Onderscheid tussen Israël en de Gemeente – De Gemeente

16 augustus, 2023

Rubrieken: De Gemeente

De Gemeente

Onderscheid tussen Israël en de Gemeente

Voorwoord

Uiteraard is het belangrijk het onderscheid tussen Israël en de Gemeente te kennen, en dat is in het bijzonder het geval bij de bestudering van de eschatologie, de leer met betrekking tot de laatste dingen. Tevens is het belangrijk te weten dat Israël niet is afgeschreven in het handelen van God met zijn Verbondsvolk, zoals dat door de vervangingsleer wordt onderwezen. Israël is tijdelijk op een zijspoor gezet en de Gemeente is, ook tijdelijk, daarvoor in de plaats gekomen (Rom.11:11). In de brief aan de Romeinen wordt dit duidelijk uiteengezet in de hoofdstukken 9-10. Het niet honoreren van het verschil tussen beiden ‘volken’ geeft vooral moeilijkheden bij de bespreking van de eschatologie.

De vraag die wij hier willen proberen te beantwoorden is: Wat zijn dan die verschillen tussen Israël en de Gemeente? Hieronder geven we ter verduidelijking een reeks antwoorden waar de lezer en onderzoeker zijn of haar voordeel mee kan doen, en sluiten af met een samenvatting.

Introductie

Vierentwintig tegenstellingen zullen in deze korte opsomming worden gegeven en dit zal worden gevolgd door een erkenning van de overeenkomsten die aanwezig zijn tussen deze twee belangrijke groeperingen van de mensheid, Israël en de Gemeente.

(1) De omvang van Bijbelse openbaring

Israël neemt bijna vier vijfde van de inhoud van de Bijbel in, terwijl de Gemeente slechts iets meer dan een vijfde inneemt.

(2) Het goddelijke doel

Vanwege onwetendheid van de kant van veel christenen, moet worden gezegd dat er twee belangrijke goddelijke doelen zijn, beide geheel los van dat wat de engelen of de heidenen aangaat. Dit onderscheid tussen het doel voor Israël en het doel voor de Gemeente is ongeveer net zo belangrijk als het onderscheid tussen de twee Testamenten. Elk verbond, elke belofte en elke voorziening voor Israël is aards, en ze blijven als een natie met de aarde verbonden ook wanneer deze nieuw wordt geschapen. Elk verbond of elke belofte voor de Gemeente is voor een hemelse werkelijkheid, en zij blijft een hemels burgerschap ook wanneer de hemelen herschapen worden.

(3) Het zaad van Abraham

Met het oog op het feit dat Abraham niet alleen de stamvader is van de natie van belofte, maar ook het voorbeeld is van een christen onder de genade, is het veelbetekenend dat er twee beelden door God worden gebruikt met betrekking tot Abrahams zaad – het stof der aarde (Gen.13:16), en de sterren (Gen.15:5; Hebr.11:12). De reikwijdte van dit verbond met Abraham wordt uitgedrukt in Romeinen 4:16 ‘Daarom is het op grond van geloof, opdat het naar genade zou zijn, zodat de belofte zeker zou zijn voor het hele nageslacht, niet alleen dat wat uit de wet is, maar ook dat wat uit het geloof van Abraham is, die een vader is van ons allen’. Afgezien van Ismaëls lijn en de kinderen van Keturah over wie geen geopenbaard goddelijk doel is, worden de kinderen van Jakob, of Israël, en zonder verwijzing naar Esau, gerekend tot het fysieke zaad (Gen.22:2; Hebr.11:17) van Abraham; want met hen heeft God verbonden gesloten met betrekking tot hun aardse voorrechten. Daarentegen wordt het hemelse zaad van Abraham niet door Abraham voortgebracht, maar door God voortgebracht op basis van het doeltreffende geloofsbeginsel; en vanwege de waarheid dat dit geloof speciaal door Abraham werd beoefend (Gen.15:6; Rom.4:1-3, 17-24), zijn degenen met hetzelfde geloof Abrahams geestelijk zaad. Er staat geschreven: ‘Zij die op grond van geloof zijn worden dus met de gelovige Abraham gezegend’ (Gal.3:9). De apostel maakt een essentieel onderscheid tussen Israël naar het vlees en dat deel van Israël in Israël dat gered is. Degenen die gered zijn, worden ‘het Israël van God’ genoemd (Gal.6:16), en de uitspraak dat ‘zij niet allen Israël zijn, die van Israël zijn’ (Rom.9:6) is een verwijzing naar hetzelfde onderscheid. Het gebruik van deze passages om te bewijzen dat Israël en de Kerk hetzelfde zijn, wordt betreurd in het licht van de waarheid die de Schrift verkondigt.

