Diverse Onderwerpen – Profetie en Talen – 1 Korinthe 14

23 juli, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Bijbelboeken: 1 Korintiërs

Diverse Onderwerpen

Profetie en Talen

1 Korinthiërs 14

Inleiding

De discussie over dit onderwerp zal wel nooit verstommen zolang er gelovigen op aarde zijn en ook dit artikel zal daar geen verandering in brengen. Waarom dan toch dit artikel? Heel eenvoudig omdat het over een onderwerp gaat dat in de Bijbel staat. Of u een definitief antwoord krijgt op uw eventuele vragen in verband ermee, weet ik niet, maar misschien kunt u er uw voordeel mee doen. U mag mijn gedachten toetsen aan Gods Woord, want dat is de Waarheid (Joh.17:17). Zo is het mogelijk Augustinus die gezegd heeft: ‘In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde’ en het is goed elkaar daaraan nog eens te herinneren. In het overdenken van dit onderwerp, dat ik als bijzaak beschouw, is verdraagzaamheid dan ook een vereiste. Persoonlijk heb ik in mijn jeugd enige tijd een Pinkstergemeente bezocht, waar ook het spreken in tongen gepraktiseerd werd. Dit om maar aan te geven dat ik weet waarover ik spreek.

Onderaan dit artikel kunt u een overzicht vinden van de Bijbelse woorden die met dit onderwerp verband houden. Voordat we beginnen met de bespreking van het onderwerp, raad ik u aan om in alle rust hoofdstuk 14 van de eerste brief aan de Korinthiërs te lezen, want meestal start de discussie over dit onderwerp zonder daarvan kennis te hebben genomen, is mijn ervaring, en dat is jammer.

Ik gebruik de Voorhoeve-vertaling van het Nieuwe Testament.

Vs.1-2 ‘Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren. Want wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, maar in de geest spreekt hij verborgenheden’.

De liefde, waar het voorgaande hoofdstuk over spreekt, is de basis voor het streven naar de geestelijke gaven die kunnen worden gebruikt in de Gemeente. Paulus valt met de deur in huis, want we worden opgeroepen om te jagen naar liefde en te streven naar het profeteren, want wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting (14:3) en het bouwt de Gemeente op (14:4), en dat is het belangrijkste.

Daarmee plaats Paulus een geestelijke uiting, zoals het spreken in een taal, onmiddellijk op een lagere plaats (vgl.13:8). Wij dienen echter te streven naar de grootste genadegaven (12:31). Niemand verstaat het als iemand in een taal spreekt en daarom is uitleg vereist (vs.14, 27-28). Spreken in een taal verbonden met uitleg kan dan de vorm van profetie aannemen.

Kort samengevat: Wie in een vreemde taal spreekt, bouwt geen mensen op, hoogstens zichzelf, maar wie profeteert, bouwt de Gemeente op. Paulus hier niet over het nut van de Geestesgaven in het algemeen, maar over het nut ervan in de gemeentelijke samenkomst.

We sommen een aantal specifieke opmerkingen over het spreken in een taal op:

(1) De gave van het spreken in een taal is een geestelijke gave van de Heilige Geest (12:28; 14:2,39).

(2) Spreken in een taal is een geestelijke gave die niet noodzakelijk is voor onze redding. Men stelt de doop met of in de Heilige Geest als voorwaarde voor het spreken in tongen (12:30-31), dat is een gekunstelde uitleg en gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van de komst en uitstorting van de Heilige Geest (1Kor.12:13).

(3) De gave van het spreken in een taal staat op een lager niveau dan profeteren (14:4).

(4) Het uitoefenen van de gave van het spreken in talen in het publiek is verbonden aan de voorwaarde dat er uitleg van is (14:26-28).

