Serie: Het boek Prediker 3 en 4 – Deel 5

22 juli, 2023

Prediker

De eentonigheid van het leven

Deel 5

Prediker 3 en 4

Inleiding.

Vier onderwerpen, die in de eerste twee hoofdstukken al werden aangestipt, worden nu verder uitgewerkt.

Evenwicht (vs.1-8). Als het leven ongewoon moeilijk is, zijn we geneigd slechts één kant van de situatie te zien. Met de beweringen in deze verzen herinnert Salomo ons eraan dat God de leiding heeft in ons leven en alles in evenwicht houdt. We voelen verdriet als er een sterfgeval is, maar blijdschap bij een geboorte. We huilen niet altijd, maar lachen ook niet altijd. Job had weet van dit principe, en dat gaf hem kracht in zijn beproevingen (Job 1:21).

Gods werk (vs.9-16). Het ziet er misschien nu niet naar uit, maar God zal iets moois tevoorschijn brengen uit alles wat er gebeurt (Rom.8:28; Jes.61:1-7). Hoe het zaad er ook uitziet, de bloem zal schoon zijn, dus geef God de tijd om te werken. U bent geschapen voor de eeuwigheid; in Christus bezit u nu al het eeuwige leven, het leven van God (1Joh.5:9-13).

Onrecht (vs.16-17). De gelovige ziet nu al uit naar een wereld waar recht en gerechtigheid tot norm zullen zijn, wanneer Christus komt. Vandaar dat de apostel Paulus aan de Romeinen schrijft dat de schepping zucht en verlangt naar de vrijmaking van de vergankelijkheid. Ook de gelovige zucht in verwachting van de verlossing (Rom.8).

Sterven (vs.18-22). Opnieuw ziet Salomo de werkelijkheid van de dood onder ogen, zoals op meerdere plaatsen in dit boek. Zowel mensen als dieren sterven en worden begraven, en hun lichamen gaan naar dezelfde plaats: het stof. De geest van de mens stijgt op naar God (vs.21). Eens zal God zelfs uit het stof iets moois tevoorschijn roepen (1Kor.15:35-58)!

Vier zaken te ontdekken om te geloven dat het leven niet zonder betekenis en eentonig is:

Kijk naar boven. (3:1-8) – God is in controle (Tijd)

Wij delen de tijd in in seconden, minuten, uren, dagen weken, maanden, jaren, eeuwen en millenia (Ps.90). En dit alles staat onder Gods controle voor wat betreft de wereld, maar ook onze levens. En als er bij ons de bereidheid is om ons leven onder ‘Zijn’ controle te stellen dat zal het leven niet eentonig zijn, maar boeiend en niet zonder doel en betekenis! ‘Mijn tijden zijn in uw hand’ (Ps.31:16). ‘Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd!

Er is een tijd…

Baren en sterven: Abortus en euthanasie zijn ‘hot items’ in onze maatschappij, zaken waar ook wij mee te maken hebben of krijgen. Psalm 139:13 zegt dat wij in de moederschoot geweven zijn, dat is Gods werk en daar dienen wij van af te blijven. Wij zin geschapen In Christus Jezus tot het doen van goede werken (Ef.210). Sommige mensen maken een eind aan het leven, vaak om het lijden te ontlopen, vóór Gods tijd.

Zaaiing en oogst. ‘Zolang de aarde bestaat zullen zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden’ (Gen.8:22). We zijn geroepen om de schepping te bewerken en te bewaren; we wijn rentmeesters. We zien vandaag de dag, meer dan ooit, dat de schepping zucht en in barensnood is.

Doden en helen. De medische wetenschap is op zo’n hoog peil gekomen dat het in staat is levens te rekken, zodat de vraag ontstaat wat het nog met ‘helen’ te maken heeft. Met wil met alle middelen het sterven voorkomen.

Afbreken en opbouwen. Alles verouderd en aan sleet onderhevig, dus soms moet je eerst afbreken om iets nieuws te kunnen bouwen. Niets is hier blijvend!

Wenen en lachen. We spreken van goede tijden en slechte tijden. Het leven gaat gepaard met een lach en een traan. Verdriet wordt afgewisseld door vreugde.

Klagen en dansen. Begrafenissen en trouwpartijen maken deel uit van het leven. Rouwen en feesten zijn de twee uitersten van ons menselijk bestaan.

Wegwerpen en verzamelen. Het land Israël is bezaaid met stenen, soms zoveel dat het land nutteloos is. Je kunt stenen weggooien, maar je kunt ze ook verzamelen om er iets nuttigs mee te doen, iets te bouwen bijvoorbeeld.

