Serie: Ze gaven niet op! – Vier steden in het leven van Abraham

6 februari, 2024

Serie: Ze gaven niet op!

(Genesis 12, 18, Hand.7 en Hebreeën 11)

‘Vier steden in het leven van Abraham’

‘Vergeten wat achter je is en uitstrekken naar wat voor je ligt’ (Fil.3:13)

Inleiding

‘Wilt u soms ook weggaan? Simon Petrus antwoordde Hem: Heer naar wie zullen wij toegaan? U hebt woorden van eeuwig leven’ (Joh.6:68)

 Er zijn vier steden te noemen die in het leven van Abraham van belang zijn geweest en die het ook voor ons zijn, als we de geestelijke betekenis van deze steden bekijken: Ur, Haran, Sodom en de stad Gods.

Wat hield Mozes gaande: de heerlijkheid van God! Wat hield Jozua gaande: de beloften van God! Wat hield Abraham gaande? De stad Gods! Elk van de gelovigen die we in deze reeks de revue laten passeren had een kenmerkend iets wat hen de kracht en de moed gaf om door te gaan. Bij Abraham was dat was zoals gezegd de ‘stad van God’ die hij voor ogen had (Heb.11). Abraham was een vreemdeling en bijwoner. Wij zijn ook pelgrims want we hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige (Heb.13:14). Een pelgrim wordt gekenmerkt door een tent. Hebben wij ook een tent? Ja, want in 2Kor.5:1-2 wordt er gesproken over een tent waarin wij wonen… Ook wij, evenals Abraham, zijn op weg naar de stad Gods en hebben rekening te houden met allerlei zaken die ons op die weg tegenkomen. De vier volgende steden stellen deze hindernissen voor en wij kunnen hun geestelijke betekenis terugvinden.

Ur, de stad die hij achter zich had gelaten – Een beeld van de godsdienstige wereld.

Had God zich niet bekendgemaakt aan Abraham dan zou deze gestorven zijn als een ongelovige. ‘Er is niemand die God zoekt’ (Rom.3:11). Maar ‘de God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham toen hij in Mesopotamië was…’ (Hand.7:2). Ur was een stad van ongeveer 300.000 inwoners en was van alle toenmalige luxe voorzien. Een stad die je niet gemakkelijk zou verlaten! In Jozua 24:2 lezen we dat ‘aan de overzijde van de Rivier hebben oudtijds uw vaderen gewoond, Terach, de vader van Abraham en de vader van Nachor, en zij hebben andere goden gediend’. De heerlijkheid van God verscheen aan Abraham en hij gehoorzaamde zonder te weten waar, wanneer, hoe hij er komen zou! (Heb.11:8). ‘Niemand die zijn hand aan de ploeg slaat en achteromkijkt, is geschikt voor het koninkrijk van God’ (Luk.9:62). En Paulus zegt: ‘Ik vergeet wat achter mij is’ (Fil.3:14). ‘Gedenkt de vrouw van Lot’ (Luk.17:32). Zo gauw het volk Israël na de uittocht uit Egypte tegenslag kreeg, begonnen ze te klagen en zeiden: ‘Laat ons naar Egypte terugkeren, naar de uien en de knoflook.’ De waarschuwing is duidelijk: ‘Kijk niet achterom, maar naar boven, naar de stad Gods!’ Iedereen van ons heeft die een ‘stad’ achter zich heeft gelaten, heeft daar ook iets achter gelaten. Keer er niet naar terug is de waarschuwing! Dus denk niet terug aan wat je hebt achtergelaten maar verlang naar een beter, dat is een hemels vaderland (Heb.11:15).

Haran – de stad waar hij werd opgehouden – Keuzes maken, prioriteiten stellen.

