'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Druk bezig voor de Heer, maar teruggaande liefde voor Hem. Programma zonder passie. Dit is de drukke kerk met de grote statistieken, maar één die afdrijft van oprechte toewijding aan Christus. Christus is meer geïnteresseerd in wat we doen mét Hem dan vóór Hem. Arbeid mag geen vervanging zijn voor liefde.
Historisch – Tijdperk: 90 – 170 n.Chr.
Efeze was een belangrijke handelsplaats aan de westkust van Klein-Azië in het tegenwoordige Turkije. De apostel deed de plaats aan tijdens zijn tweede en derde zendingsreis. Aan de gemeente aldaar schreef hij een brief. In het boek Openbaring liet de Heer Jezus door Johannes woorden opschrijven bestemd voor de gemeente te Efeze. De stad Efeze was de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia. Daar was de hoofdzetel van de regering gevestigd, en het was dan ook een grote en moderne wereldstad in de dagen van Paulus en van Johannes. Hoewel Efeze al van ouds bekend is, was het verwoest geweest en later, in 287 v.Chr. geheel opnieuw gebouwd door de Diadochen-koning Lisimagus. Deze was een van de generaals van het leger van Alexander de Grote en kreeg na diens dood een deel van zijn rijk toegewezen. Efeze lag centraal aan de rivier de Cayster, die werd gevormd vanuit vier dalen. Door die dalen liepen de verbindingen met de hoogvlakte van Asia, waaronder ook de doorgaande handelsroutes. Als gevolg daarvan was Efeze een belangrijke handels- en havenstad, met name ook door zijn natuurlijke baai (die naderhand is verzand). Vanuit Efeze schreef de apostel Paulus een brief aan de Corinthiërs, waarin hij aankondigde via Macedonië naar hen te zullen reizen. Maar hij wilde tot Pinksteren in Efeze blijven. ‘En ik zal naar u toe komen wanneer ik Macedonie heb doorreisd, want ik doorreis Macedonie; maar wellicht zal ik mij bij u langer ophouden of zelfs overwinteren, opdat u mij voorthelpt, waar ik ook heenreis. Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, want ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Heer het vergunt. Maar ik zal in Efeze blijven tot pinksteren (1Kor.19:5-8). Efeze was één van de zeven gemeenten genoemd in Openbaring. Efeze lag het dichtst bij het eiland Patmos, waar de apostel Johannes, balling aldaar, de openbaring van de Heer Jezus ontving.
Contemporain (hedendaags)
De Griekse naam in de brontekst van het Nieuwe Testament is Ephesos (klemtoon op de eerste lettergreep), en komt er 16x in voor. Behalve een handelscentrum was Efeze ook een belangrijk godsdienstig centrum in de Grieks-Romeinse wereld. De tempel van de godin Artemis trok vele pelgrims naar Efeze, en was zo van groot economisch belang. Daarnaast gold Efeze ook als ‘derde heilige stad’ (na Jeruzalem en Athene) vanwege het beeld en de tempel van de hemelkoningin Artemis, Latijn: Diana. Dit gold als een van de zeven wereldwonderen der oudheid. Deze koningin des hemels komt al door alle eeuwen voor, zij het onder verschillende namen. Jeremia noemt haar al, en onder Achab was koningin Izebel de hogepriesteres van haar als Astarte. De Egyptenaren kenden haar als Isis of moeder Gods, later kenden de Grieken haar als Aphrodite, Latijn: Venus. Zij is de uitbeelding van de oorlog en de jacht en van de vruchtbaarheid en de liefde, een wonderlijke combinatie. In haar worden zowel het hoogste als het laagste van de vrouw verenigd: het onbevlekte maagdelijke en de zedeloosheid van de vruchtbaarheidsriten. Later – in de perioden van Pergamum en van Thyatira – werd zij door de kerk Maria genoemd, en de Islam kent haar onder de naam Fatima; ‘alles wat goddelijk is in de vrouw’.
Profetisch
De apostolische tijd begon ná de hemelvaart van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest en duurde tot aan het jaar ca. 95 n.Chr., het jaar waarin de apostel Johannes stierf.
Anderen houden liever het jaar 70 aan, het jaar waarin Jeruzalem ingenomen en de tempel verwoest werd door Titus. De Joden werden weggevoerd in ballingschap onder alle volken. De apostolische periode is een tijd van evangelisatie en gemeentestichting zoals dat verhaald is in het boek Handelingen, maar ook het begin van de vervolgingen onder keizer Nero in jaar 64 n.Chr. De apostel Petrus waarschuwde ervoor: ‘Geliefden, laat de vuurgloed in uw midden die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden’ (1Petr.4:12). Met het heengaan van de apostel Johannes in 94 of 95 eindigde de zgn. apostolische tijd en begon het tijdperk van de gemeente Efeze.
