Oude Testament
Naäman de Syriër
2 Koningen 5
‘Hij zei: Voorwaar, Ik zeg u dat geen profeet welgevallig is in zijn vaderstad. Maar Ik zeg u naar waarheid: Er waren veel weduwen in Israël in de dagen van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood kwam over heel het land, en naar geen van hen werd Elia gezonden, maar wel naar Zarfath bij Sidon, naar een vrouw, een weduwe. Ook waren er veel melaatsen in Israël in de tijd van de profeet Elisa, en geen van hen werd gereinigd, maar wel Naäman, de Syriër. En allen in de synagoge werden met woede vervuld toen zij dit hoorden’ (Lukas 4:24-28)
Inleiding
‘Maar de man, een krijgsheld, was melaats…’ (2Kon.5:1). Melaatsheid wordt in de Bijbel gebruikt als beeld van de zonde (Lev.13). Enkele voorbeelden maken duidelijk waarom sommige mensen melaats werden. Gehazi, de knecht van Elisa, werd melaats vanwege begeerte en misleiding (2Kon.5:27). Mirjam werd melaats vanwege kritiek en afgunst op Mozes, haar broer (Num.12). Koning Uzzia werd melaats vanwege hoogmoed (2Kron.26:16-23). En als God ook vandaag mensen dit deed overkomen, zou u dan ook melaats zijn? De verborgen zonden van de geest zijn gevaarlijk (2Kor.7:1)! De oorzaak van Naämans melaatsheid weten we niet en daarom zou hij een beeld kunnen zijn van ieder mens die zonder God leeft in deze wereld. Naäman was een melaatse, een onreine, maar niet alleen hij, ook wij, want: ‘Wij zijn allen geworden als een onreine, al onze gerechtigheden als een bezoedeld kleed’ (Jes.64:6). Een onreine moest gemeden worden en stond buiten de gemeenschap. ‘Want dit weet en erkent u, dat geen hoereerder, onreine of hebzuchtige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en van God’ (Ef.5:5). Zoals gezegd is melaatsheid een beeld van de zonde die ‘in de wereld is gekomen en daardoor de dood’ (Rom.5:12). ‘Er is geen rechtvaardige, ook niet één’ (Rom.3:10). Koning, keizer, admiraal…, zondaars zijn we allemaal! Niet zo’n prettig beeld toch dat de Bijbel geeft over de mens! Is er dan geen mogelijkheid om aan de dood te ontkomen? Ja, dat is er en daarover gaat dit artikel.
Naäman
‘Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer gezien bij zijn heer en stond in hoge gunst, want door hem had de Here een overwinning aan Aram geschonken. Maar deze man, een krijgsheld, was melaats’ (vs.1)
De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus schrijft in zijn boek ‘Joodse Oudheden’ (boek 8, hoofdstuk 15.5) dat het vermoedelijk Naäman is geweest die met een schot met de boog (een speer volgens anderen) de dood heeft veroorzaakt van koning Achab van Israël (1Kon.22:34). Dat, en de overwinning die de Here door zijn hand aan de koning van Aram had geschonken, was de reden dat Naäman zeer gezien werd bij zijn heer, de koning van Aram, en natuurlijk ook bij de bevolking. Hij was een gevierd mens, hij had het gemaakt in deze wereld; wat kon hem nog gebeuren? Het ging hem allemaal voor de wind tot op het moment dat hij een klein wit plekje op zijn lichaam ontdekte: melaatsheid! Naäman zal het wel niet direct bekend hebben gemaakt. Ik stel mij zo voor dat hij het voor anderen geprobeerd heeft te verbergen. Maar wat je ook doet, op de duur wordt het toch zichtbaar, het blijft niet bij een vlekje maar het hele lichaam wordt aangetast. Zoals het gaat met melaatsheid, zo gaat het ook met de zonde; het begint klein maar uiteindelijk wordt het hele leven er door beheerst. Het nieuws verspreidde zich vermoedelijk als een lopend vuurtje door de stad, iedereen had het erover: Naäman is melaats! Het was het gesprek van de dag en ook het dienstmeisje in het huis van Naäman kreeg het te horen…
Een onverwachte gast
‘De Arameeërs nu waren eens in benden uitgetrokken en hadden een jong meisje uit het land van Israël gevangen meegevoerd; zij was in dienst van Naämans vrouw’ (vs.2)
