'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
De tweede komst van de Heer Jezus maakt niet alleen maar onderdeel uit van het geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd (Jud.:3), maar een waarheid die betekenis in ons leven moet bewerken om van ons een betere gelovige te maken. Profetie is ons niet gegeven voor speculatie, maar voor motivatie! Het is niet voldoende op de hoogte te zijn van Jezus’ komst, we dienen het een plaats te geven in het leven van een gelovige van elke dag. Jammer genoeg zijn er gelovigen in de gemeente te Thessalonika die het onderwijs van Jezus’ komst verkeerd interpreteerden en er misbruik van maakten. In dit laatste hoofdstuk van de tweede brief aan de Thessalonicenzen vermaand Paulus hen om hun wandel te veranderen.
Inleiding
Wanneer ontstane problemen niet worden opgelost, gaan ze groeien en zullen grotere problemen veroorzaken. Een snee met een mes in een vinger kan onschuldig lijken, maar kan toch een ontsteking tot gevolg hebben die de gezondheid ernstig kan schaden. Wanneer je de dokter zou vertellen dat je op een roestige spijker hebt getrapt, zal hij in de meeste gevallen je onmiddellijk een tetanusinjectie geven, ook al is het wondje voor jou van weinig betekenis.
Problemen in de Gemeente zijn gelijk aan fysieke problemen: wanneer ze niet behandeld worden, gaan ze groeien en verergeren en kunnen anderen besmetten. Zoals een ‘wortel van bitterheid’ kan opschieten, onrust in de Gemeente kan veroorzaken waardoor velen verontreinigd worden (Heb.12:15). De plaatselijke Gemeente is een lichaam, en wat bacteriën betekenen in een fysiek lichaam, is de zonde in het geestelijk lichaam. Toen Paulus zijn eerste brief aan de Thessalonikers schreef, waarschuwde hij hen om zich met hun eigen zaken te bemoeien en met hun eigen handen te gaan werken (1Thes.4:11). Hij gaf de raad aan de broeders de ‘ongeregelden’ terecht te wijzen. (1Thes.5:14). Het is mogelijk dat deze ‘ongeregelden’ zich niet hebben laten gezeggen, want Paulus komt er in zijn tweede brief op terug.
Wat was het probleem? Sommige leden van de Gemeente hadden Pauls’ onderwijs betreffende de komst van de Heer Jezus niet goed begrepen, ze gingen niet meer aan het werk en leefden van de vrijgevigheid van de Gemeente. Zij werkten niet meer terwijl de anderen dat wel deden. En n verwachten dat de Gemeente hen zou ondersteunen. Het is mogelijk dat deze groep van luie gelovigen de oorzaak zijn van de verkeerde leer waarvan Paulus spreekt in 2Thessalonicenzen 2:2. Zij roddelden ook over andere mensen in de Gemeente, maar zij verdedigden zichzelf door te beweren dat de ‘Heer spoedig zou komen’. Niet goed begrepen en verkeerd uitgelegd van Gods woord kan veel kwaad veroorzaken. Het verleden geeft voldoende bewijs van hen die de datum van Jezus’ terugkeer hebben berekend waar door de volgers geforceerd werden hun bezittingen te verkopen en gaan zitten wachten op de komst van de heer Jezus. Alle onderwijs die ingaat tegen de gezonde leer van Gods woord dienen we te verwerpen.
Paulus verwachtte van de hele Gemeente om samen te werken om dit probleem op te lossen. De Gemeente dient in liefde met zijn eigen leden om te gaan en proberen ze op andere gedachten te brengen.
Bidt en wees geduldig (3:1-5)
Het krachtig gebed van een gelovige vermag veel, zo onderwijst Jakobus ons! (Jak.5:16). Ook al is satan in deze wereld aan het werk, we kunnen hoe dan ook tot God bidden en uitzien naar zijn antwoord. Paulus’ verzoek was dat ze zouden bidden voor zijn dienst; dat het woord van God verder verkondigd wou worden. De enige manier om Satans leugens te ontkrachten, is door het Woord van God te verkondigen. Het woord van God is niet gebonden en bereikte ook de Thessalonicenzers, die het hadden aangenomen, ‘niet als woord van mensen, maar, zoals het werkelijk is als Gods woord, dat ook in hen werkte’ (1Thes.2:13). De Heer is trouw en zal ons versterken en bewaren voor de boze. Het maakt niet uit waar het woord van God gepredikt wordt, de satan zal zijn werktuigen, onbehoorlijke en boze mensen ertoe aanzetten Gods werk tegen te staan (Hand.18:1-12). We kunnen mensen niet vertrouwen, maar ‘de Heer is trouw en zal onze harten richten tot de liefde van God en tot de volharding van Christus (vs.5).
