Serie: Het Koninkrijk der Hemelen – Deel 3 – Mat.13:24-30 – De dolik onder de tarwe

18 april, 2025

Serie: Het Koninkrijk der Hemelen

Deel 3 – Mattheüs 13:24-30 en 36-43

De dolik onder de tarwe

Het Koninkrijk der Hemelen in Zeven Gelijkenissen

Opmerking: De praktische uitleg van de gelijkenissen kunt u vinden in de rubriek: ‘Gelijkenissen’ op deze website.

Inleiding

De verklaring van deze gelijkenis is eenvoudig, omdat in de verzen 36-43 de betekenis van een aantal gegevens worden verstrekt. Evenals in de gelijkenis van de zaaier is er ook in deze gelijkenis geen enkel teken te bespeuren dat het christendom zich in de tijd zal uitbreiden om dan Christus te verwelkomen; zoals het postmillennialisme leert. Het tegendeel is waar, naarmate de tijd vordert zullen we eerder een groot verval kunnen waarnemen, dat uiteindelijk tot de afval van het ware bijbels geloof zal leiden.

De gelijkenis van de dolik onder de tarwe

“Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die goed zaad in zijn akker zaaide. Terwijl echter de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide dolik midden tussen de tarwe, en ging weg. Toen nu het graan opkwam en vrucht voortbracht, toen kwam ook de dolik tevoorschijn. De slaven van de heer des huizes nu kwamen en zeiden tot hem: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar heeft hij dan dolik vandaan? Hij nu zei tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De slaven nu zeiden tot hem: Wilt u dan dat wij het gaan verzamelen? Hij echter zei: Nee, opdat u bij het verzamelen van de dolik niet misschien tegelijk ook de tarwe uittrekt. Laat ze beide samen opgroeien tot de oogst; en in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst de dolik en bindt het in bossen om het te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.” (Mat.13:24-30)

Niet de Gemeente

We moeten oppassen dat we deze gelijkenis niet toepassen op de Gemeente. Integendeel, het gaat hier weer over het koninkrijk der hemelen, in haar verborgen vorm. Op de vraag van de slaven of ze de dolik van de tarwe moesten gaan scheiden, zegt de heer des huizes dat ze dat niet moesten doen, maar het moesten laten opgroeien tot de oogst. Dat is duidelijk anders in de Gemeente, daar moeten we, indien nodig, scheiding maken, en wel als er zonde in het spel is. De apostel Paulus spreekt daarover met de volgende woorden: “Ik heb u in de brief geschreven, dat u geen omgang moet hebben met hoereerders, niet in het algemeen met de hoereerders van deze wereld, of de hebzuchtigen en rovers, of afgodendienaars, want dan zou u wel de wereld moeten uitgaan. Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten. Want wat heb ik hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u niet hen die binnen zijn? Maar hen die buiten zijn, zal God oordelen. Doet de boze uit uw midden weg.” (1Kor.5:9-13; Mat.16:19; 18:15-20) De Gemeente dient zich in deze wereld af te zonderen van het kwade en zich rein te bewaren voor God, in afwachting van de komst van Christus.

Oordelen

Augustinus (354-430) schijnt ooit gezegd te hebben, in zijn verweer tegen de Donatisten en Novatianen die een kerk van gelovigen voorstonden: “Laat tarwe en dolik samen opgroeien tot de oogst.” En zo is het, tot op de dag van vandaag het geval in de RK-kerk en vele Protestantse kerken. Het kwade of de kwade persoon, niet oordelen en wegdoen uit het midden van de gelovigen heeft ervoor gezorgd dat het onkruid (de dolik) welig kon groeien. Veel valse leraars zijn in de loop der tijd opgestaan en veel valse leer is de kerk binnengedrongen, met een beroep op ‘leervrijheid’. We moeten ons afkeren van hen die met een schijn van godsvrucht, allerlei valse leer verkondigen (2Tim.3:5). Naarmate de wederkomst van Christus naderbij komt zal het onderscheid tussen echt en onecht steeds duidelijker worden. “De Geest nu zegt uitdrukkelijk, dat in latere tijden sommigen van het geloof zullen afvallen, terwijl zij zich zullen bezighouden met verleidende geesten en leringen van demonen.” (1Tim.4:1; 2Petr.2:1-3, 13-22) En Paulus schrijft aan de gemeente te Korinthe: “Maar wat ik doe, zal ik ook doen, om aan hen die een aanleiding willen, de aanleiding af te snijden, opdat zij in dat waarin zij roemen, bevonden worden evenals wij. Want zulke mensen zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus. En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid; hun einde zal zijn naar hun werken.” (2Kor.11:12-15) Het verschil tussen een christen en een schijn-christen is soms moeilijk te zien, “zij belijden God te kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken.” (Tit.1:16) Het is om die reden om goed op de hoogte te zijn van Gods Woord, want daaraan zullen we ze moeten toetsen.

