Kerkgeschiedenis – Staat en RK-kerk tijdens de Franse revolutie

11 augustus, 2023

Rubrieken: Kerkgeschiedenis

Kerkgeschiedenis

Staat en RK-kerk tijdens de Franse revolutie

Inleiding

Was het toeval toen wij onze intrek namen in een B&B in Normandië, dat ik geconfronteerd werden met een ‘vergeten’ stuk kerkgeschiedenis, die plaatsvond aan het einde van de achttiende eeuw in Frankrijk? Althans dat was mij niet bekend en daarom was mijn interesse gewekt toen onze hospita vertelde dat ze tijdens de verbouwing van hun huis, aan de binnenkant van de schouw een inscriptie had gevonden van een naam van een ondergedoken geestelijke, een datum en een ingekerfd kruisteken. Het jaar was 1793, een periode in de Franse geschiedenis die bekend staat als de ‘Terreur’. Mijn bezoek aan Le Mont St. Michel in Normandië en het paleis van Lodewijk XIV in Versailles werden daardoor met elkaar verbonden, immers tijdens de Revolutie stonden staat en kerk lijnrecht tegenover elkaar.

Eind achttiende begin negentiende eeuw stond, zoals bekend is, in het teken van de Franse revolutie, de rechten van de mens, maar ook en dat is minder bekend, door de gebeurtenissen die uiteindelijk hebben geleid tot de scheiding van kerk en staat. Die inleidende gebeurtenissen bestonden uit een gewelddadige vervolging van de RK-kerk, waarbij veel doden vielen te betreuren. Veel priesters, pastoors en bisschoppen werden het land uitgezet, doken onder of werden op transport gezet naar Frans-Guyana. Maar voorafgaand aan de vervolging van de RK-kerk had die van de Protestante kerk plaatsgevonden. Was de vervolging die de RK-kerk heeft ondergaan een ‘koekje van eigen deeg’? Was het een oordeel van God, een goddelijke vergelding van wat men de Protestanten, anders gezegd de Hugenoten, eerder had aangedaan? Met andere woorden: zou er een oorzakelijk verband kunnen zijn? Bekend is de Bartholomeusnacht of (Parijse) bloedbruiloft die massale moordpartij door katholieken op hugenoten (Franse calvinisten) die begon te Parijs in de nacht van 23 op 24 augustus 1572. De slachting duurde drie dagen en verspreidde zich in de loop van de daaropvolgende maanden als een golf over heel Frankrijk, waarbij uiteindelijk tussen de 5.000 en 30.000 hugenoten de dood zouden vinden.

De kerstening van Frankrijk

Kerstening is het historische bekeren, vaak massaal, van niet-christelijke (veelal heidense) volkeren tot het christendom. Dat gebeurde niet door de verkondiging van het evangelie waardoor mensen tot geloof kwamen in de Heer jezus, maar door met geweld volkeren te onderwerpen en ze te dwingen om het christelijk geloof te aanvaarden zoals dat door de RK-kerk werd verkondigd.

De Frankische koning Clovis (ca. 466-511), ook wel bekend als Clovis I, was de eerste Frankische vorst die zich tot het christendom bekeerde. Wie was deze Clovis en wat heeft hij betekend voor de Franse en Europese geschiedenis? Het Germaanse volk van de Salische en Merovingische Franken duikt in bronnen voor het eerst op vanaf 250 na Christus. Het volk kwam mee met de Grote Volksverhuizing (ca.300-600). De Franken kwamen het Romeinse Rijk binnen in Toxandrië – zo heette het gebied tussen het huidige Breda en Antwerpen – in 358. In dat jaar nam keizer Julianus Apostata (331-363) hen op als bondgenoten binnen het Romeinse Rijk. In 440 stichtten ze een officieel koninkrijk met als centrum Doornik. Het rijk breidde zich vervolgens uit richting het Zuiden, eerst tot de Somme, onder leiding van koning Childerik I (ca.436-481). Childerik sloot met de Romeinen en Visigoten een verbond tegen Attila de Hun en diens troepen. Onder Childeriks zoon Clovis begon de Merovingische dynastie en breidde het Frankische Rijk zich nog verder naar het zuiden uit, tot aan de rivier de Loire. De Franken profiteerden van het machtsvacuüm dat ontstond door het zich steeds verder terugtrekkende Romeinse Rijk.