Praktisch
De apostel Paulus was de stichter van de christelijke gemeente in deze stad. Zijn eerste korte bezoek aan deze stad was in het voorjaar van 54 na Chr. Hij deed de stad aan tijdens zijn tweede zendingsreis. Bij hem waren Priscilla en Aquila. ‘En zij kwamen in Efeze en hij liet hen daar achter; maar zelf ging hij naar de synagoge en onderhield zich met de Joden. En toen zij hem vroegen langere tijd te blijven, stemde hij daarin niet toe, maar hij nam afscheid en zei: Ik zal weer naar u terugkeren, als God het wil. En hij voer weg van Efeze’ (Hand.18:19-20). De apostel kon niet lang blijven want hij moest op een vastgestelde datum in Jeruzalem zijn om een gelofte in te lossen (Hand.18:19-20). Later, op zijn derde zendingsreis, bracht hij bijna drie jaar door in Efeze, jaren van toegewijde en intensieve evangelieverkondiging. (Hand.19:8-10). Daarna, op de terugweg tijdens deze reis, zei hij te Miléte bij zijn afscheid tot de ouderlingen uit Efeze, dat 60 km noordelijker lag, dat hij de gelovigen drie jaar lang met tranen terechtgewezen had. ‘Daarom waakt, en herinnert u dat ik drie jaar, nacht en dag, niet heb opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen’ (Hand.20:31). Het is een gemeente waarover we veel in de Bijbel lezen, namelijk in Handelingen 19 en 20 en ook in de brief van Paulus aan de Efeziërs. De naam van de plaats houdt verband met verzaken, laten gaan, wat ook de kern is van haar zwakte, vs. 4. Het is dus een teruggevallen gemeente: uiterlijk bezit zij alles, maar het wezen (de eerste liefde) ontbreekt, en dit is een typisch kenmerk van de tweede generatie, die het niet zelf heeft meegemaakt, maar als vanzelfsprekend de voorrechten kreeg overgeleverd. Het negatieve wat van deze gemeente gezegd kan worden is dat zij de eerste liefde hebben verlaten: ‘Maar Ik heb tegen u, dat u uw eerste liefde hebt verlaten’ (2:4). Het positieve is: ‘Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat’ (2:6).
De werken der Nicolaïeten
In Hand. 20:29-30 waarschuwt Paulus de oudsten van de gemeente dat ‘grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen: en uit uw midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’. In vers 6 worden deze ‘wolven’ en ‘mannen uit hun eigen midden’ de ‘Nicolaïeten’ genoemd. Dit was geen nieuwe sekte, maar een groepering binnen de gemeente die bezig was om een priesterlijke orde ingang te doen vinden. Daarmee werd dus een onderscheid gemaakt tussen geestelijken en leken, een voorloper dus van wat later het pausdom zou gaan vormen. Het woord zelf betekent volksoverheersers, want Niko betekent overwinnen en Laos betekent volk. Dit leidt dus tot de meest ernstige vorm van discriminatie binnen Christus’ gemeente, namelijk van geestelijken die heersen over de leken. Dit is direct en flagrant in tegenspraak met het gebod van Christus in Mat. 23:810, waar we lezen: ‘Gij zult u niet ‘rabbi’ (meester) laten noemen, want Een is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader (pater, paus) noemen, want Eén is uw Vader, Hij die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden (magisters) noemen, want Eén is uw Leidsman, Christus. In plaats van een eenvoudige gemeente en levensstijl (vgl. Ps.86:11 en Mat. 6:22) worden nu allerlei ‘dingen van de mensen de gemeente binnengebracht, die deels berusten op de oude religie van Babylon (de Chaldeeën), en deels op de oudtestamentische priesterdienst. Precies datgene waarvoor Jakobus waarschuwt (Jak.2:1-4), wordt nu gepropageerd door bisschoppen, kardinalen, magisters, paters en anderen. Hiermee wordt de Gemeente als geheel beroofd van haar koninklijk priesterdom (1Petr.2:9, Op.5:10), en gebracht op het lage niveau van de zogenaamde mysterie-religies zoals de Mithra-verering. De Efeziërs hadden een diepe afkeer van deze praktijken en wezen ze vierkant af. Daarvoor werden zij door de Heer geprezen omdat ook Hij deze ‘werken der Nicolaïeten haat’. De opkomst van een priesterlijke kaste doet haar intrede in de kerk. Zeker, er dienen er leiders in de kerk te zijn, maar dat mag niet leiden tot een hogere geestelijk klasse en lagere waarover die heersen.