Vs.3-4 ‘Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. Wie in een taal spreekt bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op’

Hier vinden we een definitie van wat onder profeteren verstaan moet worden. Meestal denken wij bij het woord profeteren onmiddellijk aan spreken over toekomstige dingen en die betekenis kan het ook hebben, maar hier wordt spreken tot of voor mensen omschreven als woorden van God die dienen tot opbouwing, vermaning en vertroosting van de gemeente. ‘Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God’ (1Petr.4:11). Er wordt van uitgegaan dat we overvloedig dienen in het gebruik van geestelijke gaven die dienen om de Gemeente op te bouwen (14:12). Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op. Paulus sprak meer dan allen in talen, maar geeft toch de voorkeur aan profetie omdat het de gemeente sticht (14:18). Spreken in een taal bouwt alleen de spreker op, niet de gemeente!

Vs.5 ‘En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt’.

Het is duidelijk waaraan de Heilige Geest de voorkeur geeft! Hoewel de apostel wilde dat allen in talen zouden kunnen spreken, geeft hij toch de voorkeur aan profetie, tenzij het wordt uitgelegd, door degene die in tongen spreekt of door een andere uitlegger (14:27-28), want dan ontvangt de gemeente ook woorden tot opbouwing (14:12).

Wie in talen spreekt kan persoonlijk een mooie geestelijke ervaring ondervinden, maar als er geen vertaling is dient het niet tot opbouw van de gemeente (12:30; 14:13, 22-25, 27-28). Vandaar Paulus’ verlangen dat men zich zou uitstrekken tot de profetie, want profetie is een grotere en meer bruikbare gave dan spreken in een taal.

Vs.6-9 ‘En nu, broeders, als ik tot u kom en in talen spreek (of: in een vreemde taal spreek), welk nut zal ik u doen, als ik niet tot u spreek óf in openbaring, óf in kennis, óf in profetie, óf in leer?’ Zelfs de onbezielde dingen die geluid geven, hetzij fluit, hetzij harp, als zij geen onderscheid in de tonen geven, hoe zal men weten wat op de fluit of wat op de harp gespeeld wordt? Immers als de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich voor de oorlog gereedmaken? Evenzo ook u, als u door de taal geen verstaanbaar woord geeft, hoe zal men weten wat gesproken wordt? Want u zult in de lucht spreken.

Paulus legt ook hier weer de nadruk op ten eerste de mindere waarde van het spreken in talen, en ten tweede de meerdere waarde van de profetie. Sommige uitleggers gaan ervan uit dat Paulus hier andere talen bedoelde dan de taal die ze in Korinthe spraken. God geeft ons geen gaven om onszelf te stichten, maar opdat de anderen stichting ontvangen. Paulus hecht grote waarde, of beter gezegd, geeft de voorkeur aan dat wat de gemeente opbouwt (14:3,12,17,26).

 Vs.7-12 Zelfs de onbezielde dingen die geluid geven, hetzij fluit, hetzij harp, als zij geen onderscheid in de tonen geven, hoe zal men weten wat op de fluit of wat op de harp gespeeld wordt? Immers als de bazuin een onduidelijk geluid geeft, wie zal zich voor de oorlog gereedmaken? Evenzo ook u, als u door de taal geen verstaanbaar woord geeft, hoe zal men weten wat gesproken wordt? Want u zult in de lucht spreken. Er zijn wie weet hoeveel soorten geluiden in de wereld, en geen is zonder eigen klank. Als ik nu de betekenis van het geluid niet ken, zal ik voor hem die spreekt, een vreemdeling zijn, en hij die spreekt, zal voor mij een vreemdeling zijn. Zo ook u, omdat u streeft naar geestelijke gaven, tracht overvloedig te zijn tot de opbouwing van de gemeente’.

Paulus gebruikt hier het beeld van twee muziekinstrumenten, de fluit en de harp. Als er geen verschil tussen de tonen zijn, hoe zul je weten welke melodie er gespeeld wordt? Maar ook in een oorlogssituatie, wanneer de bazuin klinkt en die geeft een onduidelijk geluid, hoe weet je dan dat je de juiste handelingen moet uitvoeren? En zo is het ook met jullie, als je niet in een verstaanbare taal spreekt, want hoe moeten de mensen dan weten waar je het over hebt? Je slaat een gek figuur als je maar wat staat te brabbelen.