Afscheid en weerzien. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan, ook wat ons leven betreft. Het komen in deze wereld hebben we niet in de hand, maar ons vertrek wel, door ons te bekeren tot Christus om het eeuwig leven te beërven!

Vinden en verliezen. Soms ben je om allerlei redenen de vreugde in je leven kwijt, soms door zonde zoals David. Hij smeekt om die blijdschap weer te moegen bezitten. (Ps.51).

Scheuren en naaien. Van het volk Israël was het kleed niet versleten tijdens de reis (Deut.8:4). Bij groot verdriet of gebeurtenis scheurde men de kleren van ontzetting, verdriet of woede, maar daarna, als de emoties tot bedaring waren gekomen, herstelde men de kleren weer.

Zwijgen en spreken. De Heer Jezus zweeg toen Hij door Herodus werd ondervraagd (Luk.23:9), daarvoor had de Heer Jezus gesproken en het evangelie verkondigd. In onze maatschappij is God het zwijgen opgelegd het gevolg is dat God niet meer spreekt tot de mens.

Liefhebben en haten. We dienen onze vijanden lief te hebben, dat is de algemene regel, maar er zijn ook uitzonderingen van zaken die we wel dienen te haten (2Kron.19:2; Ps.97:10; Spr.6:16vv.; Op.2:6).

Oorlog en vrede. We zijn geroepen tot vrede, maar we hebben vijanden waartegen we hebben te strijden: ons vlees of hartstochten, de wereld en de duivel (Jak.4:1, 4, 7).

Kijk naar binnen. (3:9-14) – Onze relatie met God (Eeuwigheid)

In vs. 10 komt God op het toneel, dat is de tweede keer in het boek dat van Hem melding wordt gemaakt (2:25). Heeft het leven waarde? Een filosoof heeft eens gezegd: Het leven van de mens heeft niet meer betekenis dan dat van een dier dat gaat van de ene verdwijning na de andere. Met andere woorden : Volgens hem heeft het leven geen zin of doel. Hij heeft gelijk het leven zonder God heeft geen betekenis; de mens is gelijk aan de dieren (3:19-21). Vers 9 sloot het vorige gedeelte af met de vraag die we al eerder zijn tegen gekomen in 1:3: ‘Welk voordeel heeft de werker van datgene waarvoor hij zich aftobt?’ In de volgende verzen staat de mens in relatie met God centraal.

Ten eerste, het leven is een gave van God (vs. 11). Doorheen heel de Bijbel is dít wel duidelijk: God is onze Schepper! In deze tijd, waar de wetenschap god is, denken ze daar anders over, maar in de Bijbel vinden we geen spoor terug van een eventueel evolutieproces. God schiep de mens, en de mens verschilt van de dieren daarin dat hij een ziel heeft en is daarom eeuwig; Hij heeft de eeuw in hun hart gelegd! (1Kon.17:21-22; Ps.95:6-7; Pred.12:7; Luk.8:55; Mat.10:28). Ten tweede, het leven is verbonden met de eeuwigheid. (vs. 11). De mens is uniek, élk mens is uniek en daarom waardevol! En God heeft aan de mens een ‘bezigheid’ gegeven (vs. 11) namelijk on iets van het werk Gods in deze schepping te ontdekken, maar dan zal niet lukken omdat Hij de eeuw in het hart van de mens heeft gelegd; de mens is begrensd in het verstaan van de raad van God. Zijn gedachten en wegen zijn hoger en anders die die van de mens. Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen? (Rom.11:33).

Ten derde, je kunt en mag nú van het leven genieten (vs. 12-14). (Zie: Pr.3:13; 6:2; 9:9; 1Tim.6:17). Je mag van het leven genieten, maar de grootste ‘opbrengst’ van het leven is wanneer je doet met God (2:25). Ondanks als het ‘zwoegen’ heeft het leven ook zijn plezierige kanten, want God heeft regen en vruchtbare tijden gegeven om onze harten te vervullen met voedsel en vreugde (Hand.14:17).

