Gelijkenissen – Het grootste wonder – Lukas 7

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Lukas

Gelijkenissen

Het grootste Wonder!

Lukas 7:36-49

‘Waar vergeving is, kan genezing zijn’

Voorwoord

Vergeving, daarover gaat dit artikel. ‘Iedereen zegt dat vergeving een geweldig idee is, totdat ze zelf iemand moeten vergeven’ – C.S.Lewis

In Lukas 7 zien we drie wonderen: (1) de genezing van de dienstknecht van de hoofdman was een groot wonder; (2) de opwekking van een dode en nog groter wonder en (3) de vergeving van een zondares het grootste wonder! Vergeving heelt de grootste nood, brengt de grootste vrucht voort en vergt de grootste prijs. Het kostte God weinig moeite om iemand te genezen, maar het kostte Hem zijn Zoon om ons te kunnen vergeven!

Inleiding

Waarom nodigde Simon, de farizeeër de Heer Jezus uit? Uit nieuwsgierigheid of om hem te verzoeken, zoals dat vaker gebeurde? (Zie: o.a. Mat.16:1; 19:3). Simon was op de hoogte van de zonden van de vrouw (7:39), maar hij vergat wat hijzelf was; ook een zondaar! De vrouw was in de zonde gevallen, maar Simon leefde erin door zijn hooghartige houding, die de farizeeën eigen was (Luk.18:11). Rijken en hen die het in deze wereld gemaakt hebben, hebben net zo goed vergeving nodig als armen en gevallenen; beiden staan schuldig voor God, omdat er niemand is die goed doet, allen onder zonde zijn en hebben gezondigd (Rom.3:9vv.). Mensen die in de nabijheid van de Heer Jezus komen, zien eerder hun onvolmaaktheid en schuld. We hoeven maar te denken aan de volgende personen: Abraham die zei: ‘Zie toch, ik heb mij verstout tot de Here te spreken, hoewel ik stof en as ben’ (Gen.18:27). Ezra getuigde van het volk en zichzelf: ‘Mijn God, Ik schaam mij en durf mijn ogen niet tot U opslaan, o mijn God, want onze ongerechtigheden zijn ons boven het hoofd gewassen en onze schuld is gestegen tot de hemel’ (Ezr.9:6).  En wat te denken van de profeet Jesaja die zei: ‘Wee mij, ik ga ten onder, want ik ben een man, onrein van lippen, en woon te midden van een volk, dat onrein van lippen is’ (Jes.6:5) en Petrus op zijn beurt, zei tot de Heer Jezus: ‘Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Heer’ (Luk.5:8). Iemand die in de nabijheid van God komt en zich spiegelt aan Gods Woord, zal tot de erkenning komen dat hij voor God niet kan verschijnen, in de staat waarin hij is.

We hebben allemaal vergeving nodig!

‘Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekkingen van het vlees en van de geest’ (2Kor.7:1)

Tijdens de inwijding van de tempel was het Koning Salomo die verklaarde, dat ‘er geen mens is die niet zondigt’ (1Kon.8:46; Rom.3:23). Deze vaststelling wordt bevestigd door het Nieuwe Testament. De mens is geen zondaar omdat hij zondigt, maar hij zondigt om hij een zondaar is! Elk mens heeft gezondigd en staat schuldig voor een heilig God, die ‘te rein van ogen is om het kwaad te zien, en die het onrecht niet kan aanschouwen’ (Hab.1:13). Wil een mens met God in gemeenschap komen, dan heeft hij vergeving nodig van zonden en verzoend te worden door Christus.

Zonden van het vlees en de geest

Zonden zijn er in meerdere vormen, de zonden van de vrouw in de gelijkenis zullen immoreel van aard zijn geweest, bevlekking van het vlees. Haar gedrag was bekend en haar zondig zichtbaar voor iedereen (vs.37, 39, 47). De farizeeër daarentegen was een toonbeeld van vroomheid, de buitenkant was onberispelijk, maar de binnenkant tegenovergesteld, de zonden van de geest werd in hun openbaar. Het is niet voor niets dat de Heilige Geest een heel hoofdstuk wijdt aan de farizeeën en Schriftgeleerden (Mat.23). De hoogmoed van de geestelijke leiders van Israël leidde ertoe dat Jezus verworpen en gekruisigd werd.

Bewuste en Onbewuste zonden

‘Wie dan weet goed te doen en het niet doet, voor die is het zonde’ (Jak.4:17). De Heer Jezus nam het Simon de farizeeër kwalijk dat hij niet aan de Heer Jezus de nodige aandacht had besteed, zoals het behoorde in de joodse cultuur van Jezus’ tijd. ‘Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt u Mij niet gegeven, maar zij heeft mijn voeten met tranen nat gemaakt en met het haren afgedroogd. Een kus hebt U mij niet gegeven, maar zij heeft vanaf dat Ik binnengekomen ben niet opgehouden mijn voeten innig te kussen. Met olie hebt u mijn hoofd niet gezalfd maar zij heeft met balsem mijn voeten gezalfd’ (vs.44-46). Simon zag wel de zonden van de vrouw, maar was blind voor zijn eigen tekortkomingen. En is dat bij ons ook niet vaak het geval?