Tot het einde

Deze gelijkenis loopt door tot het einde van de bedeling, wat blijkt uit de vermelding daarvan in de uitleg: “Zoals dan de dolik verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het zijn in de voleinding van de eeuw.” (vs.40) ‘Eeuw’ wil niet zeggen een periode van 100 jaar, maar eerder een tijdperk, van lange tijd, een stuk van de wereldgeschiedenis. In het Oude Testament is ‘eeuw’ de vertaling ven het Hebreeuwse woord ‘olam’ dat vooral wordt gebruikt om een onbegrensd verleden of toekomst, of beide aan te duiden. Soortgelijke uitdrukkingen zijn: (1) ‘deze eeuw’ (1Kor.1:20, 3:18), (2) ‘de tegenwoordige eeuw (1Tim.17; 2Tim.4:10; Tit.2:12), (3) tegenwoordige boze eeuw’ (Gal.1:4), ‘de toekomstige eeuw’ (Ef.1:20). Efeze gaat verder en spreekt van de ‘tijdgeest van deze wereld’. “En u heeft God opgewekt toen u dood in uw overtredingen en zonden, waarin u vroeger hebt gewandeld overeenkomstig de tijdgeest van deze wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest die nu werkzaam is in de zonen van de ongehoorzaamheid.” (Ef.2:1-2; vgl. 2Kor.4:4)

Dolik

Dolik is de volksnaam van verschillende gewassen, onder andere van raaigras en van het bedwelmend raaigras of hondsdravik. Hij komt overvloedig voor in Israël en Syrië. Hij schiet tussen het koren op en wordt beschouwd als onkruid. Hij lijkt zo sterk op de tarwe dat de plant in sommige streken ‘valse tarwe’ wordt genoemd. De plant wordt ongeveer 1 meter hoog en groeit in graanvelden. Het onderscheid tussen dolik en tarwe wordt pas zichtbaar bij de oogst.

Het oordeel

De oogst wordt in de Bijbel vaak gelijkgesteld met ‘het oordeel’. “En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk zat iemand de Zoon des mensen gelijk, die op zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel had. En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is gekomen, want de oogst van de aarde is overrijp geworden. En Hij die op de wolk zat, sloeg zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd gemaaid.” (Op.14:14-16; Jer.51:33; Hos.6:11) Het is niet aan ons om te oordelen over iemands eeuwige bestemming, dat moeten we aan God overlaten. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen “Als u met uw mond Jezus als Heer zult belijden en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, u behouden zult worden. Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.” (Rom.10:9) Wij kunnen niet in iemands hart kijken en dat moet ons ervan tegenhouden een oordeel over iemand uit te spreken. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden!

De uitleg van de gelijkenis

Toen liet Hij de menigten gaan, en kwam in het huis; en zijn discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker. Hij nu antwoordde en zei tegen hen: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen, de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de zonen van het koninkrijk, de dolik zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel, de oogst is de voleinding van de eeuw, en de maaiers zijn engelen. Zoals dan de dolik verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het zijn in de voleinding van de eeuw. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen, en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.” (Mat.13:36-43)

Eeuwige bestemming

De gelijkenis is over de eeuwige bestemming van de mens duidelijk, evenals de rest van de Schrift! De Heer Jezus waarschuwde de mensen toen Hij zei: “En weest niet bang voor hen die het lichaam doden, maar weest veeleer bang voor Hem die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel.” (Mat.10:28; Jak.4:12) God wil niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen, maar dat vraagt om een beslissing (2Petr.3:9).

______________________________________________________________________________