zijn niet reduceren tot het mens-zijn van Adam. Christus die Adam schiep, is eeuwig. Adam was waarlijk mens, maar Christus is waarlijk God en mens. Door de zonde van Adam is het hele menselijke geslacht in de zonde gevallen (Rom.5:8, 19). Was het dan mogelijk dat ook Christus in de zonde kon vallen, en ons allen in zonde en oordeel zou doen komen? De gedachte alleen al moet niet in ons opkomen! In 1Korintiërs 15:22 staat dan ook dat in Adam allen sterven, maar dat in Christus allen levend gemaakt worden. Adam werd geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, maar hij was niet ‘God geopenbaard in het vlees’. De geboorte van Christus was de vleeswording van de Zoon, de tweede Persoon van het goddelijk Wezen (Joh.1:1, 14). Deze goddelijke Persoon nam de menselijke natuur aan, maar bleef Zijn goddelijke natuur behouden. Het is niet mogelijk de goddelijke natuur te vernietigen of te veranderen! De uitdrukking ‘God in Christus’ in 2 Korintiërs 5:19 betekent niet dat God Zichzelf in een mens veranderde, maar dat God in Christus het mens-zijn met Zich verenigde. Christus kon niet door het kwade verzocht worden (Jak.1:13). De vlekkeloosheid van Christus hangt niet alleen af van Zijn wil, maar ze is ook kenmerkend voor Zijn natuur op een manier zoals geen enkel mens hier op aarde vlekkeloos kan zijn. Elk schepsel, zelfs een engel, kan worden verzocht en in zonde vallen.

De eeuwige eenheid tussen God de Vader en God de Zoon

In Johannes 5:19 staat geschreven: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: de Zoon kan niets doen van Zichzelf, tenzij Hij de Vader iets ziet doen; want alles wat Die doet, dat doet de Zoon evenzo’. Dit betekent dat er een heel intieme eeuwige relatie is tussen de Vader en de Zoon, die het onmogelijk maakt voor de Zoon om iets te doen dat de Vader niet kan doen. Ze zijn één in wezen, één in doel en één in doen. Christus zegt hier niet dat Hij minder macht heeft, en de Vader slechts kan imiteren. Nee, de relatie tussen de goddelijke Personen is zodanig dat het onmogelijk is dat de één onafhankelijk van de ander zou handelen. De drie personen van de Godheid zijn gelijk en eeuwig. Als Christus niet God zou zijn, zou de Vader dit niet zijn. Als Christus een lasteraar zou zijn, zoals Hij werd genoemd (Joh.10:33), dan zou ook de Vader een lasteraar zijn. Toen Christus in Johannes 10:30 zei: ‘Ik en de Vader zijn één’, begrepen de Joden precies wat Hij bedoelde, namelijk dat Hij God is. Als de Zoon kon zondigen, dan kon ook de Vader zondigen. Maar omdat God niet door het kwade kan worden verzocht (Jak.1:13), houdt dat in dat géén van de drie goddelijke Personen door het kwade kan worden verzocht.

Waarom zondigde Christus niet?

