'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.
We zullen het allemaal wel eens moeilijk hebben met een gebed dat niet beantwoord wordt. Dat kan meerdere oorzaken hebben, bijvoorbeeld dat onze gedachten niet overeenstemmen met Gods gedachten. Een vaste regel die we moeten kennen is: ‘Dat gebed niet is dat onze wil in de hemel geschiedt, maar Gods wil op aarde! Gebed is en blijft iets mysterieus; een onderwerp omringt door vragen. Onze reacties kunnen dan ook heel verschillend zijn, van berustend, teleurgesteld, opstandig of fatalistisch. Sommigen zullen met God in discussie gaan. Anderen worden boos, gaan niet akkoord en geven het geloof op. Anderen zeggen niets maar in hun hart schiet een wortel van bitterheid op (vgl. Heb.12:15). Nog weer anderen blijven bidden en hopen dat ze ooit nog eens een antwoord zullen krijgen. Er zijn er gelukkig ook die berustend reageren in het niet ontvangen van een antwoord op hun gebed, en laten het over aan God. Zo zullen er nog wel meer reacties te vermelden zijn, maar één ding is vrijwel zeker, we krijgen allemaal wel eens te maken met een onbeantwoord gebed!
Inleiding
Wanneer we ons verdiepen in dit onderwerp zullen we ervaren dat we hierin niet alleen staan. De voorbeelden die we in deze serie studies hebben gevolgd getuigen ervan; zelfs de grootste mannen Gods hebben ermee te maken gehad. Dat mag ons bemoedigen. De reden van het vermelden van hun ervaring waarom hun gebeden niet verhoord zijn is, dat zij dienen tot voorbeeld en lering voor ons (Rom.15:4; 1Kor.10:6). Wanneer God ons gebed niet beantwoord dan kan een mogelijke zondige levenswijze daaraan ten gevolge liggen. Of, in een positievere benadering: God kan iets groters voor ons in gedachten hebben dan waarvoor we vragen. Het kan ook zijn dat we geen antwoord krijgen omdat ons kennis van Gods Woord tekortschiet. Bijvoorbeeld op grond van één tekst onze mening baseren, zonder rekening te houden met de rest van de Schrift. Bijvoorbeeld het gedeelte waar de Heer Jezus zegt: “Ik zeg u: alles wat u de Vader zult bidden in mijn naam, zal Hij u geven.” (Joh.16:23) U zult zelf in uw geloofsleven wel ervaren hebben dat je, uitgaande van dat je ‘alles’ zult ontvangen waarvoor je bidt, niet altijd het geval is.
Een voorbeeld – Mattheüs 20
“Toen kwam bij Hem de moeder van de zonen van Zebedeüs met haar zonen, huldigde Hem en vroeg iets van Hem. Hij zei tot haar: Wat wilt u? Zij zei tot Hem: Zeg, dat deze twee zonen van mij mogen zitten, één aan uw rechter- en één aan uw linkerhand in uw koninkrijk. Jezus antwoordde echter en zei: U weet niet wat u vraagt. Kunt u de drinkbeker drinken die Ik zal drinken? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen het. Hij zei tot hen: Mijn drinkbeker zult u wel drinken, maar het zitten aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand is niet aan Mij om dat te geven, maar is voor wie het door Mijn Vader is bereid. En toen de tien dit hoorden, namen zij het de twee broers zeer kwalijk. Jezus nu riep hen bij Zich en zei: U weet dat de oversten van de volken over hen heersen en de groten gezag over hen voeren. Zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal uw slaaf zijn, zoals de Zoon des mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen.” (Mat.20:20-28; 19:28) “U weet niet wat u vraagt”, vroeg Jezus. Waren ze bereid de prijs te betalen die verbonden was met hun vraag? Ze hebben die prijs betaald! Jakobus was de eerste van de 12 apostelen die als martelaar om het leven is gebracht. Koning Herodus heeft hem laten onthoofden (Hand.12:1,2). Johannes is vervolgd geweest, en aantal keren gevangengenomen en uiteindelijk verbannen naar het eiland Patmos, waar hij is gestorven (Op.1:9)
Excurs: Wie heeft aan Jezus de vraag gesteld om te mogen zitten op een troon aan de linker- of rechterkant in zijn koninkrijk? Waren het de twee discipelen Jakobus en Johannes of de moeder van hen beiden? In Mattheüs is de moeder vermeld als vraagsteller, maar in Markus gaat de voorkeur uit naar de twee discipelen. Spreekt de Bijbel zich hier zichzelf tegen of vullen de twee evangelisten elkaar aan in hun verslag van deze gebeurtenis? De oplossing ligt misschien hierin dat de moeder tussen de schare luisteraars stond met Jakobus en Johannes. De moeder als eerste vraagsteller en de zonen die stemden in met het gegeven antwoord.
