Serie: Tijdgenoten van David
Deel 7 – 2 Samuël 9
David en Mefiboset
Inleiding
Ik zou geen mooier voorbeeld in de Bijbel weten waarin Gods genade ten opzichte van de mens beter tot uitdrukking komt dan in de geschiedenis van Mefiboset, de zoon van Jonatan, de zoon van koning Saul. Jonatan had een verbond met David gesloten en dat hield in dat zolang ze leefden vrienden zouden blijven. Dit verbond werd door David bevestigd door zijn mantel, wapenrok en zwaard te geven aan Jonatan (1Sam.18:3-4). Later, toen David koning was geworden, zien we dat het verbond nog twee andere zaken inhield, David zou Jonatans familie niet uitroeien (1Sam.20:14-17, 23, 42), en Jonatan zou onder David de tweede man in rang zijn (1Sam.23:17). David toonde zich buitengewoon vriendelijk ten opzichte van Jonatans zoon, Mefiboset (2Sam.9), maar David bleek niet in staat een troon voor Jonatan te kunnen voorzien want de Here had David uitverkoren. Jonatan stierf op het slagveld, samen met zijn vader en drie broers (1Sam.31:1-6). En zo bleef Mefiboset alleen achter en werd als vijfjarige wees toevertrouwd aan een voedster (2Sam.4:4).
Dit hoofdstuk en deze geschiedenis geeft een levendige illustratie van het heil dat we in Christus bezitten. Davids manier van handelen ten opzichte van Mefiboset is er zeker één van ‘een man naar Gods hart!’
David – de redder
“David zeide: Is er soms nog iemand over van het huis van Saul? Dan zal ik hem trouw bewijzen ter wille van Jonatan. Nu behoorde tot het huis van Saul een knecht, die Siba heette. Men riep hem bij David en de koning vroeg hem: Zijt gij Siba? Hij antwoordde: Uw dienaar. Daarop zeide de koning: Is er soms nog iemand over van het huis van Saul? Dan wil ik hem de goedgunstigheid Gods bewijzen. Toen sprak Siba tot de koning: Er is nog een zoon van Jonatan, die verlamd is aan beide voeten. De koning vroeg: Waar is hij? En Siba antwoordde de koning: Zie, hij is in het huis van Makir, de zoon van Ammiel, te Lo-debar. Daarop liet koning David hem halen uit het huis van Makir, de zoon van Ammiël, uit Lo-debar.” (2Sam.9:1-5)
-
David maakte de eerste toenadering
De redding is van de Here! Hij moet de eerste stap zetten, want de verloren zondaar zal nooit uit zichzelf God zoeken (Rom.3:10-12). David zond iemand naar de arme Mefiboset, zoals God de Here Jezus naar deze wereld zond ‘om het verloren te zoeken en te behouden’ (Luk.19:10).
-
David handelde vanwege zijn belofte aan Jonatan
Uit de liefdevolle relatie met Jonatan, de zoon van Saul de vijand van David, ontstond er een verbond dat vele jaren voor dit voorval gesloten was (1Sam.20:11-23). David had Mefiboset nooit gezien, maar hij had hem lief vanwege zijn liefde voor Jonathan. We zijn niet behouden geworden door eigen verdienste; we zijn gered door Christus en Diens liefde voor God; We hebben daardoor vergeving ontvangen (Ef.4:32). We zijn ‘begenadigd in de Geliefde’ (Ef.1:6). Het maakte onderdeel uit van dat ‘eeuwig verbond’ (Heb.13:20-21) dat de Vader iedereen zou behouden vanwege Christus’ zaak.
-
Het was een daad van genade
In vers 3 zegt David: “Dan wil ik hem de goedgunstigheid van God bewijzen.” Christus betoond ons zijn goedertierenheid door ons te redden (Ef.2:7; Tit.3:4-7). Davids troon was een troon van genade, geen oordeelstroon. Mefiboset kon geen claim op David doen gelden; hij kon daarvoor geen enkele reden aanvoeren. Als hij verschenen zou zijn voor de oordeelstroon, zou hij veroordeeld zijn.
-
David riep hem persoonlijk en hij kwam
David stuurde een dienstknecht om hem te halen (vs.5), die daarna aan de kant ging en ruimte maakte voor de ontmoeting met de koning. Niemand is gered door een evangelist of prediker; alles wat de dienstknecht kan doen is de zondaar in de aanwezigheid van Christus te brengen. Let er op dat Mefiboset nederig neerviel voor David; hij kende zijn plaats als een schuldig mens. Hoe vol medegevoel zegt David: ‘Mefiboset!’
-
David nam hem op in zijn eigen familie
Zoals zoveel zondaars vandaag de dag, wilde ook Mefiboset iets doen om vergeving te ontvangen (vs.6,8), maar David maakte hem tot zoon (vs.11). De verloren zoon wilde ook een dienstknecht zijn, maar niemand kan zijn redding verdienen (Luk.15:18-19). “Geliefden, nu zijn wij kinderen van God!” (1Joh.3:2 en Joh.1:11-13).