Johannes zegt: ‘en in Hem is geen zonde’ (1Joh.3:5). Wat betekent dit? Wij allen zijn van nature zondaars en wij zijn dus geen zondaars omdat wij zondigen, maar wij zondigen omdat wij zondaars zijn. Dat komt omdat het zonde-principe in ons woont (Rom.5:12). Als wij zeggen dat wij niet zondigen, misleiden wij onszelf (1Joh.1:8). In Christus is het zonde-principe, de zondige natuur, niet aanwezig. De zonde is nooit in het leven van Christus geweest. Wij hebben de zonde vanaf onze geboorte (Ps.51:7). Maar Christus is door Zijn bijzondere geboorte uit de maagd niet in zonde ontvangen (Mat.1:20; Luk.1:34-35). Hij was heilig bij Zijn geboorte, Adam wordt nooit heilig genoemd. Maar van de Heer wordt gezegd dat ‘in Hem de hele volheid van de Godheid lichamelijk woont’ (Kol.2:9). De nadruk in dit vers ligt op het woord ‘lichamelijk’. De Griekse filosofie, die Kolosse was binnengedrongen, claimde dat Christus niet volledig God was. Maar dit vers maakt duidelijk dat toen Hij in deze wereld kwam, Hij als volledig God is gekomen. Alles wat Hij in de eeuwigheid was, bezat Hij in Zijn vlees. De hele volheid van de Godheid woonde – d.i. verbleef permanent – in Hem. Het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen (Kol.1:19). Te zeggen dat Christus kon zondigen, betekent dus zeggen dat God kon zondigen! Als we zeggen dat Christus kon zondigen, houdt dat in dat Hij bij Zijn komst in het vlees Zijn onberispelijkheid zou hebben afgelegd. Maar Hij legde geen eigenschappen af! Hij ontledigde Zichzelf (Fil.2:7). Dat betekent uiteraard niet dat Hij Zijn godheid heeft afgelegd. De betekenis van het ‘ontledigen’ lezen we in het vervolg van dit gedeelte. Hij, die God was, werd uiterlijk een mens bevonden. Hij vernederde Zichzelf en was gehoorzaam tot de kruisdood. Hij was onberispelijk in de eeuwigheid; en toen Hij de hemel verliet, bleef er niets achter en was Hij onberispelijk op aarde. En Hij blijft onberispelijk in het heden en in de toekomst. God is onveranderlijk (Heb.13:8). Als Christus gezondigd zou kunnen hebben, kon Hij dat voor de grondlegging van de wereld al doen en ook nu nog!

Nog enkele Bijbelteksten

In Filippenzen 2:7 lezen we dat Christus Jezus uiterlijk een mens is bevonden. Aan de ‘buitenkant’ was Hij zoals alle mensen, Zijn mens-zijn was echt. Bij Zijn komen naar deze wereld nam Hij een menselijk lichaam aan, uitgezonderd de zonde. Hij legde geen goddelijke kenmerken af, hoewel die wel bedekt werden – zoals Zijn heerlijkheid die op de berg der verheerlijking ten dele en tijdelijk werd vertoond (zie o.a. Mat.17:2). Na Zijn opstanding ontving Hij weer Zijn heerlijkheid bij de Vader (Joh.17:4-5). Zijn heerlijkheid was op aarde bedekt, opdat Hij Zijn plaats zou kunnen innemen onder de mensen. Dit vrijwillig ‘bedekken’ betekent niet dat Hij ook maar één van Zijn goddelijke kenmerken zou hebben afgelegd.