Clovis werd geboren omstreeks het jaar 466 als zoon van Childerik I en Basina. Toen hij vijftien jaar was, in 481, volgde Clovis zijn vader op als koning. Kort tevoren, in 476, was de laatste West-Romeinse keizer Romulus Augustulus afgezet, waarmee een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk. De weg naar machtsuitbreiding lag hierdoor open voor de Franken.

In 486 behaalde Clovis een belangrijke overwinning op Syagrius (ca.430-486), de laatste Romeinse generaal die zich nog in Gallië bevond en die in opdracht van Clovis met een messteek de dood vond. Clovis trad in 492 of 493 in het huwelijk met een Germaanse – meer specifiek: Bourgondische – koningsdochter genaamd Clothilde. Ze was een dochter van het koningspaar Chilperic en Caratena. Haar Bourgondische vader was ariaans*, evenals veel andere Germaanse vorsten die tot het christendom overgegaan waren, maar haar moeder was katholiek. Onder haar invloed was ook Clothilde katholiek geworden. Zij was het die Clovis aanspoorde zich te laten dopen.

In 496 versloeg Clovis de Alemannen. In datzelfde jaar, op 25 december 496 (maar er zijn ook historici die 497, 499 of 506 als opties noemen), liet Clovis zich in de stad Reims dopen tot christen. Samen met een gevolg van 3000 Frankische krijgers en Clovis’ zussen Abboflede en Lantechilde. De meeste historici gaan er ervan uit dat het verhaal dat de overwinning op de Alemannen Clovis naar het christendom dreef, een legende is. In elk geval was hij tot deze doopplechtigheid aangespoord door zijn vrome vrouw Clothilde. De plechtigheid werd voltrokken door Remigius van Reims (ca.437-533), de bisschop van Reims. Over de motieven van Clovis is in de historiografie naar voren gebracht dat Clovis hiermee de Gallisch-Romeinse aristocratie die al rooms-katholiek was, achter zich wilde krijgen. Zo kon hij de Visigoten, die en rijk hadden opgebouwd in het huidige Spanje en Zuid-Frankrijk en de ‘ketterij’ van het arianisme aanhingen – makkelijker bestrijden. Hoogstwaarschijnlijk was Clovis’ bekering inderdaad ingegeven door machtspolitieke ambities. Hoe machtspolitiek zijn motief ook was, zijn doop vormde een belangrijke stap in de kerstening van West-Europa. In 507 verplaatste Clovis het machtscentrum van Doornik naar Parijs, nadat hij de Visigoten verslagen had. Op 27 november 511 overleed hij in Parijs. Bij zijn overlijden hadden de Franken zeggenschap over bijna de volledige provincie Gallië, dat voortaan Frankrijk heette: het rijk van de Franken. Tot zover de kerstening van Frankrijk. Ik ga niet in op de verdere christianisering van Frankrijk in de eeuwen erna, maar vervolg mijn verhaal met de vervolging van de Protestanten in de 17e en 18e. eeuw in Frankrijk.

