Oude Testament – Op weg naar Sion – Psalm 84

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Psalmen

Oude Testament

Op weg naar Sion

Psalm 84

Inleiding

Het is alweer enige jaren terug dat mijn moeder stierf, en ik was, wegens verblijf in het buitenland, niet in de gelegenheid om haar begrafenis bij te wonen. Voor mij was dat een moeilijke tijd omdat ik ernaar verlangde om die dag, zoals veel anderen, bij te wonen. Om die reden kan ik de gevoelens van diegene die Psalm 84 heeft geschreven heel goed begrijpen. Ik begrijp natuurlijk wel dat de vergelijking enigszins mank gaat, omdat je een moeder niet kunt vergelijken met God, naar wie de psalmist uitkeek, maar toch!

De uitdrukking ‘verschijnen voor God in Sion’ geeft aanleiding tot de gedachte dat het hier om een Joodse man gaat die niet in de mogelijkheid is om op te gaan naar Jeruzalem om één van de drie jaarlijkse feesten bij te wonen (Ex.23:17, 34:23). Veertig jaar heeft het volk in de woestijn gewandeld, na de uittocht uit Egypte. Maar ook nadat ze het beloofde land waren binnengetrokken, herinnerden deze drie feesten hen eraan dat ze nog steeds pelgrims waren op aarde (1Kron.29:15), zoals nu Gods volk op aarde dat is (1Petr.1:1, 2:11). Iemand heeft dat eens zo onder woorden gebracht: “Een landloper heeft geen huis, een vluchteling rent weg van huis, een reiziger is weg van huis, een pelgrim is op weg naar huis”. Maar de onmogelijkheid van de psalmist om niet aanwezig te kunnen zijn op het feest beroofde hem niet van de zegen van de gemeenschap met God, dat lezen we in het vervolg van deze Psalm.

Mijn verlangen is naar God

We weten niet wat de reden was waarom deze man niet kon gaan. Misschien was hij ziek of waren er andere problemen. Hij schrijft: ‘Hoe liefelijk zijn uw woningen, o HERE der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des HEREN; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God’ (vs.1-2). Zijn verlangen was niet uitsluitend om naar Jeruzalem te gaan om een feest te vieren en er deel van uit te maken en ook niet om te tempel te bezoeken met al zijn pracht. Hij wilde naar de tempel gaan om God te ontmoeten. Of om het met de woorden van Psalm 42:2-3 te zeggen: ‘Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’. Gods huis – of beter – Gods aanwezigheid is voor de ziel wat een nest is voor een zwaluw: een plaats van rust, vrede en bevrediging. ‘Zelfs vindt de mus een huis, en de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen neerlegt’ (vs.3). De psalmist is wat jaloers op de priesters: ‘Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig’ (vs.5). Buitenstanders werden niet geacht om er te wonen, en er was zelfs een limiet gesteld voor hen die wel binnen mochten komen. Wij hebben echter het voorrecht om rechtstreeks met God gemeenschap te mogen hebben, waar we ook zijn, zonder bemiddeling van een priester. Heeft u datzelfde verlangen als de psalmist om God te ontmoeten en te aanbidden?