(4) De geboorte

Israëlieten worden wat ze zijn door fysieke geboorte. Ze zijn allemaal verwekt door menselijke ouders en hun erfenis wordt overgedragen door menselijke generatie. Christenen worden wat ze zijn door geestelijke geboorte. Ze zijn rechtstreeks door God verwekt en zijn daarom Zijn legitieme nakomelingen. Hun erfenis is onmiddellijk in die zin dat elk een kind van God is.

(5) Hoofdschap

Abraham is het hoofd van het Joodse ras en ze worden terecht aangeduid als ‘het zaad van Abraham’. Hoewel geboren uit heidense afkomst, werd Abraham door God apart gezet tot de hoge eer de stamvader te zijn van het uitverkoren aardse volk. Daartegenover kan van christenen worden gezegd, hoewel ze bij het uitvergroten van het geloofselement ‘Abrahams zaad’ worden genoemd (Gal.3:29), God hun Vader is en door de Geest zijn ze verbonden met Christus en Hij, de opgestane. Heer, is hun nieuwe Hoofd.

(6) Verbonden

God heeft onvoorwaardelijke verbonden gesloten met Zijn aardse volk. Hij zal alsnog een nieuw verbond met hen sluiten als ze hun koninkrijk binnengaan. Dat nieuwe verbond zal hun gedrag bepalen en zal het Mozaïsche wetsverbond vervangen (Jer.31:31-33; Deut.30:8). Dit nieuwe verbond voor Israël zal in vier delen bestaan, maar deze vier kenmerken zijn de huidige zegen van de kerk. Deze hemelse mensen worden beschermd door een nieuw verbond dat in Zijn bloed is gesloten. Het is individueel in zijn toepassing en eeuwigdurend. Het garandeert elke goddelijke genade voor degenen die in Christus als hun Verlosser geloven.

(7) Nationaliteit

Israël behoort tot de aarde en tot het wereldsysteem. Door meer dan alle naties in Gods berekening, zijn ze nog steeds in de wereld als een van haar naties. Daartegenover en het sterkste contrast vormend is het feit dat de Kerk is samengesteld uit alle naties, inclusief Israël, en hier geen staatsburgerschap heeft, maar dat de gelovigen vreemdelingen en pelgrims zijn.

(8) Goddelijk handelen

Het feit dat, in de huidige tijd, Israëlieten, net als heidenen, zijn opgesloten in hun individuele verantwoordelijkheid met betrekking tot de aanspraken van het evangelie, misleidt ongetwijfeld degenen die geen rekening houden met het brede scala van de menselijke geschiedenis dat de Bijbel beslaat. Ze realiseren zich niet dat de huidige goddelijke regelingen uitzonderlijk zijn en dat God in andere eeuwen heeft gehandeld met naties – vooral met Israël – als geheel. De huidige regeling is beperkt tot het ene tijdperk waarin de verantwoordelijkheid geheel persoonlijk is.

(9) Bedelingen

De aardse mensen, hoewel hun staat kan variëren, zijn in alle eeuwen op aarde aanwezig vanaf hun begin in Abraham tot in de komende eeuwigheid, terwijl, zoals eerder vermeld, de Gemeente beperkt is tot de huidige bedeling. De dispensatie die nu van kracht is, wordt zelf gekenmerkt door haar aanwezigheid in de wereld. Het is voor haar geïntroduceerd; en staat daarom niet in verband met datgene wat ervoor gaat of dat wat volgt.

