Tussen twee vuren – Joh.18 – 21 – Bijbel – Nieuw Testament

27 juli, 2023

Bijbelboeken: Johannes

Evangelie naar Johannes

Tussen twee vuren

Johannes 18:18 en 21:9

 Inleiding

Er komen twee vuren voor in het leven van de apostel Petrus en daar willen we het met elkaar deze morgen over hebben. De persoon van de apostel Petrus spreekt echt wel tot ieders verbeelding, maar hoe zou dat komen? Misschien wel omdat we van hem zo veel in onszelf terugvinden? Is het zijn enthousiasme, zijn vaak krachtdadige uitspraken, of zijn het meer de tragische gebeurtenissen in Petrus’ leven die ons aanspreken? Hij had niet alleen het hart op de tong, maar ook op de juiste plaats; je wist wat je aan hem had! In zijn toewijding aan de Heer wilde hij zijn leven voor de Heer afleggen (Joh.13:38) en was hij zelfs bereid met Hem te sterven en Hem niet te verloochenen (Mat.26:35). In zijn ijver voor de Heer overschatte hij zichzelf toen hij tegen de Heer zei: ‘Al zullen allen over U ten val komen, Ik zal nooit ten val komen’ (Mat.26:33). Toch zou Petrus de Heer tot driemaal toe verloochenen (Mark.14:72) en ontkennen dat hij een discipel van de Heer was (Mark.14:71). Hij ging soms onbezonnen te werk, zoals toen hij met een zwaard het rechteroor van de slaaf van de hogepriester afsloeg tijdens de arrestatie van de Heer Jezus in de hof van Gethsemané (Joh.18:10-11). Hij bedacht niet altijd de dingen van God en reageerde daarom soms niet juist. De Heer Jezus moest hem eens bestraffen omdat hij niet bezig was met de dingen God, maar met de dingen van de wereld. (Mat.16:23; Kol.3:1-2). Maar naast die tragische momenten die zich in Petrus’ leven voordeden, zijn er ook heel mooie uitspraken van hem in de Schrift vermeld die getuigen van zijn grote liefde voor de Heer Jezus. Waren die er niet geweest, dan hadden we misschien een vertekend beeld van hem overgehouden. Op de ‘uitnodiging’ van de Heer Jezus om mee te gaan met hen die niet meer met Hem wilden wandelen, reageerde Petrus met de onvergetelijke woorden: ‘Heer, naar wie zullen wij toe gaan? U hebt woorden van eeuwig leven’ (Joh.6:68). En op de vraag van de Heer Jezus: ‘Wie zegt u dat Ik ben?’ antwoordde Simon Petrus: ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ (Mat.16:16). Redenen genoeg om ons te verdiepen in wat er gebeurde ‘tussen de twee vuren’, maar voordat we dat doen gaan willen we eerst eens zien hoe Petrus een discipel van de Heer Jezus is geworden. (4 minuten)

 Petrus’ roeping – Lukas 5

‘Bekering is een beslissing die een proces inleidt’

Bekering is geen doel op zichzelf, maar leidt een proces in. Een proces van verandering die op gang komt wanneer je de Heer Jezus als Heiland en Heer in je leven hebt aanvaard. ‘Jezus in je hart, revolutie in je leven’ was in de jaren tachtig van de vorige eeuw een bekende slogan in de evangelische wereld. Waarmee duidelijk wordt wat het proces wil gaan betekenen! ‘Gij geheel anders, gij hebt Christus leren kennen’ (Ef.4:20). Bekering is een eerste stap in de aanloop tot discipelschap. Petrus’ bekering had plaatsgevonden doordat zijn broer Andreas hem tot de Heer Jezus had geleid (Joh.1:42). Deze ontmoeting was een beslissend voor Petrus omdat hij vanaf dat moment niet meer wilde leven naar de begeerten van de mensen, maar hij wilde de overige tijd niet meer leven in het vlees, maar naar de wil van God, zo zegt Petrus het zelf in zijn eerste brief (1Petr.4:2). Dat nieuwe leven om naar de wil van God te leven, kreeg pas echt gestalte toen hij geroepen werd tot een fulltime dienst tijdens die wonderbaarlijke visvangst op het meer van Gennézareth (Luk.5:10-11). Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes hadden de Heer Jezus al een jaar eerder ontmoet (Joh.1:35-42), en hadden Hem voor een korte tijd gevolgd, maar waren daarna teruggegaan naar hun oude beroep.