Bidden en Relatie
Gebed houdt relatie in. Het christelijke leven bestaat niet uit het houden voorschriften, regels of tradities, maar uit het in stand houden van een relatie! We zien dat Salome, de moeder van Jakobus en Johannes in een eerbiedige houding bij Jezus kwamen: ‘Ze huldigde Hem!’ Ook waren ze direct in hun verzoek en draaiden er niet om heen. Veelal bestaat een gebed uit algemeenheden in plaats van specifiek te zijn. “Wat wilt u dat Ik u doe?” vroeg de Heer Jezus aan de blinde bedelaar. Hij antwoordde: “Heer, dat ik weer kan zien.” (Luk.18:41) Dus wees concreet in je gebed! De vraag van Jakobus en Johannes berustte op een gedane belofte van de Heer Jezus: “Jezus nu zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal zitten op de troon van zijn heerlijkheid zal zitten, u ook op twaalf tronen zult zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen.” (Mat.19:28) Salome en Jakobus en Johannes hadden geloof in wat de Heer Jezus in de verzen 17 tot 19 gezegd had over zijn lijden, dood en opstanding. Zo zien we dat Salome en haar zonen aan alle ‘voorwaarden’ voor beantwoorde gebeden hadden voldaan. Ze hadden de juiste houding van aanbidding. Hun verzoek was specifiek. Ze claimden Christus’ belofte en hadden geloof dat Hij die zou vervullen. En ze waren het samen eens in hun verzoek. Toch beantwoordde Jezus hun gebed niet. Waarom? Omdat hun relaties verkeerd waren. We kunnen elke regel van gebed volgen, maar als onze relatie met de Heer en met anderen niet is wat het zou moeten zijn, dan zullen onze gebeden niet worden beantwoord.
Gebed en Aanvaarding
Welke relaties waren niet goed? Ten eerste de houding van de discipelen tot zichzelf. Ieder van de twaalf wilde de eerste plaats hebben. Ook bij de moeder leefde die wens. Jakobus en Johannes wilden mogelijk meer macht of invloed door aan Jezus linker- of rechterhand te kunnen zitten. Dit doet mij denken aan “Diótrefes, die graag onder hen de eerste is.” (3Joh.:9) Verder hadden ze een verkeerde houding tot de ander. Salome wilde haar twee zonen op de eerste plaats en hield geen rekening met de andere discipelen. Jakobus en Johannes gebruikte hun moeder als ‘kruiwagen’ om hun doel te bereiken. De bevoegdheid om de tronen uit de delen lag echter bij de Vader (20:23). Tenslotte was hun relatie tot de Heer Jezus niet goed. Ze waren niet op de hoogte van de wil van de Vader en de consequenties die dat met zich meebracht (20:20-21). Om terug te keren tot ons onderwerp, kunnen we zeggen dat gebed vereist dat je bereid bent je te onderwerpen aan Gods wil. Wanneer Salome, Jakobus en Johannes een betere relatie hadden gehad met Jezus dan hadden ze geweten dat Hij was gekomen om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. De vermaning aan Jakobus en Johannes was: “Wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn zal uw slaaf zijn.” (20:26-27)
Gebed is Geven
Hoe anders zou het geweest zijn wanneer Jakobus en Johannes met hun vraag bij de Heer Jezus waren gekomen in een houding van nederigheid en dienstbaarheid? Dan zouden ze bijvoorbeeld hebben gezegd: “Heer, U weet dat we van u houden dat het ons verlangen is u te dienen waarheen u ons ook zendt. Heer, wij zijn bereid de laatste plaats in uw koninkrijk in te nemen als we ons doel maar kunnen bereiken, en dat is dat U door ons verheerlijkt wordt!” Gebed moet ons dienstbaar maken voor God, dan is “Hij in staat zeer overvloedig te doen boven alles wat wij bidden of denken, naar de kracht die in ons werkt.” (Ef.3:20) Wanneer we bidden om de bekering van familielid of kennis, zijn we dan bereid te zeggen: “Heer zendt mij?” Zoals Nehemia, die bad voor het volk en de ellendige omstandigheden waarin Jeruzalem verkeerde, en hij werd door God gezonden om hen te helpen (Neh.1:5-11; 2:11). Aan het einde van Jezus’ dienst op aarde vinden we Salome en Johannes aan de voet van het kruis, en zagen Jezus hangend aan het kruis (Mark.15:40; Joh.19:25-26). Zouden ze toen gedacht hebben aan die ontmoeting waarop ze Heer Jezus vroegen om een belangrijke plaats in Jezus koninkrijk? Hij heeft de prijs betaald! Niet mijn wil maar uw wil geschiedde!
Tenslotte
Samenvattend kunnen we stellen dat drie voorwaarden in acht moeten worden genomen wanneer we bidden. (1) We moeten in onze relaties met God en onze medegelovigen op goede voet staan en ons zelf de tijd geven om deze in stand te houden. (2) We moeten bereid zijn om opdrachten te aanvaarden en uit te voeren en niet om ze te geven. We moeten niet bidden omdat het ons goed uitkomt of omdat onze verlangens beantwoord worden. In plaats daarvan moeten we de Heer vragen of Hij doorheen ons wil werken opdat zijn naam wordt grootgemaakt. (3) We moeten bereid zijn om zelf het antwoord te zijn op onze vraag aan de Heer. We moeten bereid zijn de prijs te betalen. Wanneer we rekening houden met deze drie lessen, zullen we de vreugde ervaren van een beantwoord gebed!