Pre-Wrath Rapture – Deel 5 – De Profetische uitleg van Openbaring 2 en 3

30 november, 2023

Rubrieken: Pre-Wrath Rapture

Pre-Wrath Rapture of the Church

Deel 5

De Profetische uitleg van Openbaring 2 en 3

Voorwoord vooraf

In het achtste deel van de evangelische dogmatische reeks met de titel ‘De kerk van God II’ gaat de auteur W.J. Ouweneel in hoofdstuk 2 onder de titel ‘Profetische uitleg van Op2 en 3′ uitvoerig in op de profetische benadering van deze twee hoofdstukken. Aanbevolen voor hen die dieper willen ingaan op dit onderwerp.

Inleiding

In zijn boek The Pre-Wrath Rapture of the Church beweert de auteur dat de zeven gemeenten vermeld in Openbaring 2 en 3 geen beschrijving zijn van de verschillende perioden van de kerkgeschiedenis of kenmerken van de kerk gedurende alle perioden van haar geschiedenis weergeeft (blz.34). Ik probeer hieronder daarop een antwoord te geven. De reden dat de auteur (Rosenthal) dat stelt heeft te maken zijn verder onderwijs van de Openbaring, waarin blijkt dat hij in de schare vermeld in Openbaring 7 de Gemeente meent te herkennen. Dat deze redenering niet opgaat blijkt wel uit de tekst zelf van Openbaring 7, want daar worden alleen die gelovigen gezien die uit de Grote Verdrukking komen. En dat kan niet de Gemeente zijn, die is groter dan alleen hen die ‘uit de Grote Verdrukking komen’!

Inleiding

Op de vraag of de hoofdstukken 2 en 3 van het Bijbelboek Openbaring een overzicht geven van de kerkgeschiedenis vanaf het ontstaan van de Gemeente (Hand.2) tot aan de Opname, kan worden verklaard aan de hand van onderstaande argumentatie. In de meeste Protestantse c.q. Reformatorische theologie wordt voorbijgegaan aan deze profetische uitleg en laat met het profetische slechts slaan van hoofdstuk 4 en wat daarna volgt. De hoofdstukken 2 en 3 verklaart men in de traditionele uitleg slechts als een tijdelijke (historische) én praktische uitleg. Dat heeft alles te maken met de Verbondstheologie en hun daarop gebaseerde visie op Israël en de Gemeente. Binnen de Evangelische traditie is men het er unaniem over eens dat Openbaring 2 en 3 naast de historische en praktische uitleg er ook een profetische uitleg mogelijk is. Ik zou geen serieuze bijbelleraar binnen de Evangelische traditie kennen die hieraan voorbijgaat in zijn of haar uitleg over dit Bijbelboek. Men voert daarvoor onderstaande argumenten aan.

Profetische verwijzing naar zeven opmerkelijke toestanden in de kerkgeschiedenis

Het ‘Wat is’ in Op.1:19, duidt op de hoofdstukken 2 en 3, wat voor Johannes op dat moment tegenwoordige tijd was: de toenmalige zeven gemeenten in Asia. Maar in ruimere, profetische zin omvat ‘hetgeen is’ de hele huidige genadebedeling, die begonnen is op de Pinksterdag en voortduurt tot aan de opname van de Gemeente. De profetisch-eschatologische uitleg van Op 2 en 3 houdt in dat de zeven brieven een profetische verwijzing vormen naar zeven opmerkelijke, elkaar opvolgende toestanden in de geschiedenis van de belijdende Kerk, vanaf het eind van de eerste eeuw tot aan de opname van de Gemeente. Openbaring 4:1 spreekt dan ook twee keer van ‘Hierna’. Waarna? Wel van de geschiedenis van de kerk zoals beschreven in de twee voorgaande hoofdstukken.

Aanwijzingen voor de profetisch-eschatologische uitleg van Op 2 en 3

1e. De woorden in 1:3 “Zalig is hij die leest, en zijn zij die horen de woorden van de profetie, en die bewaren wat daarin geschreven staat”. Door deze woorden wordt het gehele boek Openbaring, en dus ook de zeven brieven, als profetie gekenmerkt. Dit profetische karakter kan niet enkel vanaf Openbaring 4 gelden, maar het geldt ook voor Openbaring 1, waar Christus ons wordt voorgesteld in de profetische gestalte van Daniël 7 en 10, namelijk, de gestalte van de Zoon des mensen die gereed staat om het oordeel uit te oefenen. Evenzo moet het profetisch karakter voor Openbaring 2 en 3 gelden. De zeven brieven onderscheiden zich daarmee principieel van de andere nieuwtestamentische brieven: deze hebben elke gelovige, in welke tijd hij ook leeft, iets te zeggen. De zeven brieven hebben dat ook wel maar ze geven in het bijzonder profetie! Profetie in de betekenis van apokalupsis, onthulling om ‘om Zijn dienstknechten te tonen wat weldra moet geschieden’ (1:1). Zoals de rest van Openbaring een schets geeft van de gebeurtenissen die achtereenvolgens in de wereld moeten plaatsvinden, tot aan de zichtbare wederkomst van de Heer, zo schetsen de zeven brieven de ontwikkeling die de Gemeente (als getuigenis van God op aarde) doormaakt vóórdat de Heer de zijnen tot Zich neemt (Joh.14:1-3; 1Thes.4:15-18; 1Kor.15:51).