We gaan even een uitstapje maken naar het evangelie naar Lukas, waar we in hoofdstuk 5 lezen we over de roeping van de eerste discipelen door de Heer Jezus, toen ze aan het vissen waren. Hij roept hen op om alles te verlaten en Hem te volgen. Het is mogelijk dat zeven van de discipelen ook werkelijk vissers waren (Joh.21:2), en dat was wellicht niet zonder reden. Bijvoorbeeld lezen we daar dat de discipelen de netten aan het wassen waren voor een volgende vangst, nadat ze de hele nacht zich hadden ingespannen en niets hadden gevangen (Luk.5:5). Hieruit blijkt hun volharding, die ze nodig zouden hebben in hun latere dienst als ‘vissers van mensen’! Verder weten vissers hoe ze moeten samenwerken, ze geven niet vlug op, ze zijn doorzetters en harde werkers. Dat zijn uitmuntende en noodzakelijke kwaliteiten voor discipelen van de Heer. Die kwaliteiten kwamen later van pas toen de apostelen uitgingen om het Evangelie te verspreiden na de hemelvaart van de Heer Jezus. En dat de verkondinging van het evangelie werkelijk niet zo gemakkelijk ging, blijkt wel uit het verslag dat het boek Handelingen ons verstrekt. Bij deze roeping en visvangst vinden we Petrus als woordvoerder van de andere discipelen. Op het voorstel van de Heer Jezus om naar de diepte te varen en daar hun netten uit te werpen, antwoordde Petrus: ‘Op uw woord echter zal ik de netten uitwerpen’. Zo geschiedde en zij vingen een grote massa vissen, zodat de beide schepen bijna zonken. Hier toonde Petrus zich op zijn best door aan de knieën van de Heer Jezus te vallen, te erkennen dat hij een zondig mens was en de Heer Jezus de eer voor deze grote vangst te geven. Als succes je nederig maakt, dan beurt een nederlaag je op. Als succes je ‘opblaast’, dan zal een nederlaag je onderuithalen. Dat was het begin van Petrus’ loopbaan als apostel, die begon aan het meer van Gennézareth en eindigde in Rome, zoals we weten. Door geloof liet Petrus alles achter en volgde de Heer. De latere belofte van Petrus dat hij bereid was vóór en mét de Heer te sterven, kwam ook tot vervulling. Later zegt de Heer Jezus tegen hem: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg je: toen je jonger was, gordde jij jezelf en wandelde je heen waar jij wilde; maar wanneer je oud zult zijn, zul je je handen uitstrekken en een ander zal je gorden en je brengen waarheen je niet wilt. En dit zei Hij om aan te duiden met wat voor een dood hij God zou verheerlijken. En nadat Hij dit had gezegd, zei Hij tot hem: Volg Mij!’ (Joh.21:18-19). Tot dusver had Petrus levende vissen gevangen die stierven en als voedsel dienden, nu zou hij dode vissen – zondaars – vangen, die zouden leven!

Petrus’ uitspraken

‘Om met het voornemen van hun hart bij de Heer te blijven’ (Hand.11:23).

