Serie – Een prediker gezocht! – Deel 4 – Ezra 7:1-11 – Ezra, bekwaam in de wet van Mozes

11 maart, 2024

Serie – Een prediker gezocht!

Deel 4 – Ezra 7:1-11

‘Ezra, een Schriftgeleerde, bekwaam in de wet van Mozes’

Inleiding

(Ezra 7:1-6,10). Het was het jaar 458 en koning Artaxerxes I was koning van Perzië (465-424). Er waren nauwelijks zestig jaar verstreken sinds de bouw van de tempel in Jeruzalem, en het Joodse overblijfsel had een moeilijke tijd door te maken. In die tijd werd Ezra door God geroepen om een tweede groep ballingen van Babel naar Jeruzalem te brengen en hen financieel en geestelijk te ondersteunen en te helpen om de stad te herbouwen. Iedereen is belangrijk is Gods oog. Toen God Israël uit Egypte wilde bevrijden riep hij Mozes en Aaron. Toen Israël werd verdeeld en verslagen, riep Hij Samuël op in het Woord te onderrichten en David als koning te dienen. Als God een volk wil oordelen stuurt Hij inferieure leiders (Jes.3:1-8); maar als Hij ze wil zegenen, stuurt Hij hen mannen zoals Ezra.

Ezra’s voorname afkomst (7:15)

Er waren sommige priesters uit het overblijfsel van Israël die hun afkomst niet konden bewijzen (2:61-63), maar Ezra behoorde daar niet toe. Hij had de beste geloofsbrieven en kon zijn afkomst helemaal terugvoeren tot aan Aaron, de eerste hogepriester. Sommige beroemde geestelijke mannen worden in deze lijst vermeld, mannen zoals Sadok, Eleazar en Pinechas. Natuurlijk is een goede afkomst geen garantie voor succes voor de nakomelingen, maar het is een goed begin. God belooft de godvrezenden te zegenen. (Deut.4:40; Ps.128) Ezra kende de namen van zijn voorvaderen en wat ze hadden gedaan, en hij deed zijn best om iets van deze ‘erfenis’ te maken. Hij maakte geen misbruik van zijn afkomst maar gebruikte het om God te verheerlijken en zijn volk te dienen. Wat is het jammer als nakomelingen van godvrezende families hun geestelijke afkomst verloochenen en zich van God afkeren en een leven leiden van ongehoorzaamheid en opstand. We hoeven maar te denken wat er van Simson terecht is gekomen!

Ezra’s buitengewone vrijmoedigheid (7:6

Je zou niet gedacht hebben dat een priester en geleerde zoals Ezra de koning ging benaderen om toestemming te vragen om met een groep landgenoten naar Jeruzalem te gaan. De meeste geleerden zitten liever met hun neus in de boeken en willen zich niet inlaten met de gebeurtenissen van alledag. Maar Ezra niet! Ezra bestuurde zorgvuldig Gods Woord, dat versterkte zijn geloof (Rom.15:4) en dat hielp hem om Gods plannen voor het overblijfsel van Israël te begrijpen, en… hij wilde een deel van die plannen uitmaken. Natuurlijk bad hij tot God om hulp voor zijn volksgenoten wanneer hij de Schriften onderzocht; en God beantwoorde zijn gebed door hem naar Jeruzalem te zenden. Ezra bad niet alleen om een antwoord, hij wilde zelf het antwoord zijn, zoals ook Nehemia. God gaf aan Ezra de vrijmoedigheid om de koning met zijn plannen te benaderen en deze ging akkoord. Toen de eerste groep van Joden naar Jeruzalem ging in 537, was het omdat God het hart van Kores bewerkt had (Ezra 1:1-4); maar nu was het ‘slechts’ een priester die God gebruikte om het hart van de koning in beweging te zetten.

Ezra’s buitengewone bekwaamheid (7:10)

Als je voor de geest roept dat Ezra in Babel geboren was, ben je beter in staat om zijn prestatie als een bekwame geleerde in de Joodse Geschriften te waarderen. Ongetwijfeld hadden sommige priesters kopieën van de oudtestamentische rollen meegebracht naar Babel, en die waren erg kostbaar in de ogen van de joodse leiders van het volk Israël in ballingschap. Er was geen Joodse tempel in Babel, de priesters en levieten waren niet verplicht om dienst te doen, maar sommigen van hen, zoals Ezra, wijden zichzelf aan de studie en onderzoek van het Woord van God. Ezra is een goed voorbeeld van een gelovige en zijn verhouding tot het Woord van God. Hij was een man met een bereid hart, toegewijd aan het onderzoek van Gods Woord. ‘Ezra had er zijn hart op gezet om de wet des Heren te onderzoeken’ (vs.10). Hij zou ingestemd hebben met de Psalmist die schreef, ‘Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking de ganse dag.’ (Ps.119:97) Zelfs de koning erkende en bevestigde Ezra’s grote kennis van de Schriften. (Ezra 7:11-14)