 In Hebreeën 2:14 lezen we dat Christus op gelijke wijze heeft deelgenomen aan vlees en bloed. Deze uitdrukking vinden we vijf keer in het Nieuwe Testament, en ziet steeds op de betekenis van het mens-zijn (Mat.16:17; 1Kor.15:50; Gal.1:16; Ef.6:12). In Hebreeën 2:14 hebben de kinderen deel aan vlees en bloed. Het woord dat hier wordt gebruikt, is ‘van nature deelnemen’, er is geen enkele keuze. De kinderen hebben van nature de zondige natuur van Adam, doordat ze deelhebben aan vlees en bloed. Het woord dat voor Christus wordt gebruikt (‘deelgenomen’), betekent echter van buitenaf deelnemen. Hij had wel een keuze, en nam een deel van het geheel aan. Wij hadden geen keuze en hebben deel in het geheel – inclusief de zonde. Het deel van Christus was vlees en bloed, maar niet de zonde. In Hebreeën 10:5 zegt de Heer: ‘U hebt Mij een lichaam toebereid’. God bereidde Hem een bijzonder lichaam toe, niet volgens de wetten van de voortplanting, maar op bovennatuurlijke wijze. Want Hij werd verwekt door de Heilige Geest. In Hebreeën 4:15 staat dat Hij in alle dingen verzocht is als wij, met uitzondering van de zonde. Dit laatste betekent: ‘zonder zonde’. Hoe is de Heer dan verzocht? In 1Johannes 2:16 lezen we wat in de wereld is: ‘de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven’. Christus is in al deze dingen verzocht (zie Mat.4:1-11; Luk.4:1-13), waarbij elke verzoeking echter van buitenaf kwam. Wij mensen worden verzocht door onze eigen begeerte, dat is van binnenuit (Jak.1:14). De duivel verzocht Christus, maar in Hem was geen eigen begeerte waardoor Hij kon zondigen. De verzoeking door de duivel kon bij Christus niet tot zonde leiden. Eva viel op alle drie de gebieden. Namelijk de begeerte van het vlees, toen ze zag dat de boom goed was om van te eten. En de begeerte van de ogen, toen ze zag dat de boom een lust was voor de ogen. En ook de hoogmoed van het leven, toen ze zag dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden (Gen.3:6). Christus viel op geen enkel gebied, hoewel dezelfde drie verzoekingen tot Hem kwamen. Er was de begeerte van het vlees, toen de duivel zei: ‘Zeg dan dat deze stenen broden moeten worden’. Er was de begeerte van de ogen, toen hij Hem alle koninkrijken van de wereld toonde. En er was de hoogmoed van het leven, toen hij zei: ‘Werp Uzelf dan naar beneden’. Christus weerstond elke verzoeking met het Woord van God.  In Hebreeën 6:18 staat dat God niet kan liegen. Als Christus had kunnen zondigen, zou Hij elke zonde hebben kunnen doen, bijvoorbeeld een veel voorkomende zonde als liegen. Toch is dat voor God onmogelijk; en omdat Christus God is, kon Hij niet liegen. Dus kon Hij niet zondigen. Hij is de Heilige, en zelfs de onreine demon moest erkennen dat Hij dit was (Luk.4:34).

De verzoeking van Christus in de woestijn

Was Christus in staat om niet te zondigen, of was Hij niet in staat om te zondigen? De eerste situatie is van toepassing op Adam voor de zondeval. Hij was geschapen met de mogelijkheid om niet te zondigen, toch deed hij het wel. Als Christus ook kon zondigen, zouden wij dan voor eeuwig zeker kunnen zijn van onze behoudenis? Zij die de mening hebben dat Christus wel kon zondigen, maar dat niet deed, verwijzen daarbij doorgaans naar de verzoeking in de woestijn. Zij denken dat de verzoeking zinloos was, als Christus niet had kunnen zondigen. En verder stellen zij dat iemand die niet kan zondigen ook niet verzocht kan worden. Wij moeten niet denken dat verzoeking altijd tot doel heeft iemand in zonde te laten vallen. Het woord betekent in het Nieuwe Testament eigenlijk ‘testen’. God stelde Abraham op de proef, zegt Genesis 22:1. En het doel daarvan was tweeledig: ten eerste de test van Abrahams geloof en van zijn gehoorzaamheid, en ten tweede het versterken van Abrahams geloof door middel van de verzoeking. Hebreeën 11:17 zegt duidelijk dat Abraham ‘beproefd’ werd, er wordt niet het woord ‘verzocht’ gebruikt. Petrus schrijft in 1Petrus 1:6-7 dat de beproefdheid van het geloof blijkt te zijn tot lof en eer bij de openbaring van Jezus Christus. God verzoekt dan ook niet met het doel ons in zonde te laten vallen, maar Hij beproeft ons wel. Verzoeking is een innerlijke strijd met de in ons aanwezige begeerte, beproeving is een van buiten komende test. Christus had geen zondige natuur en kon daarom niet verzocht worden tot zonde, wel werd Hij door de satan aangevallen. Verzoeking komt van de duivel, en heeft als doel ons te laten vallen (Luk.8:13). En zo kwam de duivel ook naar Christus toe (Mat.4:1). Verzoeking is het wapen van de vijand, dat hij inzet tegen Gods kinderen. Christus kon niet verzocht worden door het kwade, en de verzoeking door de duivel bewijst dat Hij niet kon zondigen.

Bron: Oude Paden

______________________________________________________________________________________________________________________________