Wedergeboorte brengt een zondaar in gemeenschap met God en de Heer Jezus, maar die gemeenschap moet onderhouden worden anders bestaat het gevaar dat je uit elkaar groeit. Dat is in een huwelijksrelatie zo, maar ook in een relatie met God en/of de Heer Jezus. Petrus, die eens aan de knieën van de Heer Jezus had gelegen, verwijderde zich steeds meer van de Heer Jezus in deze laatste periode van Jezus’ leven. Was hij zich daarvan bewust? Zoals reeds vermeld, is bekering een daad die leidt tot een proces, namelijk het proces van geestelijke groei. Christus moet gestalte in u en mij krijgen, Hij moet meer en ik moet minder worden; niet meer mijn ik maar Christus leeft in mij! Dat proces verloopt meestal niet zo gemakkelijk, daarvoor hoeven we maar te denken aan de gelijkenis van de zaaier en het zaad (Mark.4:1-20). Petrus heeft dat goed begrepen, want hij maant de gelovigen later in zijn leven aan om ‘op te groeien in de genade en kennis van de Heer Jezus’ (2Petr.3:18). Waarom zegt hij dat? Tegen planten hoef je niet te zeggen dat ze moeten groeien, dat doen ze gewoon. Bij mensen moet dat echter wel, omdat wijzelf de groei kunnen bevorderen of vertragen, afhankelijk van onze geestelijke houding. Daardoor kan de gemeenschap die we met de Heer Jezus hebben in gevaar lopen en verstoord worden. Hoe moeilijk dat is blijkt wel uit Petrus’ eigen leven! Hij had ooit eens tegen de Heer Jezus gezegd: ‘Ook al moest ik met U sterven, ik zal U geenszins verloochenen’ en ‘Al zullen allen over U ten val komen, ik zal nooit ten val komen’, maar hij moest al erg snel ervaren dat hij deze woorden niet waar kon maken.  Petrus verwijderde zich geleidelijk aan steeds meer van de Heer Jezus. Toen Petrus door de Heer Jezus geroepen werd, had Hij gezegd: ‘Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken’ (Mat.4:19). Maar het duurde niet lang of Petrus liep vooraan; beter gezegd, hij liep de Heer Jezus vóór de voeten. De Heer moest tegen hem zeggen: ‘Ga weg, achter Mij!’ (Mat.16:23). Ziet u de verwijdering aankomen? Jezus had Petrus geroepen om achter Hem aan te lopen (Mat.4:19, maar nu liep hij voor de Heer uit (Mat.16:23)) en later volgde hij de Heer vanuit de verte (Mat.26:58), we lezen daar; ‘Zij nu die Jezus hadden gegrepen, leidden Hem weg naar Kajafas, de hogepriester, waar de schriftgeleerden en de oudsten waren bijeengekomen. Petrus nu volgde Hem uit de verte! Niet veel later was het Petrus die de Heer verloochende, voordat de haan kraaide! Hoe is het met onze relatie met de Heer gesteld? Allerlei zaken kunnen aanleiding zijn of worden om ons van de Heer te verwijderen, waardoor we onszelf en de Heer te kort doen. Dat is de les van Petrus’ verwijdering; laten we ze ter harte nemen.

Petrus’ verloochening – het eerste kolenvuur

Wanneer je zit in de kring van spotters (Ps.1:1), mag je ervan uitgaan dat je meegesleept wordt in het verkeerde.

Door bemiddeling van Johannes verkreeg Petrus toegang tot het voorhof waar de Heer Jezus naartoe was gebracht (Joh.18:15-18). Daar vervoegde hij zich niet bij de Heer, maar bij de anderen, de slaven en de dienaars. Het onvermijdelijke gebeurde, te midden van hen verloochende Petrus de Heer driemaal (Luk.22:17,25,26). Hoe was het zover gekomen? Jakobus leert ons dat de zonde niet zomaar uit de lucht komt vallen, maar dat er fases van verval zijn. Jakobus zegt: ‘Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt. Daarna, wanneer de begeerte bevrucht is, baart ze zonde, en wanneer de zonde volgroeid is, baart ze de dood’ (Jak.1:14-15). Er zijn een aantal gebeurtenissen aan te wijzen die hebben geleid tot Petrus’ verloochening van de Heer. Toen de Heer Jezus in gebed was in de hof van Gethsemane: ‘Vader niet mijn wil, maar Uw wil geschiede’, lag Petrus te slapen (Mark.14:37). Hij was dus niet op de hoogte van de naderende gebeurtenissen. Petrus had al eerder op een belangrijk moment in zijn leven geslapen, namelijk op de berg der verheerlijking (Luk.9:32), en in het boek Handelingen vinden we hem slapende in de gevangenis, maar daar als een heel andere Petrus en als bewijs van zijn vertrouwen in God. Petrus had een te groot zelfvertrouwen. ‘Heer, ik ben bereid met U zelfs in de gevangenis en in de dood te gaan’, had hij gezegd (Luk.22:33). Petrus had nog niet geleerd dat hij ‘zonder de Heer niets kon doen’ (Joh.15:5) en kende zijn eigen zwakheid niet. Hij kreeg vrees voor mensen op het moment dat hij zijn eerdere uitspraak, namelijk dat hij bereid was met de Heer in de gevangenis te gaan, waar had kunnen maken. ‘Vrees voor mensen spant een strik’ (Spr.29:25). In Lukas 22:54-62 lezen we het aangrijpend relaas over hoe Petrus zijn Heer verloochende. Daar liet Petrus de Heer Jezus in de kou staan, want ‘de slaven en dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen; en ook Petrus stond zich bij hen te warmen’ (Joh.18:18). Aangrijpend is echter de reactie van de Heer Jezus op zijn verloochening: ‘De Heer keerde Zich om en keek Petrus aan (Luk.22:61); en Petrus herinnerde zich het woord van de Heer, hoe Hij tot hem gezegd had: Voordat de haan vandaag kraait, zul je Mij driemaal verloochenen. En toen de haan kraaide herinnerde Petrus zich het woord van de Heer’. Eén blik van de Heer Jezus was voldoende om Petrus tot berouw te brengen, want ‘hij ging naar buiten en weende bitter’ (Luk.22:62). Dat was het eerste vuur, het vuur waar Petrus de Heer verloochende, maar gelukkig is er nog een ander vuur waarvan gesproken wordt…