Abraham moest leren de banden die er waren met zijn familie los te laten. God had Abraham geroepen en niet zijn familie (Mat.10:37), maar er zijn ook wel andere zaken te noemen die een doorbraak in je geloofsleven in de weg staan. We denken maar aan zaken die de Heer Jezus noemt in de gelijkenis van de zaaier: de zorgen van het leven, het bedrieglijke van de rijkdom, de begeerten naar de overige dingen en de genietingen van het leven (Mark.4:19; Luk.8:14). Toen Nehemia bezig was de muur van Jeruzalem te herbouwen, kreeg hij op een goede dag het verzoek van zijn vijanden om eens samen te komen. Hij ging niet in op deze uitnodiging maar liet hen de volgende boodschap toekomen: ‘Ik ben bezig een groot werk te doen en kan niet komen. Waarom zou het werk stilliggen, doordat ik u verliet en tot u kwam? (Neh.6:3). Een ander voorbeeld is de opstand van Mirjam tegen het gezag van Mozes waardoor zelfs de voortgang van een heel volk in gedrang kwam (Num.12).

Sodom – de stad die hij moest mijden – Een beeld van de zondige wereld

Hier gaat het erom dat we ons (1) niet met de wereld moeten verbinden, of ons erdoor laten beïnvloeden, maar (2) dat we voor deze wereld tot een zegen zouden moeten zijn zowel voor gelovigen als ongelovigen. Sodom is bij uitstek een beeld van de wereld en haar geneugten. Lot, evenals veel anderen, konden de aantrekkingskracht daarvan niet weerstaan en keerden terug van waar ze uit kwamen! We zijn wel uit de wereld maar dat wil niet zeggen dat de wereld uit ons is! Er zijn veel gelovigen die niet de dingen zoeken die boven zijn, maar die op de aarde zijn! (Kol.3:2; Mat.16:23, 6:33) Als gelovigen dienen we ons onbesmet van de wereld te bewaren, en geen vriend van de wereld te worden, zodat we die wereld zouden lief krijgen en er gelijkvormig aan zouden worden zodat we uiteindelijk onder het oordeel over de wereld zouden komen (Jak.1:27, 4:4; 1 Joh.2:15; Rom.12:2 en 1 Kor.11:32). We hoeven maar te denken aan Demas, die de tegenwoordige eeuw heeft lief gekregen (2Tim.4:9). Lot koos voor Sodom en ging ten onder. Abraham koos voor God en werd door Hem gezegend en daarom kon hij voor velen tot zegen zijn. Wat een verschil en toch waren ze beiden een gelovige (2Petr.2:7-8).

Jeruzalem – de stad die vòòr hem lag en voor ogen had. Een beeld van de echte ’wereld’

‘Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige’ (Heb.13:14)

In Hebreeën 11 vinden we Abraham, de vader van alle gelovigen, hij is in het Oude Testament het grootste voorbeeld van geloof. Abraham geloofde God zonder te weten waar hij naar toe ging (vs.8-12), zonder te weten op welke manier (vs.11-12), zonder te weten wanneer (vs.13-16) en zonder dat hij wist waarom (vs.17-19). Het was zijn geloof in het Woord van God dat hem zijn huis deed verlaten om te leven als een pelgrim en te gaan waar God hem ook leidde. Geloof gaf Abraham en Sara kracht toch nog een kind te krijgen terwijl zij boven de bepaalde leeftijd waren (vs.11). Abraham en zijn navolgers gingen niet terug zoals de Joodse leiders verzocht werden om te doen, maar ze hielden hun ogen gericht op God en de stad Gods (vs.13-16; 10:38-39). Als we ons met deze stad bezighouden dan houden we het vol. ‘Jezus die om de vreugde die voor Hem lag…’ (Heb.12:2). Maar er is meer! In Johannes 8:56 lezen we het volgende: ‘Uw vader Abraham verheugde zich erop dat hij mijn dag zou zien, en hij heeft die gezien en zich verblijdt’ (vgl. Joh.12:41; Mat.13:17; 1Petr.1:10).

____________________________________________________________________________________________________