'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Johannes Markus woonde met zijn moeder Maria (Hand.12:12) in Jeruzalem, en was een leider in de gemeente aldaar. Sommige bijbelleraars denken dat hij de man was die vluchtte in de tuin toen Jezus werd gearresteerd (Mark.14:51-52), maar dat is slechts een vermoeden. Johannes Markus vergezelde zijn neef Barnabas (Kol.4:10) en Paulus op hun ‘hulpactie reis’ (Hand.11:27-30) en hun eerste zendingsreis (Hand.13:5), maar liet hen achter in Perge en keerde terug naar huis (Hand.13:13). Dit veroorzaakte later een scheiding tussen Barnabas en Paulus en leidde er toe dat Barnabas zich ontfermde over Markus (Hand.15:36-41). Evenwel, voordat hij stierf, erkende Paulus Markus’ dienst en sprak vol lof over hem (Kol.4:10; 2Tim.4:11). Petrus noemde Markus ‘mijn zoon’ (1Petr.5:13), dat misschien een aanwijzing kan zijn dat Markus door de dienst van Petrus tot geloof is gekomen. De traditie noemt Markus de ‘tolk van Petrus’; hetgeen suggereert dat het Evangelie naar Markus, Petrus’ verslag is van de woorden en daden van de Here Jezus (Zie: 2Petr.1:15).
Het onderwerp
Markus schreef hoofdzakelijk voor Romeinse lezers, en legt de nadruk op de Here Jezus als de Dienstknecht van God (Mark.10:44-45). Een van de sleutelwoorden is ‘terstond’, dat éénenveertig keer gebruikt wordt. Markus schildert de Here Jezus als de Dienstknecht van God die voortdurend onderweg is voor de noden van alle mensen. Het feit dat Markus Joodse gewoonten en Aramese woorden verklaart duidt erop dat hij heidense lezers op het oog heeft. Markus legt ook de nadruk op discipelschap en verdrukking. Het Markus evangelie was ongetwijfeld een grote bemoediging voor de lijdende gelovigen onder keizer Nero.
Zoals bij de nederige Dienstknecht past vinden we hier geen afstamming en geboorte, en ook veel minder woorden en toespraken dan bij Mattheus, maar meer zijn wérk, dat Hij als de van God gezondene aan Gods volk verricht. Tegelijk vinden we hier ook belangrijk onderwijs van de Dienstknecht aan hen die zíjn dienstknecht willen worden en in zijn voetspoor willen treden om zijn verwerping én beloning te delen.
Inleiding en presentatie van de Dienstknecht (1:1-13)
Het werk van de Dienstknecht in Galilea (1:14–9:50)
Aanvankelijke successen (1:14-6:29)
Persoonlijke terugtrekking (6:30-9:32)
Beëindiging van de dienst in Galilea (9:33–50)
De reis van de Dienstknecht naar Jeruzalem (10)
De laatste ‘werkweek’ van de Dienstknecht (1 –15)
Openbare dienst en tegenstand. (11:1-12:44)
Persoonlijk onderwijs en dienst. (13:1-14:31)
Gevangneming, verhoor en kruisiging. (14:32-15:47)
De overwinning van de Dienstknecht (16)
Opstanding en hemelvaart.
Het kenmerkende. Markus vermeld ongeveer de helft van alle wonderen die Christus gedaan heeft. De genezing van de doofstomme man (7:31-37) en de genezing van een blinde man (8:22-26) worden alleen bij Markus gevonden. Van de achttien gelijkenissen die hij vermeldt, zijn er twee specifiek voor het Markus evangelie (4:26-29; 13:34-37). Er is slechts één grote toespraak (hoofdstuk 13), omdat Markus gericht is op actie en niet op toespraken. Hij vermeld vaak de activiteiten van de Heer, zoals Zijn ‘rondom zich ziende’ en zijn uitdrukking van emotie. Zijn Evangelie is werkelijk een geweldige vermelding van het leven en werk van Jezus Christus, Gods Dienstknecht.