Werk als je wilt eten (3:6-13)
Sommige gelovigen hadden het onderwijs betreffende komst van Christus verkeerd begrepen en toegepast. ‘Als de Heer spoedig komt’ was hun redenatie, dat kunnen we onze job wel opgeven en wachten op zijn terugkeer’. In de achter ons liggen eeuwen zijn er altijd groepen geweest die deze fout gemaakt hebben. Van een bekende sekte is geweten dat ze de wereld achter zich hebben gelaten, naar een bepaalde plaats zijn samengekomen om daar op de Heer te wachten, en na enige tijd weer teleurgesteld naar huis zijn teruggekeerd. Hoe dwaas kunnen mensen handelen wanneer ze het duidelijke onderwijs van God veranderen in een dwaling. Paulus roept de gelovigen op om afstand te nemen van deze luie gelovigen die het Woord van God verwierpen, op kosten van de Gemeente wilden leven en tot een aanstoot voor de ongelovigen waren. De trouwe gelovigen moesten de tegenstanders niet als hun vijanden behandelen, maar wel handelen met hun praktijken.
Paulus stelt hier zichzelf als voorbeeld. Toen Paulus bij hen was, werkte hij en zijn medewerkers met hun eigen handen om niemand tot last te zijn (1Thes.2:9; Hand.20:33-35). Herhaaldelijk heeft Paulus de gelovigen opgeroepen om met hun eigen handen te werken en in hun eigen levensbehoefte te voorzien. ‘Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten’, was Paulus’ principe. Het is duidelijk dat de Gemeente de zorg voor de echte behoeftigen op zich nam (Hand.3; 1Tim.5). Maar de Gemeente wordt niet verantwoordelijk geacht voor hen die wel kunnen, maar niet willen werken. Zij die weigeren te werken, en tijd genoeg hebben, hebben de neiging zich met andermans zaken te bemoeien. Dit zorgt voor een slecht getuigen tegenover de ongelovigen (zie Kol.4:5). De waarheid betreffende de wederkomst van Christus behoort ons te stimuleren om rustig ons werk te doen in afwachting van zijn verschijning. Wanneer trouwe gelovigen, ontrouwe gelovigen zo handelen kunnen ze erdoor ontmoedigd worden. Paulus bemoedigd hen met de woorden: ‘Maar u, broeders, moet niet moedeloos worden in goeddoen’ (vs.13; Gal.6:9). Laten bij Jezus’ komst trouw bevonden worden’ ‘Gelukkig die slaven die de heer, als hij komt, wakend zal vinden’ (Luk.12:37).
Luister naar het Woord en werk het uit (3:14-18)
Het woord van God vraagt erom gehoorzaamt te worden. Hen die weigeren te doen wat God door de mond van Paulus had laten verkondigen moesten door de Thessalonikers getekend worden en overeenkomstig behandeld. Deze daad is niet een officiële tuchtmaatregel door de Gemeente opgelegd, zoals we kunnen lezen in 1 Korinthiërs 5, maar een persoonlijke correctie uitgeoefend door individuele leden van de Gemeente. We mogen luiheid nooit toestaan. Wanneer elke gelovige Gods woord onvoorwaardelijk zou gehoorzamen, zou de Gemeente, heiliger, gelukkiger en meer zijn in getuigenis en dienst.
Een van de sterke punten van de gelovigen in Thessalonika was hun houding ten opzichte van God woord (1Thes.1:5-6; 2:13). Ze hoorden, ontvingen, geloofden en deelden het woord met anderen. Maar sommige gelovigen verharden zich tot het woord; zij hoorden het maar gehoorzaamden niet. De gevolgen van hun ongeloof en ongehoorzaamheid werd gezien in hun wandel en leven; zij waren een aanstoot voor de Gemeente. We dienen hoorders en daders van het woord te zijn (Jak.1:22-27).
Paulus’ zegenwens gaat over vrede en genade. Deze gelovigen hadden vrede nodig! Ze ervoeren grote verdrukking; sommigen hen waren gestorven; sommigen leefden ordeloos. We kunnen vrede in onze harten hebben wanneer we ons overgeven aan Christus, in zijn beloften geloven, en uitzien naar zijn terugkeer. Niets kan de beproefde gelovige meer bemoediging dan de verwachting van Jezus’ komst. De vrede komt door zijn aanwezigheid: ‘De genade van onze Heer Jezus Christus zij met u allen’. De God van de vrede geeft ons de vrede van God (Fil.4:4-9). Paul voegt zijn persoonlijke zegenwens van genade toe, zoals hij gewoon was te doen, wat de echtheid verzekerde. Satan heeft zijn vervalsingen en namaak, daarom verzekerd Paulus hen dat zijn brief authentiek en gezaghebbend was (1Kor.16:21; Gal.6:11; Kol.4:18).
Excurs
Wat is tekenen en in welke gevallen kan het worden toegepast? Iemand heeft het ‘tekenen’ als volgt gedefinieerd: ‘Onder ‘tekenen’ verstaan we het openlijk aanwijzen en tekenen van hem of haar die ongeregeld wandelt en niet naar vermaning wil luisteren. Het verbreken van iedere omgang houdt niet in het buitensluiten van de betreffende persoon, want we mogen hem of haar niet als een vijand beschouwen’.
In de context waarin dit tekstgedeelte vermeld is, gaat het over sommigen die ‘ongeregeld’ wandelen door niet te werken, maar zich met andere zaken bemoeien (vs.11). De conclusie die Paulus daardoor trekt is: ‘Als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten’ (vs.10). Voor alle duidelijkheid het gaat over hen die niet ‘willen’ werken, maar het wel zouden kunnen.