Petrus’ herstel – het tweede kolenvuur

‘Toen zij dan aan land waren gegaan, zagen zij een kolenvuur’ (Joh.21:9).

Hoofdstuk 20:30-31 vormt de eigenlijke afsluiting van het Johannesevangelie, en het lijkt vreemd dat Johannes het eenentwintigste hoofdstuk er nog aan toevoegt. Er zijn daarvoor drie redenen. Ten eerste, er waren geruchten dat de discipel Johannes niet sterven zou (21:23) en door deze ‘toevoeging’ werden deze geruchten ontkracht. Ten tweede laat het ons zien dat de Here Jezus meerdere keren verscheen aan de discipelen om hen voor te bereiden op de komst van de heilige Geest (zie: Hand.1:2-3). Ten derde, en dat is nu voor ons belangrijk, moest er een openlijk herstel plaatsvinden van Petrus, die de Heer Jezus verloochend had, een herstel waarvan iedereen op de hoogte moest worden gebracht, omdat hij daarna zo’n belangrijke plaats als apostel zou gaan innemen, zoals we kunnen lezen in het boek Handelingen. De roeping van Petrus vond plaats bij het meer, maar ook zijn herstel, en daartussen lag Petrus’ verloochening. Hij had Heer Jezus verloochend bij een kolenvuur en hier aan het meer van Gennézareth wordt hij hersteld in zijn relatie met de Heer Jezus, ook bij een kolenvuur! Het kan vreemd overkomen dat Petrus zonder enig voorbehoud naar de Heer Jezus gaat, alsof er niets gebeurd is! (Joh.21:7), maar er zijn goede redenen om aan te nemen dat, op grond van een aantal Schriftplaatsen, er al een eerdere ontmoeting tussen de Heer Jezus en Petrus heeft plaatsgevonden, waarbij de dingen die verkeerd waren gegaan uitgesproken zijn geweest. We lezen immers dat de Heer Jezus eerste aan Petrus was verschenen (Luk.24:34; Mark.16:7; 1Kor.15:5). Als dat juist is, dan had er vergeving plaatsgevonden en wandelde Petrus opnieuw in het licht; de verbroken gemeenschap was hersteld. Maar er moest nog iets worden rechtgezet, want de andere discipelen wisten natuurlijk wat er voorgevallen was en zouden zich vragen hebben kunnen stellen. Vandaar dat we in het verdere gedeelte van hoofdstuk 21 het openbaar herstel van Petrus vinden. De Heer herstelt Petrus daar in het openbaar en ter bevestiging geeft hij hem de opdracht de lammeren te weiden en de schapen te hoeden.

Tenslotte

Eén zaak die we natuurlijk ook niet mogen vergeten, is dat de Heer voor Petrus gebeden heeft! ‘Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden!’ (Luk.22:32). Dat gebed heeft zeker aan Petrus’ herstel bijgedragen. Dat mag elke gelovige die in een soortgelijke situatie komt, tot troost en bemoediging zijn. ‘Christus Jezus is het die gestorven is, ja nog meer, die opgewekt is, die ook aan Gods rechterhand is, die ook voor ons bidt’ (Rom.8:34).

____________________________________________________________________________________________