Openbare of verborgen zonden (1Tim.5:24)

Zo, schrijft de apostel Paulus aan zijn geestelijk kind, Timotheüs: ‘Van sommige mensen zijn de zonden tevoren openbaar en gaan hun voor in het gericht; maar bij anderen volgen zij’ (1Tim.5:24). Deze tekst staat in verbinding met vers 22 waar gesproken om voorzichtig te zijn met een al te snel oordeel, zowel positief als negatief. ‘Leg niemand snel de handen op…’. Het kan gebeuren dat een gelovige verkeerd doet zonder het te beseffen. ‘Ik wist niet dat het de hogepriester was’ erkende Paulus toen hij zei: ‘God zal u slaan, gewitte wand!’. Over zijn vervolging van de gemeente erkende Paulus dat hij het ‘onwetend had gedaan, in ongeloof’ (1Tim.1:13). Ja, ‘Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde daarvan voert naar de dood’ (Spr.14:12), dus onderzoekt uzelf of u in het geloof bent, beproeft uzelf! (2Kor.13:13).

Vergeving is een gift van God.

‘En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft’ (Luk.7:49)

Vergeving is uit genade

Simon, de farizeeër was uiteraard van de gedachte dat je bij God wel in een goed blaadje kon komen door goede werken, maar genade is niet iets wat je kan verdienen of kopen, wij zijn immers bankroet. We zien dit heel goed tot uitdrukking komen in wat die farizeeër in een andere gelijkenis zei: ‘O God, ik dank U, dat ik niet ben zoals de overige mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers, of ook als deze tollenaar. Ik vast tweemaal in de week, ik geef tienden van al mijn inkomsten’ (Luk.18:11:12; Mat.23:13). De apostel Paulus schreef: ‘Want uit genade bent u behouden, door het geloof; en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken’ (Ef.2:8-9).

Vergeving ontvang je door geloof

De vrouw ontving geen genade door haar tranen of door de zalving met balsem van de voeten van de Heer Jezus. Wat je ook zou doen, vergeving is door genade. De Heer Jezus had al eerder gezegd: ‘Haar vele zonden zijn vergeven’ (vs.47) en vers vijftig sluit daarbij aan, waar de Heer zegt: ‘Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede’ (vs.50).

Vergeving is zeker

Over de vrouw had de Heer Jezus tot Simon gezegd: ‘Haar vele zonden zijn vergeven’(vs.47) en tot de vrouw zei Hij: ‘Uw zonden zijn vergeven’ (vs.48). Als iemand haar een paar dagen later zou hebben gevraagd: ‘Hoe ben je zo zeker dat je behouden bent en dat je zonden vergeven zijn?’, dat had ze kunnen zeggen: ‘De Heer heeft het gezegd!’. En wat zouden wij zeggen als zo’n vraag aan ons gesteld zou worden? We zouden bijvoorbeeld kunnen verwijzen naar wat Gods Woord daarover zegt: ‘Deze dingen heb ik u geschreven, opdat u weet dat u eeuwig leven hebt’ (1Joh.5:13). Om die reden is het ook zo belangrijk te weten dat we als basis voor ons geloof het Woord van God bezitten en dat is heel wat anders dat het woord van mensen is (vgl. 1Thes.2:13). ‘Het Woord is betrouwbaar en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars te behouden’ (1Tim.1:15).

Vergeving is kostbaar

De behoudenis is uit genade, maar is niet goedkoop! We zijn niet verlost door vergankelijke dingen, zoals zilver of goud, maar door kostbaar bloed van een vlekkeloos en onbesmet lam, heet bloed van Christus (1Petr.118-19). Nee, vergeving schenken is niet goedkoop, het kostte de Heer Jezus zijn leven. Is het niet dat Hij op het kruis heeft uitgeroepen: ‘Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen’ (Luk.23:34). Vergeving is uit genade, maar dat wil niet zeggen dat iedereen behouden is, zoals er zijn die dat beweren. Zoals Paulus schrijft: ‘Maar nu is, buiten de wet om, gerechtigheid van God geopenbaard… door geloof in Jezus Christus tot allen en over allen die geloven’ (Rom.3:22). Gods genade en vergeving strekt zich uit tot aan alle mensen, maar is uitsluitend van toepassing op hen die de Heer Jezus in geloof als hun Heer en Heiland hebben aanvaard.

Vergeving schenken

‘Waar vergeving is, kan genezing zijn!’