Het moet een zwarte bladzijde in het leven van dat meisje zijn geweest, toen die Aramese soldaten in haar dorp kwamen, haar gevangen namen en meevoerden naar hun land. Weg van haar land, familie, vrienden en alles waar ze zo mee vertrouwd was, haar hele (jonge) leven werd er door op zijn kop gezet. Al haar mogelijke dromen en plannen werden in één klap tenietgedaan. Ze werd tewerkgesteld als dienstmeisje in het gezin van Naäman, waar ze zijn vrouw mocht helpen in de huishouding. Ze begreep er niets van wat God met haar leven wilde. God had een doel met haar leven, zoals dat voor iedere gelovige het geval is, maar het was voor haar op dat moment nog verborgen. Toen ze op een dag hoorde dat Naäman ziek was (melaats) en wist dat deze ziekte ongeneeslijk was en tot de dood zou leiden, werd ze vervuld met een groot medelijden. Als in een flits ging er door haar heen dat Naäman hulp kon vinden in haar land, bij haar volk. Zou God haar willen gebruiken zodat Naäman genezing zou kunnen vinden bij de profeet in Israël? De ‘waaroms’ werden ‘waarvoors’ en toen ze de volgende morgen opstond wist ze wat haar te doen stond. Ze zou doen wat anderen na haar ook zouden doen, toen ze zeiden: ‘Wij doen niet goed; deze dag is een dag van blijde boodschap, en wij houden ons stil. Indien wij wachten tot het morgenlicht, dan zal ons straf treffen. Welaan dan, laten wij heengaan en het in het koninklijk paleis melden’ (2Kon.7:9). Een groot gevoel van vrede en blijdschap vervulde haar hart, ze rende naar beneden en zei tot haar meesteres: ‘Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen’ (5:3).
Naämans zoektocht
Zo gauw Naäman van zijn vrouw had gehoord wat het meisje haar had verteld, ondernam hij actie en ging naar zijn heer, de koning van Aram, die hem een aanbevelingsbrief gaf voor de koning van Israël met de volgende inhoud: ‘Nu dan, zodra deze brief u bereikt, zie, ik zend mijn dienaar Naäman tot u, opdat gij hem verlost van zijn melaatsheid’ (vs.6). Dit was de eerste van een aantal verkeerde beslissingen die Naäman nam. Ten eerste, hij ging naar de verkeerde persoon. Waarom niet gedaan wat het meisje zijn vrouw had gezegd? ‘Och, was mijn heer maar bij de profeet in Samaria, dan zou deze hem wel van zijn melaatsheid verlossen’ (vs.3). Zoals Naäman zijn er veel mensen in de wereld, ze proberen redding te vinden bij Boeddha, Allah, Maria of andere ‘heiligen’ en ‘verlichte’ geesten van verschillende religies. De Schrift zegt: ‘Al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden’ (Rom.10:12-13). De Heer Jezus is de Persoon die kan redden want Hij is de weg, de waarheid en het leven (Joh.14:6). ‘En in niemand anders is de behoudenis; want er is ook onder de hemel geen andere naam onder mensen gegeven waardoor wij behouden moeten worden’ (Hand.4:12).
Zijn tweede misvatting was dat hij dacht dat hij genezing zou kunnen verkrijgen door geld: ‘Zo ging hij heen en nam met zich mee tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien bovenklederen’ (vs.5). Hij had er alles voor over om genezen te worden, maar begreep niet dat dit niet het juiste middel was, zoals ook later Simon de tovenaar het niet begreep. ‘Toen nu Simon zag dat door de oplegging van handen van de apostelen de Heilige Geest gegeven werd, bood hij hun geld aan en zei: Geeft ook mij deze macht, opdat ieder die ik de handen opleg, de Heilige Geest ontvangt. Petrus echter zei tot hem: Moge uw geld met u naar het verderf gaan, omdat u hebt gemeend de gave van God door geld te kunnen verkrijgen’ (Hand.8:18). Zoals Naäman en Simon, zijn er de eeuwen door mensen geweest die ervan uitgingen dat ze met geld gunsten of hun redding zouden kunnen kopen. We denken maar aan het systeem van aflaten ten tijde van de middeleeuwen, waartegen de hervormer Luther in opstand kwam. Zo wordt verteld, dat men bij Tetzel ook de zonden van reeds overleden mensen kon laten uitdelgen. Ook uitspraken van Tetzel, zoals ‘Als het geld in het kistje klinkt, het zieltje in de hemel springt’ laten zien hoe de mensen toen misleid werden. Nee, ‘niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, bent u verlost van uw onvruchtbare, door de vaderen overgeleverde wandel, maar door kostbaar bloed, als van een smetteloos en onbevlekt lam, het bloed van Christus’ (1Petr.1:18-19).
