'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
Ik heb het voorrecht gehad om een groot aantal keren de ‘stad van de grote Koning’, Jeruzalem te mogen bezoeken. En bijna zonder uitzondering heb ik altijd een bezoek gebracht aan de Graftuin, waarvan de toegang zich bevindt in een straat recht tegenover de Damascuspoort. De meeste toeristen bezoeken de grafkerk die door de moeder van Constantijn de Grote in 335 werd ingewijd, en hebben vaak geen weet van de zgn. ‘graftuin’. Volgens de overlevering is de grafkerk gebouwd op de plek waar Christus zowel gekruisigd, begraven en opgestaan zou zijn: het Heilig Graf. Maar in de 19e eeuw ontstonden er twijfels over de vraag of de kerk zich werkelijk op de plaats van de kruisiging bevond. Deze kruisiging zou volgens het Nieuwe Testament buiten de stadsmuren van Jeruzalem zijn voltrokken en de kerk bevond zich binnen de muren. Dit was voor de Britse generaal Gordon een reden om een nieuwe plaats aan te wijzen. Dit werd het zogenaamde Graftuin.
Aan de hand van het hierboven vermelde gedeelte uit het Johannes evangelie, heb ik in die Graftuin aan veel reisgenoten het evangelie mogen verkondigen. Centraal in die verkondiging was toch altijd weer de ontmoeting die Maria Magdalena in die tuin met de Heer Jezus heeft gehad. Dat heeft veel luisteraars aangesproken en ontroerd en misschien u ook wel door het lezen van dit artikel. Voordat we ingaan op de bespreking van die ontmoeting willen we eerst zien wat voor een vrouw Maria Magdalena was.
Haar bekering
‘Er waren er, die in donkerheid en diepe duisternis zaten, gebonden in ellende en ijzer’ (Ps.107)
Hoe Maria Magdalena tot geloof is gekomen en op wat voor een manier ze de Heer Jezus heeft ontmoet verteld de Bijbel ons niet, dan alleen dat Jezus tijdens zijn rondreis in Galilea uit Maria Magdalena zeven demonen heeft uitgedreven (Luk.8:2; Mark.16:9). Het getal zeven in de Bijbel duidt een volheid aan en het lijkt er op de Heilige Geest daardoor wil zeggen dat Maria Magdalena volledig in de macht van de vorst van de duisternis was. Maar wij mogen weten dat er Iemand is die machtiger is, en die gekomen is om hen, die in donkerheid en diepe duisternis zaten, te bevrijden uit deze situatie (Kol.1:13). ‘Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, zegt Johannes: ‘opdat Hij de werken van de duivel zou verbreken’. Jezus is degene ‘die de ellendige redt van wie sterker is dan hij’ (Ps.35:10). ‘Niemand kan het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke bindt; en dan zal hij zijn huis beroven’ (Mark.3:27). Dat is het wat de Heer Jezus heeft gedaan door in deze wereld te komen en tenslotte op het kruis van Golgotha de duivel te onttronen. ‘Hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd’ (Kol.2:15). ‘Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deelhebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en allen zou verlossen die uit vrees voor de dood hun hele leven door aan slavernij onderworpen waren’ (Heb.2:14). En zo gebeurde het dat Maria Magdalena door de Here Jezus werd bevrijd en ze overging van het rijk van de duisternis naar het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde! (Kol.1:13). Zo’n bevrijding uit de macht van duisternis is ook nu nog mogelijk voor iedereen die het evangelie gelooft en de Heer Jezus aanneemt. De apostel Paulus werd door God uitgezonden ‘Om de volken de ogen te openen, opdat zij zich bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht van satan tot God’ (Hand.26:18). Vanaf het moment van haar bevrijding zien we dat Maria Magdalena de Heer Jezus volgde, want ze wist dat Hij het Licht van de wereld was en dat wie Hem volgde geenszins in de duisternis zou wandelen (Joh.8:12).