2e. Het begrip ‘profetie’ heeft in Openbaring een duidelijk eschatologisch karakter, d.w.z. het heeft betrekking op de toekomstige dingen: ‘om Zijn dienstknechten te tonen wat weldra moet geschieden’ in 1:1 (zie ook 22:6!).

3e. Johannes richt zijn gehele schrijven in één boekrol (Gr. biblion) tot de zeven gemeenten (1:4, 11). Het gehele boek Openbaring is daarom voor hem een ondeelbaar profetisch geheel. Dit ondersteund de opmerking onder Openbaring 1:3, namelijk dat de gehele Openbaring toekomst-onthullende profetie is.

4e. Het is opvallend dat juist deze gemeenten gekozen zijn en dat hun getal tot zeven is beperkt. Er waren in Asia méér gemeenten (Hiërapolis, Kolosse, enz.), maar deze zeven zijn genomen en de andere weggelaten, omdat deze zich in toestanden bevonden die de Heilige Geest nodig had, om ons een volkomen (zeven!) beeld van de geschiedenis van de christelijke Kerk op aarde te kunnen geven. Het getal zeven speelt een rol: het geeft een volheid, volkomenheid, en een totaalbeeld aan.

5e. Er is in de zeven brieven een morele volgorde. Men kan zien dat de Heer een vast plan voor ogen had. Het kwaad begint klein, alleen zichtbaar voor het oog van de Heer (Efeze), maar het neemt langzamerhand toe totdat de Gemeente uit de mond van de Heer wordt uitgespuwd (Laodicéa – Op.3:16). We kunnen moeilijk anders dan aan de op elkaar volgende toestanden in de christelijke Kerk denken. De Gemeente op aarde, als voor God verantwoordelijk, wordt van het begin tot haar einde profetisch beschreven in de verschillende toestanden waarin zij achtereenvolgens komen zou. Het gaat dus om zeven opmerkelijke, elkaar opvolgende toestanden in de geschiedenis van de belijdende Kerk. De morele volgorde is er een van toenemende ontrouw en degeneratie van de Kerk. Dit komt overeen met wat de Heer Jezus had voorzegt (Mat.13:24-33). Paulus had ervoor gewaarschuwd: Hand.20:29; 2Thes.2; 2Tim.3; 2Tim.4:3,4; Rom.11:22. Ook Johannes: 1Joh.2 (de geest van de Antichrist). En Petrus: 2Petr.2 en 3. En Judas niet te vergeten. Deze morele volgorde van de brieven, wordt anderzijds door de geschiedenis duidelijk bevestigd. Het ‘Wat is’, is een profetische schildering van de kerkgeschiedenis.

6e. Na het tweede en derde hoofdstuk wordt geen melding meer gemaakt van de Gemeente op aarde. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt ons getoond wat er in de hemel zal gebeuren, en in de volgende hoofdstukken is er nog slechts sprake van de volken, Israël en de grote hoer Babylon.

7e. In de brieven wordt gesproken van de persoonlijke wederkomst van de Heer voor de gemeenten Thyatira (2:25), Sardis (3:3, vgl. 16:15) en Filadelfia (3:11). Hieruit blijkt wel zeer duidelijk dat de inhoud profetisch is. Voor de plaatselijke gemeenten Thyatira, Sardis en Filadelfia kan de Heer niet wederkomen, want deze gemeenten zijn reeds lang verdwenen. Deze gemeenten moeten dus de éne Kerk voorstellen, in zeven toestanden c.q. gedaanten, vanaf het begin tot aan de komst van Jezus Christus voor Zijn Gemeente.

De duur van de periode ‘wat is’

Het lijkt wat vreemd dat de periode van ‘wat is’ nu al bijna 20 eeuwen duurt. In Openbaring vinden we echter meer van zulke aanduidingen. Zo wordt God genoemd: ‘Die is, en Die was, en Die komt’ (1:8). Met ‘is’ wordt hier niet één ogenblik bedoeld, maar een tijdsperiode. Zo ook met het beest: ‘Het beest dat u gezien hebt, was en is niet; en het zal omhoogkomen uit de afgrond’ (17:8): hier betekent ‘is niet’ een bepaalde tijd waarin dit ‘beest’ niet zal bestaan. Met ‘wat is’ in Op 1:19 is de hele periode bedoeld waarin God lankmoedig wacht en grijpt (nog) niet direct in. Dat zal echter wèl gebeuren in de periode van ‘wat hierna zal geschieden’. In Johannes 4 verliet de Heer Jeruzalem en Judéa en ging naar Galiléa. Op weg daarheen moest Hij door Samaria gaan en verbleef aldaar twee dagen (Joh.4:40). Na die twee dagen ging Hij heen naar Galiléa, en kwam in Kana (Joh.4:43, 46; Hos.6:2). Hij kwam op de derde dag (Hos.6:2) terug in zijn eigen land. Deze geschiedenis van Jezus’ wandel van Jeruzalem en Juda naar Galilea is profetisch voor (1e.) de verwerping van Jeruzalem en Juda, (2e. het tijdperk van de Gemeente, (3e.) het herstel van Israël.