(10) Dienst

Israël was aangesteld om invloed uit te oefenen over de volken der aarde (Ps.67:1-7), en dit zal ze in de komende tijd nog volmaakt doen; niettemin was er geen missionaire onderneming en werd er geen evangelie verkondigd. Israël handhaafde haar egocentrische aanbidding. Ze keek naar binnen naar de tabernakel of tempel en al haar welwillendheid ging op aan haar eigen aanbidding. Onmiddellijk na haar informatie is de kerk echter een buitenlandse missionaire samenleving geworden. Het is haar plicht om naar buiten te kijken en aan hen is de taak gegeven om de mensen van de aarde in elke generatie het evangelie te verkondigen.

(11) De dood van Christus

Die natie die de dood van Christus eiste en die door hun leiders zeiden: ‘Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen’, is schuldig aan die dood; toch zullen ze als natie worden gered op grond van dat offer. Aan de andere kant is een tegenwoordige en volmaakte redding tot lof van God het deel van de Gemeente door het offer van het Lam van God.

(12) De Vader

Voor Israël is God bekend onder Zijn primaire titels, maar niet als de Vader van de individuele Israëliet. In tegenstelling hiermee is de christen feitelijk door God verwekt en heeft hij het volste recht Hem als Vader aan te spreken.

(13) Christus

Voor Israël is Christus Messias en Koning met alles wat die benamingen inhouden. Voor de Gemeente is Christus Verlosser, Heer, Bruidegom en Hoofd.

(14) De Heilige Geest

Alleen in uitzonderlijke gevallen en voor een bijzondere dienst kwam de Heilige Geest op een Israëliet, en de Geest trok zich net zo vrij terug als Hij kwam, wanneer het doel was bereikt. Het sterkste contrast is hier te zien, doordat de christen door de Geest wordt bewoond; in waarheid wordt hij niet behouden los van deze relatie met de Geest (Rom.8:9).

(15) Een leidend principe

De wet van Mozes was gedurende vijftien honderd jaar de regel van het dagelijks leven van Israël. Er staat geschreven: ‘Maar de goedertierenheid des Heren is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, Over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen’ (Ps.103:17-18). In tegenstelling hiermee staan de leden van het lichaam van Christus, die geheel en al vervolmaakt zijn in Hem, onder de smeekbeden en aanwijzingen die de genade geeft.

(16) Goddelijke activering

Het rechtssysteem bood geen ondersteunende kracht voor de verwezenlijking ervan. Van dat systeem wordt gezegd dat het gefaald heeft vanwege de zwakheid van ‘het vlees’ waartoe het klaarblijkelijk gericht was (Rom.8:3). Aan de kerk echter, zo zeker als bovenmenselijke eisen worden gesteld aan haar leden, zo zeker wordt bovennatuurlijke kracht geleverd voor elke eis. Daarom kon de Apostel zeggen: ‘Want de zonde zal over u niet heersen; want u bent niet onder de wet, maar onder de genade’ (Rom.6:14).

(17) De afscheidsredes

Enkele dagen voor Zijn vertrek uit de wereld hield Christus een afscheidsrede tot het volk Israël, waarin werd nagedacht over haar toekomst en dat in relatie tot Zijn wederkomst (Mat.23:37-25:46). Geheel hiervan verwijderd en geheel verschillend in al zijn kenmerken, gaf Christus, de nacht voordat Hij ter dood werd gebracht, Zijn afscheidsboodschap aan de Christenen. Wanneer deze twee toespraken naast elkaar worden beschouwd, ziet men dat de grootste verschillen worden aangegeven tussen Israël en de Kerk.