De vervolging van de Protestanten

De vervolging die het protestantisme, beter bekend als de Hugenoten, heeft ondergaan in de 17de en 18de eeuw in Frankrijk is voldoende bekend. Lodewijk XIV en de katholieke kerk hadden besloten de protestanten door een enorme actie te dwingen katholiek te worden en degenen die weigerden, het bestaan onmogelijk te maken. De vorige koning, de bekende Hendrik de Vierde, had tijdens zijn regering het Edict van Nantes uitgevaardigd in 1598, waarbij de protestanten volledige vrijheid van godsdienst werd toegestaan. Er bestonden toen 760 kerken. Onder zijn opvolger, de meedogenloze Lodewijk de Dertiende, begonnen de vervolgingen opnieuw, vooral met de medewerking van de kardinaal Richelieu. De vrijsteden waarover de protestanten beschikten werden ingenomen, maar niet zonder strijd. Echter onder de regering van Lodewijk XIV, die begon in 1643, werd de vervolging officieel opgevoerd tot een ontstellende graad van wreedheid en meedogenloosheid. Het protestantisme moest worden uitgeroeid, zonder meer. Alle protestantse kerkgebouwen werden afgebroken. Een menigte van geestelijken werd eerst gezonden naar de protestantse gebieden om de mensen tot de katholieke kerk te laten overgaan door overreding en omkoping, maar dat gaf niet veel resultaten. Men moest veel harder te werk gaan. De koning zond daarop afdelingen van dragonders naar die gebieden om met geweld de protestanten te doen overgaan naar de Roomse kerk. Deze soldaten hadden vrij spel. Ze drongen de huizen binnen om de bewoners te dwingen katholiek te worden en zo niet dan werden ze uiterst wreed behandeld, geslagen, mishandeld, gemarteld, soms gedood, meisjes werden verkracht. Er zou nog veel meer te zeggen zijn. Het doel was hen het leven onmogelijk te maken. Door dit beestachtig optreden gaf een aantal protestanten toe om zogenaamd katholiek te worden, maar dat was maar schijn, ook om hun kinderen te sparen, die hen anders werden afgenomen om in kloosters te worden opgevoed. Ze woonden de mis bij, maar thuis ging de Bijbel weer open en las de vader van het gezin een gedeelte, en sprak over het ware geloof. Maar hun geweten liet hen niet met rust, en ze voegden zich bij de andere geloofsgenoten, om bijeen te komen in geheime bijeenkomsten, meestal in de open lucht. Vandaar de naam ‘le Désert’ (de Woestijn). De predikanten werden zonder meer omgebracht. De anderen gingen van plaats tot plaats, waar ze verborgen werden door de protestanten, die in die tijd Hugenoten genoemd werden. Maar ze liepen steeds de kans opgespoord te worden. In deze leegte kwam een merkwaardig verschijnsel op, namelijk dat van de profeten: christenen die zeiden te spreken door de Geest. Ze bemoedigden de gelovigen en hielden het vuur brandende, maar helaas was niet alles wat de één of ander zei in overeenstemming met Gods Woord.

Een nieuwe wending kwam door een bijzondere gebeurtenis die plaats heeft gevonden in een bekend dorp in de bergstreek van de Cévennes. In dit dorp, Le Pont de Monvert, bevond zich een Roomse geestelijke die met soldaten Hugenoten oppakten en hen opsloot in de kelders van zijn groot huis waar ze op een gruwelijke manier werden gemarteld. Deze ongelofelijke wreedheid bracht een groep Hugenoten ertoe zich te bewapenen om daarna tot de aanval over te gaan. De martelaren werden bevrijd, en de geestelijke, Du Chayla, werd gedood. Daarmee brak de periode aan van het gewapend verzet. Andere Hugenoten voegden zich bij hen en vormden uiteindelijk een klein leger van tegen de 2000 man. Op handige wijze wisten ze aan wapens en munitie te komen. Deze strijders werden de camisards genoemd. De strijd tegen de troepen van de koning werd voornamelijk gevoerd in de streek van de Cévennes en soms verder op. De wegen van nu bestonden natuurlijk niet, en de camisards kenden ieder pad en ieder ravijn, en konden zo onverwacht tot de aanval overgaan, of zo nodig ontsnappen en zich verbergen. Soms vonden er zelfs veldslagen plaats. Hun strijdlied was Psalm 68, die ze zongen voor ieder gevecht. Dit alles maakten de acties van de dragonders zeer moeilijk, hoewel hun aantal wel tot twintigduizend man was opgevoerd Het verzet van de Hugenoten was zo geweldig dat de koning twee legeraanvoerders heeft moeten afzetten. De opvolger paste een nog meedogenlozer tactiek toe. Het was zo dat de camisards voedsel en hulp kregen van de bevolking. Daar wilde de generaal van de dragonders een eind aan maken door deportatie en het verwoesten van zo’n 460 dorpen. De weggejaagde bevolking moest maar zien hoe in leven te blijven. Eén van de aanvoerders van de camisards, de befaamde Cavalier, werd verleid door een vredesaanbod en dacht te onderhandelen. Dit liep op niets uit en hij vluchtte naar het buitenland. De heldhaftige aanvoerder, Roland, geloofde totaal niet in de beloften van de koning en zette de strijd voort. In 1704 werd hij echter verraden en gedood. Daarmee was weldra het gewapend verzet gebroken. Inmiddels werden de mannen die opgepakt waren en hun geloof niet wilden verloochenen, naar de galeien gezonden, waar ze met kettingen aan de banken werden vastgemaakt voor het gehele seizoen op zee, behalve de winter. Dat was een zeer hard lot! De vrouwen en meisjes werden in forten en torens opgesloten voor het leven, onder andere in de bekende Tour de Constance die een hoektoren is van het ommuurde stadje Aigues Mortes (ten Zuid-Westen van Nîmes). Daar bevond zich tevens de bekende geloofsheldin Marie Durand die gedurende 38 jaar de gevangenen bemoedigde en hun geloof versterkte. Haar naam is dan ook alom bekend en geëerd. De kinderen werden naar de kloosters gestuurd. Inmiddels kwam de predikant Claude Brousson terug uit Lausanne om de kerken weer te reorganiseren en om de gelovigen die nog waren overgebleven, bij te staan en te bemoedigen. Dat was tevens de taak die Antoine Court op zich had genomen. In Genève werden nu Hugenoten opgeleid tot predikant. Deze predikanten gingen terug naar Frankrijk om daar onder zeer hachelijke omstandigheden de gelovigen te bezoeken en diensten te leiden, wetende eventueel een wrede martelaarsdood tegemoet te gaan. Velen zijn dan ook omgekomen.