Ook wij, als kinderen van God en discipelen van de Heer Jezus, worden opgeroepen om vergeving te schenken, er is zelfs een gelijkenis aan gewijd. Vergeving vergt ook hier een grote prijs, want we weten allemaal, en misschien wel uit ervaring, hoe moeilijk het is vergeving te schenken of te ontvangen. (Kol.3:13). Als er onenigheid is tussen broeders of zusters, of in de gemeente, dan getuigd het van geestelijke volwassenheid dat men elkaar vergeven kan. ‘Maar weest jegens elkaar goedertieren, welgezind, elkaar vergevend, zoals ook God in Christus u vergeven heeft’ (Ef.4:32; Kol.3:12-13). Wanneer we ons herinneren dat een broeder of zuster iets tegen ons heeft, moeten we daarmee ook niet te lang wachten. ‘Maar wees spoedig welgezind, jegens uw tegenpartij (Mat.5:25). Het kan ook zijn dat u iets tegen iemand hebt, ook dan dient vergeving een plaats te krijgen (Mark.11:25), want waar vergeving is, kan genezing, herstel zijn!

Vergeving resulteert in een nieuw leven

‘Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde’  (Luk.7:47)

Wie veel vergeven is, heeft veel lief! Dat is wat de gelijkenis ons ook wil duidelijk maken, namelijk dat toegepaste genade tot resultaat zou moeten leiden om Hem te dienen die het geschonken heeft. ‘Jezus zei tegen hem: ‘Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij nu sprak: ‘Meester, zeg het!’ ‘Een schuldeiser had twee schuldenaars; de één was vijfhonderd denaren schuldig en de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen dan zal hem het meest liefhebben?’ Simon antwoordde en zei: Ik veronderstel, hij aan wie hij het meeste heeft geschonken. Hij nu zei tot hem: U hebt juist geoordeeld (7:40-43). Nu begrijpen we wellicht ook beter de ijver die de apostel Paulus tentoonspreidde voor de Heer: hij wist hoeveel kwaad hij had gedaan, hoe groot zijn schuld was, voordat hij de Heer Jezus ontmoette. Vanaf het moment dat Paulus Christus leerde kennen wenste hij ‘dat Christus zou worden grootgemaakt in zijn lichaam, want te leven is voor mij Christus’ (Fil.1:20). Liefde voor Christus uit zich in liefde voor anderen, dat is het resultaat van vergiffenis. De vrouw schaamde zich niet voor haar liefde voor de Heer Jezus, iedereen had kunnen zie hoe ze Jezus’ voeten met tranen had natgemaakt, en met haar haren afgedroogd en gekust. Een totale toewijding, dat ook ons niet zou misstaan. ‘Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden’ (2Kor.5:17). Dat is wat iemand, die zich heeft bekeerd tot Christus, mag weten en ervaren, een nieuw begin, maar ook een nieuwe liefde want de liefde van God is in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is’ (Rom.5:5). Ze ervoer de vrouw een nieuwe vrijheid (Joh.8:36) en een nieuwe vrede, de vrede van God die alle verstand te boven gaat! (Rom.5:1).

Simon, de farizeeër

‘Als u blind was zou u geen zonde hebben, maar nu zegt u: Wij zien; dus blijft uw zonde’ (Joh.9:41)

En hoe is het met Simon, de farizeeër verdergegaan? We horen daar niets meer over, hoewel hij ook die weg had kunnen gaan die de vrouw ging, maar hij liep de gelegenheid mis. We mogen ervan uitgaan dat hij vastgeroest zat in zijn overtuiging, dat een mens gerechtvaardigd kon worden door het houden van de Wet. Was dat niet het probleem van zoveel Farizeeën en Schriftgeleerden? Het probleem van Simon en zoveel anderen, was geestelijke blindheid. Die blindheid wordt treffend geïllustreerd in de beschrijving van de genezing van de blindgeborene in Johannes 9. De Heer Jezus geeft de Farizeeën, op hun vraag: ‘Zijn wij soms ook blind?’, het volgende antwoord: ‘Als u blind was zou u geen zonde hebben, maar nu zegt u: Wij zien; dus blijft uw zonde’ (Joh.9:41). Simon zag zichzelf niet. Hij dacht dat hij een rechtvaardig persoon was, aangenaam voor God, maar in werkelijkheid was hij dat niet. Hij zag wel de zonden van anderen, maar niet die van hemzelf. Hij verstond zelfs niet hoe hij de Heer Jezus vernederde door hem niet de eer te geven die gasten normaliter ontvangen (7:44-45). Hij had ook geen goede kijk op de vrouw, die bij de Heer Jezus kwam. Hij zag alleen haar verleden. Hij zag alleen maar de buitenkant, niet de binnenkant van de vrouw. De Heer zag beide! De werkelijke oorzaak van zijn blindheid was, dat hij niet zag wie de Heer Jezus werkelijk was. Hij noemde hem ‘Meester’ (vs.40), maar in zijn hart zei hij: ‘Als deze een profeet was… (vs.39). Niet eerder dan dat wanneer een mens de Heer Jezus werkelijk heeft leren kennen, zal hij of zij werkelijk weten wie Hij is. Eerder zullen de ogen van zondaren niet opengaan en blijven ze blind. Zo ook Simon!

______________________________________________________________________________________________________________________________