(18) De belofte van Christus’ terugkeer

Zoals te zien is in Zijn woorden die specifiek tot Israël zijn gericht, keert Christus tot haar terug als haar Koning in macht en grote heerlijkheid, op welk moment ze uit alle delen van de aarde zal worden bijeengebracht door de hulp van engelen en in haar eigen land (Deut.30:1-8; Jer.23:7-8; Mat.24:31). Tegenover deze aan Israël beloofde grote gebeurtenissen staat de wederkomst van Christus voor Zijn eigen bruid, wanneer Hij haar meeneemt in de heerlijkheid van de hemel (Joh.14:1-3). Het contrast tussen deze twee situaties kan tot het uiterste worden uitgebeeld en met even grote winst.

(19) Positie

 ‘Maar gij, Israël, zijt mijn dienaar’ (Jesaja 41:8). Hoewel individuen in Israël een groot nut bereikten, zoals de profeten, priesters en koningen, bereikten ze toch nooit een hogere onderscheiding dat ze de dienaren van Jehova waren. Integendeel, de individuen die de kerk vormen, zijn voor altijd in Christus en zijn de leden van het gezin en de huishouding van God.

(20) Christus’ aardse heerschappij

Degenen van de uitverkoren natie worden aangesteld om onderdanen van de Koning te zijn in Zijn aardse koninkrijk (Ez.37:21-28), terwijl degenen die de Gemeente vormen samen met de Koning en Zijn Bruid in dat Koninkrijk zullen regeren (Op.20: 6).

(21)  Priesterschap

Het volk Israël had een priesterschap. De kerk is een priesterschap.

(22) Huwelijk

Als natie wordt Israël door God vergeleken met Zijn vrouw – een vrouw die ontrouw is en nog hersteld moet worden (Jeremia 3:1, 14, 20; Ezechiël 16:1-59; Hos. 2:1-23); Jes.54:1-17; Gal.4:27). In duidelijk onderscheid met deze situatie met betrekking tot Israël, is de openbaring dat de Gemeente voor Christus is als een verloofde en gehuwd in de hemel (2Kor.11:2; Openb.19:7-9).

(23) Oordeel

Er is duidelijk voorspeld dat Israël in het oordeel moet komen (Ez.20:33-44; Mat.25:1-13); maar even duidelijk wordt verklaard dat de Gemeente niet in het oordeel zal komen (Joh.5:24; Rom. 8:1).

(24)  Positie in de eeuwigheid

In zijn opsomming van de inwoners van het nieuwe Jeruzalem beweert de schrijver aan de Hebreeën dat er aanwezigen zullen zijn die worden geïdentificeerd als ‘de geesten van rechtvaardige mensen die tot volmaaktheid zijn gebracht’. Zoiets kan gemakkelijk verwijzen naar de heiligen van het Oude Testament die, terwijl ze in dit leven waren, als rechtvaardige mannen werden beschouwd. Deze aanduiding komt meer dan dertig keer voor in het Oude Testament en altijd met verwijzing naar degenen die in een juiste relatie tot God stonden. In dezelfde opsomming van de inwoners van het Nieuwe Jeruzalem wordt ook de ‘Vergadering van de eerstgeborenen’ erkend (Hebr.12:22-24).

Samenvatting

De belangrijkste punten van het bovenstaande samengevat kunnen we stellen dat er voor de Pinksterdag wel individuele gelovigen waren maar nog geen Gemeente. Van Israël maakte men deel uit door geboorte, van de Gemeente maakt men deel uit door wedergeboorte. Die Gemeente was wel aangekondigd door de Heer Jezus (Mat.16:18), maar bestond voordien niet, omdat de Heilige Geest nog niet gekomen was (Joh.7:39; 16:7; Hand.2:33). De Gemeente was dan wel aangekondigd, maar was totdat de apostel Paulus het bekend maakte een verborgenheid (Ef.3:4-11; Kol.1:24-27; Rom.16:25-27). De gelovige Jood en gelovige heiden werden door de Heilige Geest tot één Lichaam -de Gemeente- samengevoegd (1Kor.12:13). Haar zegeningen waren geen aardse, maar hemelse (Ef1:1-3). De Bijbel weet niets van een Kerk of Gemeente vanaf Adam.

____________________________________________________________________________________________