Intussen waren veel Hugenoten naar het buitenland gevlucht, wat niet makkelijk was wegens de bewaakte grenzen. Ze gingen naar diverse landen maar vooral naar Nederland, waar ze goed ontvangen werden. Zo vinden wij vandaag in Nederland mensen die een zuiver Franse naam dragen. In de landen waar ze terecht kwamen, brachten ze voorspoed omdat onder hen veel bekwame vaklieden waren en industriëlen. Later heeft Frankrijk bemerkt wat een economische aderlating dit is geweest; en dat wordt tot op heden nog gezegd. Onder de regering van Lodewijk XVI werd in 1787 het ‘Edict de Tolérance’ uitgevaardigd en dat betekende het einde van de vervolgingen. De Hugenoten mochten weer bijeenkomen en kerkdiensten houden. Maar door de Franse revolutie kregen ze weer alle burgerrechten terug. Als men die geschiedenis leest, kan men niet anders dan getroffen zijn door zoveel volharding in het ware geloof, gegrond op de Bijbel. Laten wij hun voorbeeld volgen.

Het Jansenisme

Rond 1650 kreeg de Kerk in Frankrijk intern te kampen met het jansenisme. Het jansenisme was een hervormingsbeweging die in de zeventiende eeuw binnen het Europees katholicisme ontstond, in navolging van de Ieperse hoogleraar (en latere bisschop) Cornelius Jansenius (1585-1638). De augustijnse stroming sloot aan bij de beweging van de contrareformatie. Verder streefden jansenisten een ascetische levenswijze na, verwierpen ze de pauselijke onfeilbaarheid en Maria’s Onbevlekte Ontvangenis. Het streven van de jansenisten naar volledige onafhankelijkheid van Rome werd gesteund door veel Franse parlementen die streden om het hoogste gezag. De parlementariërs vonden daarbij echter koning Lodewijk XIV op hun pad die meende de door God aangewezen heerser van het land te zijn. Parlementen beschouwde de absolutistische vorst als niet meer dan adviescolleges.

Het jansenisme werd in verschillende pauselijke bullen veroordeeld. Paus Urbanus VIII veroordeelde de beweging bijvoorbeeld in 1642 in de bul In Eminenti. Ook belangrijk was de bul Regiminis Apostolici uit 1665 waarin vijf stellingen uit Jansenius postume werk werden verworpen. Geestelijken of kloosterlingen die deze bul niet wilden ondertekenen werden voortaan als jansenist beschouwd. In 1713 vaardigde paus Clemens XI, op aandringen van koning Lodewijk XIV, de bul Unigenitus uit waarin stellingen in het boek van Quesnel officieel als ketters werden bestempeld. Een jaar later dwong de koning het Franse parlement deze bul te aanvaarden. Voor Lodewijk was bestrijding van het jansenisme van belang omdat jansenisten zich niet alleen verzetten tegen de onfeilbaarheid van de paus, maar ook in toenemende mate tegen de groeiende macht van de koning. Koning Lodewijk XIV voerde een politiek van religieuze eenheid en bestreed groeperingen die afweken van de officiële katholieke leer. In 1685 had hij om die reden bijvoorbeeld ook het Edict van Nantes herroepen dat decennialang beperkte vrijheid had geboden aan de Hugenoten, de Franse aanhangers van de Franse-Zwitserse theoloog en kerkhervormer Johannes Calvijn. In 1710 werd het klooster Port-Royal, centrum van het jansenisme, verwoest.