Ezra’s Gehoorzaamheid aan Gods Woord

Maar Ezra deed meer dan alleen Bijbelstudie; hij bracht het geleerde ook dagelijks in de praktijk. Het is door de gehoorzaamheid aan Gods Woord dat we Gods zegen ervaren, niet alleen door het te horen en te lezen. (Jak.1:22-25) ‘Doch als een werkelijke dader, die zal zalig zijn in zijn doen’ (Jak.1:25), niet in wat hij denkt en wat hij weet. Als onze kennis van de waarheid niet resulteert in gehoorzaamheid, dan krijgen we een groot hoofd in plaats van een brandend hart (1Kor.8:1; Luk.24:32); en dan wordt de waarheid als een hobby een tijdverdrijf, en niet een voorwerp om mee te bouwen. In plaats van te bouwen aan een gelovig karakter bedriegen we onszelf en bedriegen we anderen. (1Joh.1:5-10) We groeien niet in ons geloof omdat we ouder in leeftijd worden, maar door gehoorzaamheid aan Gods woord. Petrus roept ons op om ‘te groeien in de genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus.’ (2Petr.3:18) We zijn wedergeboren, niet uit vergankelijk maar uit onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord. Naar dat woord zouden we moeten verlangen en tot ons nemen opdat we daardoor zouden groeien tot behoudenis. (1Petr.1:23-2:2)

Ezra – Onderwijs van Gods Woord

Ezra bestuurde en gehoorzaamde niet slechts Gods Woord, maar hij onderwees ook anderen. De priesters en de Levieten waren door God aangesteld om het volk te onderwijzen (Lev.10:8-11; Deut.33:10; Mal.2:7), want dat is de enige manier waarop de mensen Gods waarheid konden leren. Het gewone volk kon zich niet veroorloven zelf rollen van de wet te bezitten, daarom was het de taak van de priesters en de Levieten om de wet aan het volk te onderwijzen. ‘En… gaven het volk onderricht in de wet… en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep.’ (Neh.8:8) Wat een prachtig voorbeeld om te volgen voor alle leraars en predikers. En niet zoals dat jongetje dat van zijn vader, die voorganger van een kerk was, getuigde: ‘Mijn vader spreekt zo moeilijk, dat hij zichzelf niet meer begrijpt! Iedere generatie dient de grote waarde van Gods Woord zelf te ontdekken, maar dat kan niet dan dat de vorige generatie het Woord heeft onderwezen, het bewaren en voorgeleefd. ‘En wat gij van mij gehoord hebt, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten.’ (2Tim.2:2)

Drie woorden die vermeld worden in Ezra 7:10 zijn gelijk aan woorden die de Heer Jezus zei in Mattheüs 13:52 – ‘Daarom is iedere Schriftgeleerde, die een discipel geworden is van het Koninkrijk der hemelen, gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn voorraad nieuwe en oude dingen tevoorschijn brenge.’ Ezra was een Schriftgeleerde die Gods Woord bestudeerde, een discipel die dat Woord gehoorzaamde en uitleefde, en een ‘heer des huizes’ die dat Woord deelde met anderen. Hij is een voorbeeld voor ons om te volgen.

Ezra’s onderwees ook anderen (7:25)

‘En u, Ezra, overeenkomstig de wijsheid van uw God, die u gegeven is, stel rechters en gerechtsdienaren aan, die over het hele volk aan de overzijde van de Eufraat recht moeten spreken, over allen die de wetten van uw God kennen. En aan wie ze niet kent, moet u ze bekendmaken.’ (7:25) Zij die daartoe bekwaam zijn hebben de verantwoordelijkheid het woord door te geven. Zo zegt Paulus tot Timotheüs: ‘Jij dan, mijn kind, sterk je in de genade die in Christus Jezus is; wat je van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan trouwe mensen, die bekwaam zullen zijn ook anderen te leren.’ (2Tim.2:1-2) Timotheüs hoorde Paulus prediken tot veel verschillende groepen mensen. De boodschap die Paulus door Timotheüs wilde laten ‘bewaren’ was geen privé gedeeld geheim, maar de opeenstapeling van openbaar onderwijs. ‘Bewaar het goede jouw toevertrouwde pand.’ (1:14) Hier herinnerde Paulus Timotheüs eraan dat zijn essentiële rol als bewaker inhield dat hij ervoor moest zorgen dat de boodschap intact aan anderen werd overgebracht, zodat zij deze op hun beurt konden ‘bewaren’. Paulus onderwees niet de apostolische opvolging van bestuurlijk leiderschap, maar het getrouw verkondigen van de juiste leer. Timotheüs moest het onderwijsproces gaande houden. Dit is een patroon voor discipelschap. Het vereist dat leiders een programma hebben voor het ontwikkelen van nieuwe leiders, die de bediening kunnen voortzetten. Sinds Paulus is er een verbinding geweest van discipel tot discipel, van generatie op generatie. Judas was genoodzaakt de gelovigen te schrijven met vermaning om te strijden voor het geloof en/of geloofsleer dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd.’ (Judas:3)

Tenslotte

Er is momenteel een groot gebrek aan leraren die het woord der waarheid nog recht snijden (2Tim.2:15), eerder het tegendeel, ‘zij zullen het oor van de waarheid af keren en zich tot de fabels wenden.’ (2Tim.4:4) Daarom dienen leraren in de gemeente ervoor te zorgen dat het evangelie van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. Gods waarheid moet worden onderwezen en vormgegeven. Het onderwijs mag niet eenvoudigweg aan de predikant worden overgelaten, bijvoorbeeld een bijbelschool zou een programma moeten hebben om getrouwe en effectieve leraren te identificeren en op te leiden. Maar er is ook voldoende materiaal beschikbaar, in de vorm van boeken, video’s en dergelijke, voor de geïnteresseerde gelovige die zich door God geroepen voelt om met het woord te dienen, om zich voor te bereiden.

____________________________________________________________________________________________________