Niet door de koning van Israël, die toegaf dat hij geen melaatse kon genezen, ook niet door geld of op een door Naäman bedachte manier: Naäman werd toornig en ging heen en maakte zijn derde fout. ‘Zie, ik dacht bij mijzelf: hij zal zeker naar buiten komen en daar gaan staan en de naam van de Here, zijn God, aanroepen en zijn hand over de plek heen en weer bewegen en zo de melaatsheid wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van Damascus, niet beter dan alle wateren van Israël? Zou ik mij daarin niet kunnen baden en rein worden?’ (vs.11-12). ‘Ik dacht bij mijzelf…’. Zoals Naäman zijn er ook vandaag mensen die op ‘hun’ zelf uitgedachte manier gered willen worden. Het gaat er niet om of die andere rivieren beter of slechter zijn, het gaat er om wat de profeet en/of Gods Woord zegt: alleen het bloed van Christus reinigt ons van onze zonden (1Joh.1:7). Dit wordt duidelijk in het vervolg van het verhaal.
Naämans genezing
‘Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein’ (vs.14).
Het lijkt erop dat Naämans dienaren redelijker waren dan hun meester. ‘Toen traden echter zijn dienaren nader, spraken hem aan en zeiden: Mijn vader, had de profeet u iets moeilijks opgedragen, zoudt gij dat dan niet doen? Hoeveel te meer, nu hij tot u gezegd heeft: Baad u en gij zult rein worden? Dus daalde hij af en dompelde zich zevenmaal onder in de Jordaan, naar het woord van de man Gods; en zijn lichaam werd weer gezond als het lichaam van een kleine jongen, en hij was rein’ (vs.13). Je mag dankbaar zijn dat er anderen zijn die op een tactvolle wijze proberen je te bewegen dingen te doen waartoe je eigenlijk niet bereid bent. We moeten niet vergeten dat dit hele proces begon met een meisje dat bewogen was met de situatie van haar heer. Alles wat gebeurde tussen dat moment en de raad van zijn dienstknechten was een periode van eigengereidheid. Maar nu Naäman zijn tegenstand had opgegeven en had ingezien dat zijn pogingen om op zijn manier genezen te worden vruchteloos waren, was het moment daar waarop hij in staat was om de raad van anderen te aanvaarden.
Naäman vernederde zichzelf door af te dalen in de Jordaan voor de ogen van zijn dienaren en zich zevenmaal onder te dompelen. Maar met die vernedering begon zijn verhoging (Mat.23:12)! We mogen aannemen dat niet het water het middel was dat tot zijn genezing leidde, maar de helende hand van God. Gods weg tot redding klinkt dwaas in de ogen van de ongelovigen. We weten niet hoe het werkt, hoe het bloed van Christus ons reinigt van de zonden. We ervaren wel dát het werkt! Het evangelie verandert mensen, mensen worden een nieuwe schepping en dat nieuwe leven wordt zichtbaar voor anderen. De apostel Paulus, die wellicht honderden mensen tot geloof heeft zien komen door de verkondiging van het evangelie, was ervan overtuigd dat het werkt! ‘Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft’ (Rom.1:16).
Naäman ging heen om de profeet te bedanken (vs.15). Daarna ging hij naar huis om het blijde nieuws te vertellen en zei: ‘Zie, nu weet ik, dat er op de gehele aarde geen God is behalve in Israël’ (vs.18).
_________________________________________________________________________________________________________________________________________