Het Gallicalisme

Na de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 door Lodewijk XIV werd het katholicisme staatsgodsdienst. Vanaf de 18e eeuw kreeg de RK-kerk te kampen met een toenemende mate van antiklerikalisme tijdens de Verlichting, de Franse Revolutie en vanaf 1880 in de Derde Republiek. Het Concordaat van 1801 betekende het einde van het gallicanisme. Het gallicanisme dateert uit de 17de eeuw en vond onder de regering van Lodewijk XIV zijn scherpste uitdrukking in de Gallicaanse Artikelen die door Jacques-Bénigne Bossuet in 1682 werden opgesteld: (1) Aan de pausen is alleen volmacht gegeven over geestelijke zaken. (2)  de uitoefening van de volheid van de geestelijke macht zijn de pausen onderworpen aan het gezag van een algemeen concilie. (3) Bij de uitoefening van zijn macht moet de paus de instellingen, regels en gebruiken van de Franse Kerk en het Franse rijk onverkort handhaven.

(4) In zaken van geloof heeft de paus een hoofdaandeel en zijn decreten gelden voor de gehele Kerk, maar ze zijn niet onherroepelijk, tenzij de instemming van de gehele Kerk gegeven is. Deze artikelen dreigden een aanleiding te worden tot een formeel schisma en werden door paus Alexander VIII (1689-1691) verworpen. Ze werden door Lodewijk XIV in 1693 ingetrokken, maar bleven geregistreerd in de akten van de parlementen, zodat de Gallicaanse beginselen hun geldigheid behielden tot de Franse Revolutie (1789). In 1801 sloten Pius VII en Napoleon een concordaat, maar door zijn eigenmachtige optreden nam Napoleon vele gedane concessies terug.

De Franse revolutie en de RK-kerk

De Franse Revolutie had een grote impact op de verhouding tussen kerk en staat. De revolutionairen probeerden de eeuwenoude – sinds het doopsel van Clovis – banden, de l’union du trône et de l’autel (vereniging van troon en altaar), door te snijden. Ze wilden godsdienstvrijheid en de invloed van de kerk in de samenleving terugdringen en de maatschappij laïciseren*. De Revolutie wilde een kerk die bij de staat zou passen. Ze vaardigde de Constitution civile du clergé (Burgerlijke grondwet van de geestelijkheid) uit, die echter onder invloed van de revolutionaire dynamiek en de buitenlandse druk, o.a. van de paus, voor een scheiding zorgde tussen kerk en Revolutie en ook de kerk onderling. Tijdens de radicale fase van de Revolutie (1792-1994) met als hoogtepunt de Terreur o.l.v. Robespierre was er een campagne om het katholicisme uit te roeien. De gelijktijdig opgezette revolutionaire religieuze culten kregen echter weinig aanhang. De katholieke clerus dook onder of ging in ballingschap. Het Directoire (1794-1799) beloofde aanvankelijk godsdienstvrijheid, maar ging weldra opnieuw over tot kerkvervolging, wat in de Belgische gewesten de ‘Beloken Tijd’* inluidde. Pas Napoleon verzoende de katholieken met de Revolutie door het Concordaat met paus Pius VII, waardoor er godsdienstvrijheid kwam, maar hij consolideerde de laïcisering. Het katholicisme als staatsgodsdienst werd voltooid verleden tijd.