-
David sprak woorden van vrede
“Vrees niet!” waren Davids woorden van genade die hij uitsprak tegenover een bevende kreupele man.; en “Vrees niet!” is wat Christus zegt tegen elke gelovige zondaar. “Zo is er dan geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn.” (Rom.8:1). Door het Woord van God voor ons en de Geest van God in ons, ervaren we die vrede.
-
David zorgde voor een oplossing voor elke denkbare nood
Mefiboset zou niet langer leven ‘zonder weide’; vanaf nu zou hij dagelijks eten aan de tafel van de koning. Verder werden de knecht Siba en zijn zonen dienstknechten van Mefiboset. En David gaf Mefiboset alles was vroeger aan Saul had toebehoord. Op dezelfde manier zorgt de Here Jezus voor de geestelijke en materiele noden van Zijn familie. Hij heeft ons een eeuwige erfenis gegeven (Ef.1:11, 18; 1Petr.1:4vv.; Kol.1:12). Als Hij ons de erfenis zou geven waar wij recht op hebben, zouden we naar de hel gaan! Maar in Zijn genade heeft Hij ons uitgekozen om deel te hebben aan zijn erfenis, want we zijn “mede-erfgenamen van Christus.” (Rom.8:17)
Mefiboset – de verloren zondaar
“Jonatan, de zoon van Saul, had een zoon, die verlamd was aan zijn voeten. Vijf jaar was hij oud, toen de tijding over Saul en Jonatan uit Jizreël binnenkwam. Zijn voedster had hem toen opgenomen en was gevlucht, maar door haar haastige vlucht was hij gevallen en kreupel geworden. Hij heette Mefiboset.” (2Sam.4:4)
“En Mefiboset, de zoon van Jonatan, de zoon van Saul, kwam bij David, wierp zich op zijn aangezicht en boog zich neer. David zeide: Mefiboset! En hij antwoordde: Hier is uw dienaar. Daarop sprak David tot hem: Vrees niet, want ik zal u voorzeker trouw bewijzen ter wille van uw vader Jonatan; ik zal u alle landerijen van uw vader Saul teruggeven, en gij zult geregeld aan mijn tafel eten. Toen boog hij zich neer en zeide: Wat is uw knecht, dat gij u bekommert om een dode hond, als ik ben? Daarna riep de koning Siba, de knecht van Saul, en zeide tot hem: Al wat aan Saul en aan diens gehele huis toebehoorde, geef ik aan de zoon van uw heer. Gij moet voor hem het land bewerken, gij, uw zonen en uw knechten, en de oogst binnenhalen, opdat de zoon van uw heer te eten hebbe. Mefiboset, de zoon van uw heer, zal geregeld aan mijn tafel eten. Siba nu had vijftien zonen en twintig knechten. Siba zeide tot de koning: Geheel zoals mijn heer de koning zijn knecht gebiedt, zal uw knecht doen. Dus at Mefiboset aan de tafel van David als een der zonen van de koning. En Mefiboset had een jonge zoon, die Micha heette. Allen die in het huis van Siba woonden, waren knechten van Mefiboset. Mefiboset woonde te Jeruzalem, want hij at geregeld aan de tafel des konings. Hij nu was verlamd aan beide voeten.” (1Sam.9:6-13)
-
Hij kwam uit een verworpen familie
Als zoon van Jonatan, maakte Mefiboset deel uit van een familie die in ongenade was gevallen. Hij was een prins, maar leefde desondanks als iemand die afhankelijk was van anderen en… buiten de muren van Jeruzalem. Iedere verloren zondaar is geboren in zonden, afstammeling van Adam, en daardoor onder het oordeel (Rom.5:12vv.; Ef.2:1-3).
-
Hij was gevallen en hulpeloos
Mefiboset was verlamd aan beide voeten (vv3, 13) en kon niet gaan (Rom.5:6). Alle mensen zijn zondaars vanwege de val in de zonde van Adam (Rom.5:12), en ze kunnen God niet behagen. In plaats van te wandelen in gehoorzaamheid in overeenstemming met Gods wil, wandelen ze ‘overeenkomstig de tijdgeest van deze wereld (Ef.2:2). Ze proberen misschien God te behagen, maar wat ze ook doen goede werken zullen hen nooit redden.
-
Hij mistte het beste
Mefiboset leefde in Lo-debar dat ‘geen weide’ betekent. Dat is een passende beschrijving van deze wereld – geen weide, geen plaats waar de ziel werkelijk bevredigt kan worden. Zondaars zijn hongerig en dorstig, maar deze wereld en zijn genoegens kunnen daaraan niet voldoen.
-
Hij was bang
Uit het feit dat er onderzoek moest worden gedaan naar eventuele nakomelingen van Jonathan blijkt dat Mefiboset verborgen leefde, wellicht uit vrees. Veel mensen verbergen zich voor God uit angst, want ze kennen zijn liefde niet. Ze verbergen zich voor hun beste vriend! (Gen.3:8).
-
Hij leefde in armoede
In het huis van Machir (verkocht) in Lo-debar (zonder weide) (vs.4). Hoe waar! De opstandige leeft in een droog land (Ps.68:6). Zonder God leeft de zondaar in armoede (Jes.44:20; Luk.15:16). “Gij kent immers de genade van onze Here Jezus Christus, dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden.” (2Kor.8:9)
-
Hij zou zonder Davids hulp ‘verloren’ zijn