Serie: De zeven Gemeenten
Deel 4 – ‘De Gemeente te Smyrna’
Openbaring 2:8-11
Historisch
De stad
Smyrna (= mirre) was een belangrijke stad in Klein-Azië, aan de westkust van het huidige Turkije. Daar was een gemeente van onze Heer Jezus Christus, waaraan de apostel Johannes namens Hem een korte brief schreef, die opgenomen is in het laatste Bijbelboek (Op.2:8-11).
Geschiedenis
Smyrna ontstond in de 11e eeuw v.Chr. als Aeolische kolonie en werd in de 7e eeuw v.Chr. een Ionische stad. De Lydische koning Alyattes vernietigde de stad in 630 v.Chr. en in 575 v.Chr. werd Smyrna een Lydische stad. Bij de verovering door de Perzen in 545 v.Chr. werd Smyrna volledig vernietigd, omdat de stad had geweigerd de Perzen te steunen in hun oorlog tegen de Lydiërs. Alexander de Grote herbouwde Smyrna rond 330 v.Chr. na een oproep van het orakel van Clarus. In de 7e eeuw n. Chr. werd de stad overvallen door Arabieren. In 1079 veroverden de Byzantijnen de stad. In 1415 ging de stad deel uitmaken van het Ottomaanse Rijk. In het begin van de zeventiende eeuw was er in Smyrna een Hollandse handelskolonie gevestigd. Deze betrekkingen met het Ottomaanse rijk stonden bekend als de Capitulatie van de Sultan. In 1922 veroverden Turkse legers onder Atatürk de stad.
Ligging en economische betekenis
De stad lag aan de Egeïsche Zee, ongeveer 65 km ten noorden van Efeze, op een machtige handelslocatie aan de Egeïsche Zee. Ze had een prachtige haven, met een nauwe monding die goed verdedigbaar en afsluitbaar was in oorlogstijd. Naar het oosten liep een belangrijke handelsroute. Na Efeze was ze het tweede belangrijkste exportcentrum.
Cultuur. Smyrna herbergde een beroemd stadion, een bibliotheek, en het grootste publieke theater in Azië. De beroemde ‘Gouden Straat’ liep rond de berg Pagus. Bij begin en eindpunt was een tempel voor een plaatselijke god en voor Zeus. De akropolis op de berg Pagus werd ‘de kroon van Smyrna’ genoemd. De stad met ca. 220.000 inwoners kende een hoogstaande cultuur met veel godsdienstigheid. Ze gaf geldstukken uit met het opschrift: ‘De Eerste van Azië in schoonheid en grootte’. Ze stond dan ook bekend als ‘het sieraad van Klein Azië’.
Band met Rome
Smyrna had een speciale band met Rome en met de keizercultus. Aan de zijde van Rome streed de stad tegen Carthago. Het was de eerste stad in de antieke wereld die een tempel bouwde voor de Dea Roma (de Romeinse beschermgodin bij uitstek). Ze werd boven tien andere steden verkozen om er een tempel te bouwen voor keizer Tiberius.
Joden
In Smyrna was een synagoge en een grote joodse gemeenschap. Joden lasterden de christenen. De Heer Jezus wist hiervan. ‘Ik weet uw verdrukking en uw armoede – maar u bent rijk -, en de laster van hen die zeggen dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar een synagoge van de satan’ (Op.2:9).
De Gemeente
Het is niet bekend wanneer de gemeente in Smyrna ontstond. Waarschijnlijk in de tijd dat Paulus in Efeze verbleef, tijdens zijn derde zendingsreis. Vergelijk Handelingen 19:26: ‘En u ziet en hoort, dat deze Paulus een aanzienlijke menigte, niet alleen van Efeze, maar bijna van heel Asia, heeft overreed en afkerig gemaakt heeft door te zeggen dat goden die met handen worden gemaakt geen goden zijn’. Smyrna’s trouw aan Rome en de grote joodse gemeenschap aldaar, die bijzonder vijandig stond tegenover de christenen, maakten het moeilijk om als christen in Smyrna te leven. In haar stierven bekende martelaren en vloeide veel martelaarsbloed, onder andere dat van Polycarpus, die verbrand werd omdat hij de keizer niet als Heer wilde erkennen. In de Bijbel wordt de stad alleen genoemd in Openbaring in een korte brief aan deze stad (Op 1:11; 2:8-10). Uit het begin van de tweede eeuw bestaat een brief van Ignatius aan de gemeente te Smyrna, waaruit blijkt dat deze georganiseerd was met een opziener (bisschop), oudsten en diakenen. Omstreeks het jaar 155 stierf de toenmalige opziener Polycarpus de marteldood.
Overblijfselen van de stad
De belangrijkste ruïnes van het oude Smyrna, de immense stadsmarkt (agora) en het ondergrondse sanitaire systeem, bevinden zich midden in de moderne Turkse stad Izmir. Omdat Izmir een bruisende stad is, met de op één na grootste bevolking in heel Turkije, is er slechts weinig van Smyrna opgegraven.