Haar dienst
‘Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen’ (Ef.2)
Ze volgde de Heer om Hem te dienen. De bekering is een startpunt en geen eindpunt, en als we willen groeien in ons geloof dat zullen we ons leven aan Hem moeten toewijden! Op Maria Magdalena is van toepassing wat we lezen in Lukas 7:47: dat degene die veel vergeven is, ook veel liefheeft! Hoewel het niet expliciet vermeld wordt zal Maria Magdalena en de andere vrouwen met haar die Jezus dienden, mogelijk welgesteld zijn geweest omdat we lezen dat ze Hem hebben gediend met hun goederen. Denken we maar aan Chusas, een van deze vrouwen, die de echtgenote was van de zaakwaarnemer van Herodus. Maria Magdalena heeft ongeveer anderhalf jaar de Heer Jezus mogen dienen. Op die manier heeft ze Hem beter leren kennen, Hij die haar leven zo nieuw en waardevol had gemaakt! Of, zoals Paulus het uitdrukt: ‘Om Hem te kennen en de kracht van zijn opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, om hoe dan ook te komen tot de opstanding uit de doden’ (Fil.3:10). Ze heeft moeten toezien hoe haar Jezus leed en stierf voor de zonder van de wereld op het kruis van Golgotha, ook haar zonden! Ze heeft Jezus’ lijden en sterven gezien evenals de andere vrouwen die Hem waren gevolgd van Galilea en vele anderen (Mat.27:55-56; Mark.15:40-41; Luk.23:49). Wat zal er door haar heen zijn gegaan? Welke vragen heeft dat in haar op doen komen? Waar kon ze heen met haar verdriet?
Haar verdriet
‘Waarom, Here, staat Gij verre, verbergt Gij U in tijden van nood?’ (Ps.10:1)
Ze hebben de Heer weggenomen
Na de sabbat op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena op weg naar het graf waar Nicodemus en Jozef van Arimathea Jezus hadden neergelegd, om het lichaam van Jezus te balsemen. In haar verdriet zoekt ze de juiste Persoon, maar wel op de verkeerde plaats! Want wat zei de engel tegen haar? ‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, Maar Hij is opgewekt’ (Luk.24:5). Toen ze zag dat de steen van het graf was weggenomen liep ze snel naar Simon Petrus en Johannes, met de mededeling: ‘Zij hebben de Heer weggenomen uit het graf, en wij weten niet waar zij Hem hebben gelegd.’ Daarop gingen de discipelen Petrus en Johannes naar het graf en toen zij hun onderzoek hadden beëindigd gingen ze weer naar huis. Maar Maria Magdalena bleef alleen bij het graf, waar haar een bijzondere ontmoeting wachtte.
Ze hebben mijn Heer weggenomen
Waar was Jezus? Nu kwamen dan toch de tranen, ze had zich al die tijd goed gehouden, maar nu…? Vanaf haar bekering was ze in de nabijheid van de Heer Jezus geweest had ze Hem gevolgd, ze had zijn sterven gezien, zijn begrafenis en nu was Hij weg! Er zijn veel tranen in het hart die het oog nooit bereiken, met andere woorden er is veel verborgen leed, maar het werd Maria Magdalena te veel. Vergelijken we dat eens met Hanna in 1Samuël 1:16, waar we ook een vrouw zien die door de omstandigheden bitter bedroefd was geworden wegens het niet kunnen krijgen van kinderen, maar ook door het onbegrip van haar man en ook de priester Eli. Verdriet, verbittering of teleurstelling moeten we leren bij de Heer Jezus leren te brengen. Je kan veel verliezen in de wereld maar het ergste verlies is wel de afwezigheid van de Heer Jezus in je leven! En Maria Magdalena was de Heer kwijt, haar Heer! Had ze daardoor tegen de discipelen gezegd: ‘Ze hebben de Heer weggenomen’, nu maakt ze het persoonlijk door te zeggen tot de twee engelen: ‘Ze hebben mijn Heer weggenomen en ik weet niet waar zij Hem hebben gelegd’. (vs.2, 13). Was de Heer Jezus er niet; is God er niet als wij lijden? Of ligt de oorzaak bij ons omdat wij Hem niet zien, zoals dat bij Maria Magdalena het geval was? De bijbel leert ons dat ‘wij geen Hogepriester hebben die niet met onze zwakheden kan meelijden, meer Een die in alle dingen verzocht is als wij, met uitzondering van de zonde’ (Heb.4:15) ‘Want waarin Hijzelf geleden heeft toen Hij verzocht werd, kan Hij hun die verzocht worden te hulp komen.’ (Heb.2:18). Nee, de Heer is er altijd ook al ervaren we het niet. Kan het zijn dat Maria Magdalena zo opging in haar verdriet dat ze de heer Jezus door haar tranen heen niet zag, terwijl Hij toch voor haar stond! Dat is mogelijk, maar er is ook nog een andere reden en dat is dat ze met de rug naar Jezus toe stond!