Vs.14 ‘Daarom moet hij die in een taal spreekt, bidden dat hij het mag uitleggen. Want als ik in een taal bid, dan bidt mijn geest, maar mijn verstand is onvruchtbaar’.

Wil het spreken of bidden in een taal effect en betekenis hebben voor de gemeente, dan moet de spreker bidden om het te mogen uitleggen. Omdat hij niet de betekenis van zijn gebed kent, moet ook de bidder zelf om uitleg bidden, want met zijn geest bidt hij wel, maar het gaat zijn verstand te boven. Maar als je verstand tijdens het bidden in een vreemde taal werkeloos blijft (vs.13v.), hoe kan je dan zelf wel verstaan wat je aan het zeggen bent?

In dit hoofdstuk gaat het telkens om de uitoefening van de gave van het spreken in talen in de gemeente; daarom dient er daar ook uitleg te zijn (14:27-28). Dit is een vereiste waartegen vaak gezondigd wordt! Is er geen uitlegger, dan dient de spreker of bidder te zwijgen.

Vs.15-17 Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden; ik zal met mijn geest lofzingen, maar ik zal ook met mijn verstand lofzingen. Anders, als u looft met de geest, hoe zal hij die de plaats van een onkundige inneemt, amen zeggen op uw dankzegging? Hij weet immers niet wat u zegt? Want u dankt wel goed, maar de ander wordt niet opgebouwd’.

Paulus sprak meer dan zij allen in talen, daarom spreekt hij hier in de eerste persoon.

Sommige uitleggers gaan ervan uit dat het ook hier gaat om bidden en zingen in een onbekende taal, omdat de onkundige immers niet weet wat er gezegd wordt hij of zij dan ook niet opgebouwd. Daarom is het beter te bidden zodat ik en de ander het verstaat. Datzelfde geldt voor het zingen, ik zal zó zingen dat ik en de ander het versta. Alleen op die manier kan de ander er ‘amen’ op zeggen en wordt erdoor opgebouwd.

Vs.18-19 ‘Ik dank God, dat ik meer dan u allen in talen spreek: maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden spreken met mijn verstand, om ook anderen te onderwijzen, dan tienduizend woorden in een taal’.

Hier ligt de nadruk op het gebruik van de gave van het spreken in een andere taal in de gemeente, te onderscheiden van persoonlijke private uitoefening. Het grote onderscheid, vijf ten opzichte van tienduizend, geeft duidelijk de belangrijkheid van de profetie aan boven het spreken in talen. Vijf woorden die een ander ook kan verstaan en erdoor opgebouwd, dan tienduizend in een taal waar niemand iets aan heeft.

Vs.22-25 ‘Broeders, weest geen kinderen in uw overleggingen, maar weest kleine kinderen in de boosheid, en wordt in uw overleggingen volwassenen. In de wet staat geschreven: ‘Ik zal in andere talen en door andere lippen tot dit volk spreken, en ook zo zullen zij Mij niet horen, zegt de Heer. De talen zijn dus tot een teken, niet voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen; en de profetie is niet voor de ongelovigen, maar voor de gelovigen.

Hier geeft de apostel een totaal andere verklaring voor de talen, namelijk dat ze tot een teken zijn, met andere woorden ze hebben een bepaalde betekenis. Voor wie? Voor ‘dit volk’ de ongelovigen van het volk Israël. En wat houdt die betekenis in? Oordeel! Hiervoor wordt het boek Jesaja als verduidelijking aangehaald (Jes.28:11-12). Het gaat hier om de Assyriërs die tot het volk zouden spreken in talen die het niet verstond, maar helaas hebben ze het niet begrepen en heeft het niet tot hun bekering geleid. Evenzo waren de talen op de Pinksterdag in Handelingen 2 een teken wat het merendeel van het volk Israël niet heeft verstaan. Sommigen zijn dan ook van mening dat je met gebruik van tongentaal je wel kan richten tot ongelovigen – bijvoorbeeld in een zendingsgebied waar je dan spreekt in de taal die die mensen verstaan en geen gebrabbel uiteraard – maar met profetie spreek je tot gelovigen ter opbouwing, bemoediging en vertroosting. Daarom dat ook hier weer de profetie de voorkeur geniet, zoals uit het vervolg blijkt.