De vervolging van de RK-kerk

De ontkerstening of ontchristening (Frans: déchristianisation) van Frankrijk tijdens de Terreur, de climax van de Franse Revolutie, was een grootschalige aanval van de revolutionaire Franse overheid op de Rooms-Katholieke Kerk. Het rooms-katholieke geloof werd vervangen door een atheïstische, humanistische antigodsdienst, de Cultus van de Rede. Priesters werden vervolgd en vermoord en kerken werden met geweld en vernieling omgevormd tot ‘tempels van de rede’.

Achtergrond

Onder het Ancien Régime, het Frankrijk voor het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789, was het rooms-katholicisme de staatsgodsdienst. Zo’n 95% van de bevolking hing het geloof aan. De Rooms-Katholieke Kerk was de grootste landeigenaar van het land en verdiende aan de tienden die van de bevolking geïnd werden. De machtspositie van de Kerk was geïnstitutionaliseerd als de eerste stand (premier état) van de Staten van Frankrijk. De bisschoppen waren allen afkomstig uit de adel. In 1789 bestond de Franse clerus uit 130.000 priesters, monniken en nonnen (ongeveer een half procent van de bevolking).

Ontkerstening

De antikatholieke hetze begon direct na het uitbreken van de revolutie. Al in augustus 1789, enkele weken na de bestorming van de Bastille, werd het de Kerk verboden om belastingen te heffen. De revolutionairen verklaarden het kerkelijk eigendom openbaar bezit en verkochten het via executoriale verkoop. In februari 1790 werden alle kloosterordes opgeheven, en op 12 juli 1790 nam de Nationale Grondwetgevende Vergadering de wet op de Constitution civile du clergé (burgerlijke inrichting van de geestelijkheid) aan, waarbij pastoors en bisschoppen omgevormd werden tot door de staat betaalde en door het volk verkozen ambtenaren. Ze moesten een eed van trouw aan de grondwet zweren. Op 13 april 1791 verklaarde paus Pius VI zich tegen de wet, waardoor de priesters (de RK-kerk) in twee facties uiteenvielen: degenen die bereid waren de eed van trouw te zweren, en degenen die dat weigerden.

De ontkerstening nam steeds grotere vormen aan in de periode 1792-1794, toen revolutionair Frankrijk van alle kanten bedreigd werd, door zowel buitenlandse legers als royalistische en antirevolutionaire rebellen. De Rooms-Katholieke Kerk werd door de revolutionairen beschouwd als vijandig en antirevolutionair en tijdens de ‘Septembermoorden’ in september 1792 werd een bloedbad onder geestelijken aangericht waarbij onder meer 200 priesters en drie bisschoppen om het leven kwamen. In september 1792 werd echtscheiding gelegaliseerd door de Nationale Conventie en nam de staat de controle over de geboorte-, sterf- en trouwregisters over van de Kerk. In mei 1793 werden de kerken gesloten en werd de katholieke mis verboden; er kwamen zgn. ‘droge missen’. De kerken werden geplunderd en het buitgemaakte goud en zilver werd gebruikt om de oorlog te financieren. Beelden in de kerken werden verwijderd en kruizen en andere religieuze objecten werden vernietigd. Het geconfisqueerde eigendom van de Kerk werd gebruikt als onderpand voor het nieuwe betaalmiddel, de assignaten. Op 21 oktober 1793 werd een wet aangenomen waarbij alle priesters die weigerden een eed van trouw aan de republiek te zweren, en iedereen die hun onderdak verschafte, ter plekke gedood mochten worden. In november 1793 werd het woord dimanche (zondag) verboden en de gregoriaanse kalender vervangen door een republikeinse kalender waarbij de sabbat, heiligendagen en andere christelijke hoogtijdagen afgeschaft werden. De christelijke feestdagen werden vervangen door nieuwe feestdagen die de oogst en andere niet-religieuze zaken vierden. De aartsbisschop van Parijs moest aftreden en zijn mijter inruilen voor een rode Frygische muts. Sommige plaatsnamen van religieuze oorsprong werden veranderd, zoals Saint-Tropez, dat Héraclée ging heten. Al met al werden zo’n 20.000 priesters gedwongen zich terug te trekken en 9.000 werden gedwongen om te trouwen. Zo’n 30.000 priesters ontvluchtten het land en duizenden werden geëxecuteerd. De guillotine werd regelmatig gebruikt om de tegenstanders van de Revolutie te elimineren.