Kenmerken van de lokale gemeente
Evenals Efeze lag ook Smyrna aan de Egeïsche Zee, zo’n 70 km noordwaarts. De stad is thans bekend onder de naam Izmir, een belangrijke stad. Smyrna was een belangrijk handelscentrum, met name voor de vele kostbare balsemsoorten en specerijen uit het Midden-Oosten, waaronder ook nardus en mirre, en aan dit laatste heeft zij waarschijnlijk haar naam te danken. Evenals Efeze was de stad van oude oorsprong, verwoest en onder Alexander de Grote door Antigonus herbouwd. Smyrna is dus typisch de stad van de ‘zalven van de wereld’, kostbaar en welriekend, maar juist daarin is haar betekenis ‘pseudo’, net-alsof, en voor datgene wat echt is betekent het ‘bitterheid’ (de betekenis van de naam mirre) en verdrukking. Evenals in het Oude Testament wordt namelijk ook hier het echte door het valse gesmaad en vervolgd, vgl. Gal.4:29; 1 Petr.2:12. Smyrna is dus het beeld van verleiding, het doen-alsof (vs. 9) en van verdrukking (vs. 9-10). Aan deze gemeente is het martelaarschap beschoren, en zij die getrouw zijn tot de dood en niet versagen of hun Heer verloochenen, ontvangen de overwinnaarskroon (stephanos), de kroon des levens, de martelaarskroon.
Profetisch
Synagoge des Satans
Dit is de naam die gegeven wordt aan hen die ‘menselijk’ denken. Dit is op zichzelf nog niet zo erg, ware het niet dat in de confrontatie met ‘de dingen van God’ zij die bedacht zijn op ‘de dingen der mensen’ hiermee tot instrumenten van Satan worden (vgl. Mat.16:23). Daaruit blijkt dat naam-joden en naamchristenen een veel groter gevaar zijn voor de waarachtige gemeente Gods dan ‘gewone heidenen’. Dat blijkt wel uit het leven en sterven van Jezus, en ook uit de hele Handelingen der apostelen komt dit naar voren. Het oordeel van God zal dezen des te zwaarder treffen. Wereldsgezindheid bij religieuze mensen is dus het ergste wat er is, en hun ‘pseudo’ of namaak impliceert bitterheid voor Gods kinderen. Zelf zijn deze mensen te vroom om hun handen aan hen te slaan, maar zij geven anderen daartoe de opdracht (Hand. 23:2), om zelf hun handen schoon te houden en rustig hun sabbat (Joh.19:31), hun Te Deum (Bartholomeusnacht) of hun Eucharistie (afslachting van Moslims in Jeruzalem door de Kruisvaarders) te kunnen vieren. Deze ‘godsdienst’ wordt door Christus hier ‘satansdienst’ genoemd, een vroomheid die met het bloed der heiligen is bevlekt.
Tien dagen lang
Hiermee wordt de duur van de grote Christenvervolging aangeduid. In 156 n.Chr. werd Polycarpus, bisschop van Smyrna, levend op de helling of ‘pagos’ verbrand. Kort daarna werd de hele helling met bloed geverfd van 1500 Christenen, die daar tegelijk de marteldood stierven, en enkele dagen later nog eens 800. In figuurlijke zin heeft het woord ‘tien dagen’ betrekking op de tien koningen of keizers, dus de tien regeerperioden van de opeenvolgende Romeinse keizers tussen 170 en 313, waarin zeven – anderen zeggen tien – grote Christenvervolgingen plaatsvonden. Gerekend vanaf Caesar Nero, die in 64 n.Chr. de troon besteeg, waren het tot en met keizer Diocletianus precies tien grote Christenvervolgingen. Hieraan kwam een einde toen met keizer Constantijn een geheel nieuwe periode aanbrak. Met betrekkingen tot de ‘tien dagen’ kunnen we concluderend zeggen, dat:
-
Het zou over de tien verschillende Romeinse keizers kunnen gaan die in hun regeringsperiode de christenen vervolgd hebben. Ik noem ze, met daarachter hun eerste regeringsjaar: Nero (54), Domitianus (81), Trajanus (98), Hadrianus (117), Septimius Severus (193), Maximinus (235), Decius (249), Valerianus (254), Aurelianus (270) en Diocletianus (284). Een bezwaar tegen deze gedachte is dat ten tijde dat Johannes de Openbaring schreef, inmiddels twee keizers geregeerd hadden.
-
Het zou ook kunnen gaan om de tien jaren van de meest vreselijke christenvervolgingen tijdens het bewind van de antichristelijke keizer Diocletianus in het jaar 303-313 n.Chr. Dan stellen deze tien dagen een periode van tien jaar voor.
-
Een andere interpretatie zou kunnen zijn, dat de tien dagen een beperkte tijdspanne voorstellen van heftige verdrukking. We moeten hierbij denken aan Polycarpus, de bisschop van Smyrna, die niet zo lang na het schrijven van deze brief de marteldood op de brandstapel onderging.