Als dan de hele gemeente op één plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of een onkundige binnen, dan wordt hij door allen overtuigd, door allen beoordeeld; het verborgene van zijn hart wordt openbaar, en dus zal hij op zijn aangezicht neervallen en God aanbidden en verkondigen dat God werkelijk onder u is’.

Maar als je als Gemeente samenkomt ga je niet in talen spreken want daar heeft niet wat aan en zeker de ongelovigen niet! Die zullen zich afvragen waar zijn die mee bezig! Maar als allen profeteren – nogmaals: spreken voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting – dan ligt de zaak heel anders, wat verstaat een ongelovige en kan het zijn dat het verborgene van zijn hart openbaar wordt en zich bekeert.

Vs.26 ‘Hoe is het dan, broeders? Wanneer u samenkomt, heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging: laat alles gebeuren tot opbouwing. (Zie voor de volgende verzen ook het artikel ‘Samenkomen in het huis van God’ in de rubriek: De Gemeente)

Hier vinden we aanwijzingen van hoe de gelovigen als Gemeente samenkwamen: er was vrijheid, geen eenmansbediening en alles diende tot opbouw van de gelovigen.

Vs.27-28 ‘Als iemand in een taal spreekt, dan door twee of ten hoogste drie, en ieder op zijn beurt, en laat het uitleggen. Maar als er geen uitlegger is, laat hij zwijgen in de gemeente en laat hij tot zichzelf spreken en tot God’.

Het is noodzakelijk dat, wanneer er in talen gesproken wordt, uitleg gegeven wordt! Zie vs.5 ‘Tenzij hij het uitlegt’, of ook vs.13 ‘Bidden dat hij het mag uitleggen’ en vs.27 ‘Laat één het uitleggen’. Uitleg wordt vaak achterwege gelaten, terwijl het spreken in talen wel uitgeoefend wordt. Dit gaat in tegen de duidelijk instructies van de apostel!

Vs.29-33 ‘En laten twee of drie profeten spreken en laten de anderen het beoordelen. En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat de eerste zwijgen. Want u kunt allen, één voor één profeteren, opdat allen leren en allen vertroost worden. En de geesten van de profeten zijn aan de profeten onderworpen. Want God is niet een God van verwarring maar van vrede, zoals in alle gemeenten van de heiligen’.

Twee of drie spreken in een taal of profeteren en de geesten van de profeten zijn aan elkaar onderworpen, want God is geen God van verwarring maar van vrede.

Vs.34-37 ‘Laten de vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet geoorloofd te spreken, maar laten zij onderdanig zijn, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen leren, laten zij thuis hun eigen mannen vragen; want het is een schande voor een vrouw te spreken in de gemeente. Of is het woord van God van u uitgegaan? Of is het alleen tot u gekomen? Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is. Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend’.

Is Gods Woord tijdgebonden wanneer het om de positie van de vrouw in de gemeente gaat? Moeten we dit duidelijk bevel wegredeneren of ter harte nemen? Moeten we aan inlegkunde doen om het aan onze behoeften aan te passen of aan uitlegkunde en doen wat er staat? Paulus staat niet toe dat een vrouw leert of over een man heerst (1Tim2:12). Hoever mogen we gaan wanneer de vraag aan de orde komt over het functioneren van de vrouw in de gemeente? De Schrift is mijns inziens duidelijk, maar is dat haalbaar in onze tijd van emancipatie? Veel is mogelijk, niet alles is wenselijk.

Vs.39-40 ‘Daarom, mijn broeders, streef ernaar te profeteren, en verhindert het spreken in talen niet. Maar laat alles welvoeglijk en met orde gebeuren’.

Hoe we ook denken over het spreken in talen, we mogen het niet verhinderen. Verdraagzaamheid ten opzichte van elkaar in de gemeente is hier de sleutel!