Cultus van de Rede

Als vervanging voor het christelijke geloof werd een atheïstische cultus in het leven geroepen, losjes gebaseerd op het denken van Voltaire en de verlichting. Achter deze Cultus van de Rede (Culte de la Raison) stonden enkelen van de meest radicale revolutionairen in Parijs, zoals Jacques-René Hébert, Pierre Gaspard Chaumette en Joseph Fouché. De cultus kreeg veel steun van de sansculottes totdat de vervolging van de hébertisten (de volgelingen van Hébert) door Robespierre de beweging ondergronds dreef. Op 10 november 1793 proclameerde de Nationale Conventie op suggestie van Chaumette een Godin van de Rede die door de cultus geëerd zou worden. Mmle. Maillard, een populaire zangeres, werd gekozen als personificatie van deze godin. Chaumette organiseerde vervolgens een Fête de la Raison (Feest van de Rede), waarbij de ‘godin, getooid met Frygische muts, een processie naar de Notre-Dame van Parijs leidde. Daar werd ze op een altaar op een ‘berg’ geplaatst (een referentie aan de montagne van de Nationale Conventie), tussen bustes van Voltaire en Rousseau. Tijdens de ceremonie werd de kathedraal omgedoopt tot de Tempel van de Rede.

Toen Robespierre de macht greep in Frankrijk en de Terreur zijn hoogtepunt bereikte werden veel van de voorstanders van de Cultus van de Rede geëxecuteerd. Robespierre verving de cultus in 1794 met een nieuwe, deïstische Cultus van het Opperwezen (Culte de l’Être suprême), die zijn hoogtepunt bereikte met een Fête de l’Être suprême (Feest van het Opperwezen) op 8 juni, waarbij Robespierre als een soort hogepriester optrad. Robespierres nieuwe godsdienst werd algemeen belachelijk gemaakt en versnelde zijn politieke ondergang en executie.

Herstel van de Rooms-Katholieke Kerk

Na de val van Robespierre nam het nieuwe regime, het Directoire, op 21 februari 1795 een wet aan waarbij religieuze praktijken weer werden toegestaan. Het luiden van kerkklokken, religieuze processies en het tonen van kruizen was echter nog steeds verboden. In 1799 werden priesters nog steeds gevangengezet en gedeporteerd naar strafkolonies. Het Directoire steunde alternatieven voor het rooms-katholicisme, zoals de culte décadaire en de Theofilantropie, hoewel deze weinig voet aan de grond kregen. In 1798 namen Franse revolutionaire troepen Rome in en namen Paus Pius VI gevangen. De Kerkelijke Staat werd opgeheven en vervangen door een Franse vazalstaat, de Romeinse Republiek. De paus stierf het jaar erop in ballingschap. Na zijn machtsgreep in 1799 zocht Napoleon Bonaparte verzoening met de Kerk. In 1800 werd de Kerkelijk Staat hersteld, en in 1801 ondertekenden Napoleon en Paus Pius VII het Concordaat van 1801. In de daarbij aansluitende encycliek Ecclesia Christi erkende Pius VII de Franse Republiek, die van haar kant het katholicisme uitriep tot ‘godsdienst van de meerderheid’. De wens van het Vaticaan om het katholicisme tot staatsgodsdienst uit te roepen werd echter niet ingewilligd. Het Concordaat voorzag in: het herstel van de vrijheid van eredienst, een bezoldiging van de katholieke geestelijkheid door de Staat, in ruil voor de tijdens de Revolutie genationaliseerde en door de revolutionaire regering verkochte kerkelijke bezittingen een herindeling van Frankrijk (de geannexeerde zuidelijke Nederlanden inbegrepen) in nieuwe bisdommen (vermindering tot 60 bisdommen in Frankrijk).