Mijn kracht is in God

Zoals al gezegd, werd iedere man geacht drie feesten in Jeruzalem bij te wonen en te vieren. Hele dorpen gingen in groep samen en zongen onderweg liederen. ‘Welzalig de mensen wier sterkte in U is, in wier hart de gebaande wegen zijn. Als zij trekken door een dal van balsemstruiken, maken zij het tot een oord van bronnen; ook hult de vroege regen het in zegeningen. Zij gaan voort van kracht tot kracht en verschijnen voor God in Sion’ (vs.6-8). Ziet u ze al op weg gaan? Men heeft mij verteld dat mijn grootvader, als hij op zondag te voet naar de kerk ging onderweg altijd hardop geestelijke liederen zong. Hoe gaan wij op naar onze samenkomst, ook met een lied in onze mond en in ons hart? ‘Welzalig zij die in uw huis wonen, zij loven U gestadig’ (vs.5). De weg die ze gaan moesten bleek een weg vol beproevingen, want ze kwamen door een vallei die Baka[1] heette (d.i. ‘geween’). Een tranendal zeggen we dan, waarmee we bedoelen dan het leven hier op aarde soms veel verdriet en zorgen kent. Maar we lezen dat zij dat dal tot ‘een oord van bronnen’ maakten. Niets kon hen tegenhouden, niets kon hun vreugde wegnemen. Ze zagen uit ‘naar de vreugde die voor hen lag’ (vgl. Hebr.12:2). Als ze door het dal trokken, lieten ze een zegen achter voor iemand anders. Ze bleven niet in het dal, ze trokken er door (vgl. Ps.23:4)! Hun beproevingen hadden hen niet bitter gemaakt, maar beter! Gaan ook wij op onze pelgrimsreis niet vaak door een tranendal? En als je er door trekt kom je er dan rijker uit? Zij gaan voort van kracht tot kracht en verschijnen voor God in Sion(vs.7). Ze keken vooruit om de levende God te ontmoeten als ze opgingen naar Jeruzalem om een feest te vieren. Ook wij gaan van kracht tot kracht. Misschien zeg je als je vooruitkijkt: ‘Ik haal het nooit!’ Maar je zult er komen! Hij zal jou de kracht geven op je reis naar Sion. “Nooit kan ’t geloof te veel verwachten; des Heilands woorden zijn gewis. ’t Faalt aardse vrienden vaak aan krachten, maar nooit een vriend als Jezus is”.

We lezen van David ‘dat hij zich sterkte in de Here zijn God’ (1Sam.30:6). Kracht voor de reis krijg je door gebed en het Woord. Vandaar dat de psalmist zegt: ‘Here, God der heerscharen, hoor mijn gebed’ (vs.9). En tegen Elia werd door de engel des Heren gezegd: ‘Sta op, eet, want de reis zou voor u te ver zijn’ (1Kon.19:7). Bidt u en eet u, opdat u de reis goed kunt voleindigen?

Mijn vertrouwen is op God

De psalmist verlangt ernaar om de voorhoven van God binnen te gaan. Maar als hij daarover nadenkt, realiseert hij zich dat hij voor het ontvangen van Gods zegen niet afhankelijk is van een verblijf in de tempel. ‘Want de HERE God is een zon en schild, de HERE geeft genade en ere; het goede onthoudt Hij niet aan hen die onberispelijk wandelen’ (vs.12). Met Genade – zo begint de geestelijke reis. We zijn behouden door Gods genade. We geloven Jezus Christus, en Gods genade heeft ons gered. Met ere of heerlijkheid – zo eindigt onze reis. Eenmaal zal de dag aanbreken dat we in de hemel zullen zijn en zijn heerlijkheid voor altijd zullen aanschouwen. Maar tussen genade en heerlijkheid, ligt het leven dat soms moeilijk kan zijn. We lezen in 1Petrus 5:10 ‘Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten’. Wat begint met genade, eindigt met heerlijkheid, maar hoe gaan wij de reis die ligt tussen genade en heerlijkheid? ‘Want de HERE God is een zon en schild’. Hij is een ‘zon’. De zon voorziet in het nodige licht dat we nodig hebben op onze reis. ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad’ (Ps.119:105). Hij is een schild. Dat houdt bescherming en veiligheid in. We beginnen de reis in genade, we volbrengen onze reis in het vertrouwen op God die voorziet en beschermd, en we eindigen onze reis door in te gaan in Gods heerlijkheid. Wat wil ‘onberispelijk wandelen’ zeggen (vs.12)? Dat wil zeggen dat we wandelen in het licht, in gehoorzaamheid aan zijn Woord, dat wij Hem liefhebben en vertrouwen. Hoort u bij die mensen die ‘onberispelijk wandelen’ op weg Hem tegemoet? Gaat u mee op reis naar Sion?

______________________________________________________________________________

[1] Het woord dat in vs. 7 vertaald is met ‘balsemstruiken’ is het Hebr. woord ‘baka’, tevens de naam van een vallei in Palestina. Deze naam betekent ‘wenen’. Het sap van de balsemstruik stroomt als tranen en hij wordt ook wel ‘de huilende boom’ genoemd.

_________________________________________________________________________________________________________________________________________