Met de rug naar de Heer
Toen zij de engelen had geantwoord keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was, maar meende dat het de tuinman was (vs.14-15). Ze had met de rug naar de Heer Jezus gestaan al de tijd dat ze met de twee engelen in gesprek was! Daarna zegt ze tot de ‘tuinman’: ‘Heer, als u Hem weggedragen hebt, zeg mij waar u Hem gelegd hebt en ik zal Hem wegnemen’ (vs.15) waarna ze zich omdraait. De Heer Jezus noemt haar dan bij haar naam: ‘Maria!’, waarna ze zich weer omkeert en zij tot Hem in het Hebreeuws zegt: Rabboeni! – dat wil zeggen: Meester! De Heer Jezus was zó dichtbij geweest en toch had ze Hem niet gezien. Door haar tranen had ze Hem niet kunnen zien, maar ook had ze tot twee keer toe met de rug naar Hem toegestaan. Maar toen ze Hem zag veranderde haar verdriet terstond in blijdschap en wilde ze Hem aanraken, wat de Heer Jezus haar niet toestond. In plaats daarvan gaf Hij haar een opdracht.
Haar opdracht
‘Waarom zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, Maar Hij is opgewekt’ (Luk.24:5)
Wat een geweldige boodschap mocht Maria Magdalena de tien discipelen brengen: ‘Ga heen naar mijn broeders en zeg hun: ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God’ (vs.17). De opstanding van de Heer Jezus is een essentieel onderdeel van de evangelieboodschap (1Kor.15:1-8) en een fundamenteel onderdeel van het christelijk geloof. Het bewijst dat Jezus Christus de Zoon van God is (Hand.2:32-36; Rom.1:4) en dat zijn verzoeningswerk aan het kruis voltooid en effectief geweest is (Rom.4:24-25). Het lege kruis en het lege graf zijn Gods garanties die ons vertellen dat de schuld is betaald. Jezus Christus is niet alleen de Verlosser, maar Hij is ook de Heiligmaker (Rom.6:4-10) en de Bemiddelaar (Rom.8:34) en op een dag zal Hij terugkeren als Rechter (Hand.17:30-31).
Vanaf het allereerste begin probeerden de vijanden van de Heer Jezus het historische feit van de opstanding te ontkennen. De Joodse leiders beweerden dat het lichaam van de Heer uit het graf was gestolen. Deze verklaring is absurd, want als het lichaam werd gestolen door Zijn volgelingen, hoe deden ze dat dan? Het graf werd bewaakt door Romeinse soldaten en de steen werd verzegeld met een officieel Romeins zegel. Bovendien geloofden Zijn discipelen niet dat Hij uit de dood zou worden opgewekt (Mark.16:10) het waren verborgen vijanden die zich Zijn woorden herinnerden (Mat.27:62-66). Zij zouden het lichaam zeker niet meegenomen hebben! Het laatste wat ze wilden, was dat iemand geloofde dat Jezus inderdaad uit de dood was opgestaan. Als zijn vrienden het lichaam niet konden stelen en zijn vijanden niet, wie nam het dan mee? Misschien hadden de discipelen ‘visioenen’ van de opgestane Heer en interpreteerden ze die als bewijs voor de opstanding. Maar ze hadden niet verwacht Hem te zien, en dat is niet het soort psychologische voorbereiding waaruit hallucinaties ontstaan. En hoe kunnen meer dan 500 mensen tegelijkertijd dezelfde hallucinatie hebben? (1Kor.15:6).
Gingen de volgelingen van onze Heer misschien naar het verkeerde graf? Niet aannemelijk. Ze letten goed op waar Hij werd begraven (Mat.27:61; Mark.15:47; Luk.23:55-57). Ze hielden van de Meester en zouden niet in de war raken over Zijn rustplaats. Toen de vrouwen het graf naderden, maakten ze zich in feite zorgen over wie de zware steen zou wegrollen (Mark.16:1-3); dus ze waren bekend met de situatie. Wat betreft het dwaze argument dat Jezus niet stierf, maar alleen maar schijndood was en later weer bij bewustzijn kwam, daarover behoeft weinig te worden gezegd. Het was bewezen door veel getuigen dat Jezus dood was toen Zijn lichaam van het kruis werd gehaald. Later werd Hij levend gezien door betrouwbare getuigen. De enige logische conclusie is dat Hij Zijn belofte hield en opstond uit de dood.
Voor Maria Magdalena betekende de opstanding van de Heer Jezus de overgang van tranen naar vreugde! (Joh.20:1-18); voor de tien discipelen betekende het de overgang van angst naar moed gaan (Joh.20:19-23); en voor Thomas betekende het de overgang van twijfel naar zekerheid (Joh.20:24-31). Bij Maria Magdalena ligt de nadruk op liefde; bij de tien ligt de nadruk op hoop; en bij Thomas ligt de nadruk op geloof. Wat betekent voor u de opstanding van Jezus Christus?
Tot slot
‘Ze hebben mijn Heer weggenomen’, was wat Maria Magdalena had gezegd. Nu ze haar Heer had teruggevonden mocht ze van Hem, de Opgestane getuigen! Ze had haar Heer teruggevonden, of: Had de Heer haar opgezocht?