In 1804 was de paus aanwezig bij de kroning van Napoleon in Parijs, waar hij moest toezien hoe Napoleon zijn rug naar hem keerde en zichzelf tot keizer kroonde. Ondanks het herstel van de Kerk, verslechterde de relatie tussen Napoleon en Pius VII snel, hoewel het conflict tussen paus en keizer een machtsstrijd was en niet de religieuze vrijheid betrof. In 1808 verdween de Kerkelijke Staat nogmaals toen het werd ingelijfd in Napoleons Eerste Franse Keizerrijk en het Koninkrijk Italië. De paus reageerde hierop door Napoleon in de ban te doen, waarop Napoleon op zijn beurt de paus liet gevangennemen. Na de val van Napoleon in 1815 volgde de Restauratie, waarbij de machtspositie van de Kerk vóór de Franse Revolutie voor een groot deel hersteld werd.

Gevolgen

De ontkerstening tijdens de Franse Revolutie wordt vaak als grondslag gezien voor het laïcisme, de scheiding van kerk en staat in Frankrijk die in 1905 wettelijk vastgelegd werd, en in 1958 in de grondwet verankerd werd. Het Concordaat van 1801, waarmee Napoleon een einde maakte aan de ontkerstening, eindigde de status van het rooms-katholicisme als enige erkende godsdienst in Frankrijk. Met het Concordaat kregen ook drie andere religies officiële erkenning: het jodendom, calvinisme en lutheranisme.

Tenslotte

De vraag die ik aan het begin van dit artikel stelde: ‘Was de vervolging die de RK-kerk tijdens de Franse revolutie heeft ondergaan een ‘koekje van eigen deeg’? Was het een oordeel van God, een goddelijke vergelding van wat men de Protestanten c.q. de Hugenoten eerder had aangedaan? Met andere woorden: zou er een oorzakelijk verband kunnen zijn?’ Ik laat de beantwoording van deze vragen graag aan de lezer over. Naar de toekomst kijkend zou de vervolging van de RK-kerk tijdens de Franse revolutie een ‘voorproefje’ kunnen zijn van wat het naamchristendom in de eindtijd, na de Opname van de Gemeente, zal moeten ondergaan. Ik denk dan aan wat geschreven staat in de hoofdstukken 17 en 18 van het boek Openbaring. En ligt er ook niet eens les voor ons Evangelische Gemeenten in, om voorzichtig om te gaan door verbintenissen te sluiten met de overheid…?

____________________________________________________________________________________________

*Arianisme

Het arianisme is een stroming binnen het christendom, ontstaan in het begin van de vierde eeuw, die werd genoemd naar haar stichter Arius (256-336), presbyter van Alexandrië. In het arianisme wordt het dogma van de drie-eenheid niet geaccepteerd. Zowel Jezus als de heilige Geest worden gezien als scheppingen van God, die ondergeschikt zijn. Jezus is hierbij alleen ondergeschikt aan God, terwijl de heilige Geest ondergeschikt is aan zowel Jezus als God.

*Laïsering

Laïcisatie of laïcisering (v. Kerklat. laicus = leek) is het terugbrengen van een geestelijke van de Rooms-Katholieke Kerk in de lekenstand. Bij geestelijken met een hogere wijding kan dit, met inbegrip van de ontheffing van de celibaatsverplichting, gebeuren door een dispensatie van de Heilige Stoel, door een decreet of rechterlijke uitspraak dat de wijding onder ernstige vrees ontvangen werd, of ook bij wijze van kerkelijke straf, bijvoorbeeld bij degradatie. In dit laatste geval blijft de celibaatsverplichting bestaan. Door laïcisatie verliest een geestelijke zijn ambt en alle klerikale rechten en verplichtingen. De wijding zelf kan men niet verliezen. Terugkeer is mogelijk met verlof van de Heilige Stoel of de plaatselijke bisschop.

*Beloken tijd

Met de ‘beloken tijd’ wordt in de Zuidelijke Nederlanden de tijd bedoeld van ongeveer 1796 tot 1801. Het was de tijd van de Franse Revolutie waarin van katholieke geestelijken werd geëist dat ze de eed van trouw aan de Republiek aflegden en de monarchie afzwoeren, de zogenaamde ‘eed van haat’. Veel geestelijken verzetten zich tegen deze antikatholieke maatregel. Een aantal geestelijken sympathiseerden ook met het ancien régime. Zij die de eed weigerden, werden steeds strenger vervolgd en moesten zelfs onderduiken. Het was ook de tijd van de Boerenkrijg (1798).

______________________________________________________________________________________________________________________________