Samenvatting

Wanneer we een samenvatting maken, valt het op dat de apostel Paulus de gave van het spreken in talen relativeert ten opzichte van de profetie. Ik kom tot negen vermeldingen die dat aangeven:

  1. We dienen te streven naar geestelijke gaven, maar vooral het profeteren. ‘Streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren.’ (vs.1)

  2. Als het gaat over opbouwing van de gemeente heeft de profetie de voorkeur. ‘Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert bouwt de gemeente op.’ (vs.4)

  3. Paulus uitte wel de wens dat allen in talen zouden spreken, maar nog meer dat ze zouden profeteren. ‘En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. Wie profeteert is meer dan wie in talen spreekt.’ (vs.5)

  4. Als Paulus in de gemeente zou komen en in een vreemde taal zou spreken die niemand kon verstaan, welk nut zou dat hebben? ‘En nu, broeders, als ik tot u kom en in talen spreek, welk nut zal ik u doen?’ (vs.6)

  5. Nogmaals geeft Paulus aan dat spreken in een andere taal geen nut heeft als het niet begrepen kan worden. ‘Evenzo ook u, als u door de taal geen verstaanbaar woord geeft, hoe zal men weten wat gesproken wordt? (vs.9)

  6. De opbouwing van de gemeente krijgt voorrang boven alles. ‘Tracht overvloedig te zijn tot de opbouwing van de gemeente.’ (vs.12)

  7. Heel sterk drukt Paulus zich hier uit in het voordeel van de profetie. ‘Liever vijf woorden met mijn verstand, dan tienduizend woorden in een taal.’ (vs.19)

  8. De talen zijn een teken, dat wil zeggen: hebben een betekenis, namelijk voor de ongelovigen van het volk Israël (dit volk). ‘De talen zijn dus tot een teken, niet voor gelovigen, maar voor de ongelovigen.’ (vs.22)

  9. Ongelovige bezoekers van de gemeente zullen tot de vaststelling komen dat er wartaal uitgeslagen wordt als er in talen gesproken of gebeden wordt en er geen uitleg is. ‘Als dan de hele gemeente op één plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt?’ (vs.23)

  10. Het is noodzakelijk dat er uitleg gegeven wordt wanneer er in een taal gesproken wordt, anders dient men te zwijgen. ‘Als iemand in een taal spreekt, dan door twee of ten hoogste drie, en ieder op zijn beurt, en laat één het uitleggen. Maar als er geen uitlegger is, laat hij zwijgen in de gemeente.’ (vs.5,13,27-28)

Tenslotte

Als het spreken in tongen of wat men daaronder ook mag verstaan zo belangrijk zou zijn is het dan niet vreemd dat we daarvan in het leven van de Heer Jezus niets tegenkomen? Op zijn minst hadden we daarvan toch een voorbeeld in de Schrift vermeld moeten zijn, maar we horen niets daarover. Reden voor mij om het spreken in tongen betrekkelijk te achten.

Woordverklaring

Woordverklaring volgens Strong-coderingen:

Hand.2:3,4 ‘talen’ – Grieks: ‘gloossa’, afleiding onzeker,

(1) de tong, een lichaamsdeel, een spraakorgaan

(2) een tong, de taal of het dialect dat een bepaald volk spreekt, te onderscheiden van die van andere volken.

Hand.2:8 ‘taal’ – Grieks: ‘dia’lektos’

(1) gesprek, taal, omgangstaal

(2) bepaalde taal, streektaal.

Hand.2:11 ‘talen’ –  gelijk aan Hand.2:4.

Hand.10:46 ‘talen’ – gelijk aan Hand.2:4

Hand.19:6 ‘talen’ – gelijk aan Hand.2:4

1Kor.14:2, 4, 5, 6, 9, 13, 14, 18, 19, 22, 23, 26, 39 ‘taal’ – gelijk aan Hand.2:4.

1Kor.14:21 ‘talen’ – Grieks: ‘hete’roglossos – iemand die een vreemde taal spreekt

______________________________________________________________________________________________________________________________