Kijk naar voren. (3:15-22)

De zekerheid van de dood

Nog maar eens wordt ons het tijdelijke van de mens voor ogen gesteld. Als er één ding zeker is in het menselijk bestaan dat is het de dood. En in dat verband is het mogelijk dat vers 3:15 daar mee te maken heeft. Mogelijk slaat dit op de verantwoording die we zullen afleggen, hetzij voor de rechterstoel van Christus (2Kor.5:10), hetzij voor de grote witte troon (Op.20:13), van wat we in en met ons leven hebben gedaan (vgl. 3:15 met 8:11). ‘Ik zeide bij mijzelf: Over de rechtvaardige en de onrechtvaardige zal God gericht oefenen, want er is voor elke zaak en voor elk werk een bestemde tijd’ (vs.17). Dit impliceert dat er is een opstanding moet zijn en dat wordt uitvoerig besproken in het Nieuwe Testament (1Kor.15:29-50). Ja, het lot van de mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, uitgezonderd het oordeel. ‘De mens, die met zijn praal geen inzicht heeft, is gelijk aan de beesten, die vergaan’ wat dat aangaat heeft de mens niets voor boven de dieren (Ps.49:21). Toch is er een fundamenteel verschil tussen mens en dier en dat is dat de mens een ziel heeft en een dier niet. Dat verschil wordt duidelijk gemaakt in het Oude Testament: ‘Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten’ (Gen.9:4) en ‘Want de ziel van het vlees is in het bloed’ (Lev.17:11). Dat de mens een ziel heeft vinden we aan het eind van het boek Prediker: ‘Het stof keert weer tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest keert weer tot God, die hem geschonken heeft. (Pred.12:7). In dat verband is het goed ook de volgende teksten te raadplegen: Gen.35:18; 1Kon.17:21-22; Mat.10:28; Luk.8:55; Jak.2:26. Als wij, als gelovigen en met de kennis van het Nieuwe Testament, naar ‘voren kijken’ denken we niet alleen maar aan de dood, maar eerder aan het eeuwig leven dat we door Christus mogen bezitten. Wij leven hier met het vooruitzicht van onze toekomst bij Christus.

Het eeuwig leven

Waar Salomo weinig of geen kennis van had, was wat er ná de dood gebeurde, daarvan is de openbaring hoofdzakelijk in het Nieuwe Testament gegeven. In geloof dat de opstanding, eeuwig leven in Gods heerlijkheid voor de gelovige onderwerpen die behoorden tot ‘de dingen die van de grondlegging van de wereld af verborgen zijn geweest’ en door de Heer Jezus en de apostelen is geopenbaard (Mat.13:35; zie verder: Rom.11:25; 16:25; Ef.3:9, 5:32; Kol.1:26, 2:2; 1Kor.15:51). Wat er ná de dood gebeurd wordt ons duidelijk gemaakt in Lukas 16 waar sprake is van een plaats waar de doden verblijven, genaamd het dodenrijk. (Zie voor verdere uitleg de Rubriek: NT Evangeliën op de website). Er is een opstanding van rechtvaardigen en onrechtvaardigen (Hand.24:15) en er is een opstanding ten leven en een opstanding van het oordeel (Joh.5:29). Een mens komt voor de Grote witte troon (Op.20:11) of voor de Rechterstoel van Christus (2Kor.5:10). Deze twee plaatsen dienen onderscheiden te worden. De Grote witte troon is voor de ongelovigen om geoordeeld te worden, de rechterstoel van Christus is voor de gelovigen om loon te ontvangen voor wat ze in het lichaam voor Christus hebben gedaan. De gelovige gaat na zijn sterven naar het paradijs. De volgende teksten verwijzen daarnaar: ‘Heen te gaan en met Christus te zijn is verreweg het beste’ (Fil.1:23), ‘Heden, of vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn’ (Luk.23:43), en ‘We willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen’ (2Kor.5:8). In die plaats, het Paradijs, verblijven de gelovigen tot het moment van de zgn. Opname, om dan samen met de nog levende gelovigen te worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht en zo zullen wij altijd met de Heer zijn (1Thes.4:17).

Waar we daarna zullen verblijven wordt duidelijk door het lezen van enkele anderen teksten. De Heer Jezus gezegd: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, opdat ze mijn heerlijkheid aanschouwen die U Mij hebt gegeven’ (Joh.17:24). We zullen dus bij Hem zijn, en waar is dat dan, in het huis van de Vader! ‘Laat uw hart niet ontroerd worden. U gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd. Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben’ (Joh.14:1-3).

Geniet van het leven: 3:12-15, 22

Regels bij tegenslagen:

(1) Ik zal niet klagen, (2) mijn omgeving niet beïnvloeden door een negatieve houding aan te nemen, (3) mijn zegeningen tellen, (4) en proberen tegenslag om te zetten in voordeel.

____________________________________________________________________________________________________