Twee gedeelten: 7 = 3 + 4

De zeven brieven aan de gemeenten zijn in twee gedeelten te verdelen: drie gemeenten vormen het eerste gedeelte en de overige vier het tweede. Dit is een erg belangrijk punt. In de brieven aan de eerste drie gemeenten wordt de Gemeente als zodanig aangesproken. Zij worden nog gezien als mensen die allen deel uitmaken van het geheel. In de laatste vier brieven wordt de kleine groep getrouwen als een aparte groep aangesproken: ‘de anderen’ in Thyatira (2:24); ‘weinige namen’ in Sardis (3:4); ‘indien iemand Mijn stem zal horen’ in Laodicéa (3:20). In de eerste drie brieven wordt de Gemeente gewezen op haar oorspronkelijke positie en toestand. God wilde zeggen: als je je bekeert kun je in die toestand hersteld worden: ‘bekeer’ u (Efeze in 2:5; Pergamus in 2:16). Maar in de (vierde) brief aan Thyatira wordt het anders. Dan is gebleken dat de Kerk in haar geheel zich in een verwerpelijke toestand bevindt. Dan wordt het accent gelegd op de hoop die er nog is voor iedere individuele gelovige. De Geest richt zich dan speciaal tot hen die overwinnen en houdt hen de komst van de Heer voor om hen te bemoedigen: ‘Houd vast aan wat u hebt totdat Ik zal komen’ t.a.v. de getrouwe ‘overigen’ in Thyatira (2:24 -25); ‘Ik kom spoedig. Houd wat u hebt’ t.a.v. Filadelfia (3:11).

In de brieven aan de eerste drie gemeenten gaat de vermaning ‘Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt’ vooraf aan de belofte voor de individuele overwinnaars: 2:7 (Efeze); 2:11 (Smyrna); 2:17 (Pergamus). Hier wordt van de hele Gemeente verwacht dat ze haar oren open heeft, en pas daarna wordt opgeroepen om te overwinnen. In de laatste vier gemeenten echter wordt die vermaning pas gegeven na de belofte voor de overwinnaars: 2:29 (Thyatira); 3:6 (Sardis); 3:13 (Filadelfia); 3:22 (Laodicéa). Hier staat de vermaning niet langer in verbinding met de brief aan de Gemeente als geheel. Het trouwe groepje gelovigen – een minderheid – wordt hier apart gezien van de Gemeente als geheel, behalve bij Filadelfia.

In de eerste drie brieven betekent de komst van de Heer het berechten van de aangeschreven Gemeente, tijdens of aan het eind van hun tijdperk. Het is binnen deze context een voorwaardelijk komen: ‘Maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u’ (Efeze, 2:5); ‘Zo niet, dan kom Ik spoedig tot u’ (Pergamus, 2:16). Pas vanaf de vierde brief wordt de aandacht gevestigd op dé komst van Christus: Thyatira (2:25); Sardis (3:3, vgl. 16:15); Filadelfia (3:11). Dat er in Sardis niet meer over de komst van de Heer gesproken wordt, betekent dat nu alles moreel verdorven is en gereed voor het oordeel. In Laodicéa staat de Heer buiten de Gemeente (3:20).

Toepasbaarheid

Een vaak gehoord bezwaar is de toepasbaarheid van de profetische kenmerken van de zeven gemeenten vermeld Openbaring 2 en 3 en dat heeft dan vooral te maken met de laatste gemeente Laodicéa. Die gemeente heeft het kenmerk van een totaal verval waar de Heer buiten de deur staat en geen rekening meer wordt gehouden met het gezag van Gods Woord. Het is wáár, Laodicéa is de voorloper van het Babylon van de eindtijd! Nu is dat in de wereld niet overal het geval, want in sommige werelddelen groeit de kerk. (Ik spreek uit ervaring). In Europa zou je dat kunnen zeggen, want daar is van een Bijbelgetrouwe gemeente nog maar weinig te bespeuren. Maar ik geloof dat we, naarmate de tijd vordert de kenmerken van Laodicéa meer en meer en ook wereldwijd zullen gaan zien.

Anderen menen een oplossing te hebben gevonden en zeggen dat de zeven gemeenten een beeld waren van de kerk aan het begin van Romeinse Rijk en dat deze kenmerken ook zichtbaar zullen zijn aan het eind van het Hersteld Romeins Rijk, waar velen de EU als voorloper of vervuller zien. We zullen zien.

Hoe dan ook, de profetische betekenis van de zeven gemeenten van Openbaring 2 en 3 kunnen we niet negeren.

____________________________________________________________________________________________________